Rijksoverheid
27 januari 2011
Aanbieding tussenbericht onderzoek naar alternatieve
afstudeertrajecten bij Hogeschool Inholland
Hierbij bied ik u het tussenbericht van de Inspectie van het Onderwijs aan over
het lopende onderzoek naar alternatieve afstudeertrajecten bij hogeschool
Inholland.
In het Algemeen Overleg van 18 november 2010 heb ik aangegeven dat ik mij
ernstig zorgen maak over het op korte termijn weer op orde brengen van de
kwaliteit van het onderwijs bij InHolland. Ik acht het van het grootste belang om
er voor te zorgen dat de studenten van deze instelling zo min mogelijk hinder van
de problemen ondervinden.
Om dit te bewerkstelligen wil ik dat de benodigde verbeteringen inclusief het
naleven van de wet$ en regelgeving met de grootst mogelijk spoed worden
gerealiseerd. De inspectie heeft daarom, vooruitlopend op de definitieve
rapportage die in april 2011 zal verschijnen, een drietal vragen beantwoord.
De concepttekst van dit tussenbericht is door de inspectie voor hoor en wederhoor
voorgelegd aan het College van Bestuur en de (thans voormalige) Raad van
Toezicht van Hogeschool Inholland. Algemeen worden de bevindingen van de
inspectie (h)erkend. Het College van Bestuur van Inholland heeft aangegeven
geen gebruik te maken van het (wettelijk) recht om een eigen zienswijze als
bijlage te laten opnemen.
De wettelijke termijn tussen vaststelling van een inspectierapportage en
publicatie is 5 weken. Hogeschool Inholland heeft aangegeven geen bezwaar te
hebben tegen eerdere openbaarmaking van dit tussenbericht.
Allereerst vat ik samen wat de inspectie in haar tussenbericht heeft geconstateerd
alvorens mijn beleidsreactie hierop te geven en vervolgstappen te duiden.
Bevindingen inspectie
Hoe functioneerden de kwaliteitszorg en het interne toezicht van hogeschool
Inholland rond de problemen bij de opleiding MEM in Haarlem?
Dat problemen bij de opleiding MEM Haarlem zijn ontstaan en vervolgens zo groot
konden worden vindt zijn oorzaak in een combinatie van tekortkomingen in de
kwaliteitszorg, onvoldoende functioneren van planning & controlvoorzieningen en
een gebrek aan (effectief) optreden door individuen vanuit de aan hen
toegemeten verantwoordelijkheden. Dat geldt voor verschillende niveaus in de
organisatie: management en directie van de opleiding, docenten, examinatoren,
en leden van de examencommissie, het College van Bestuur en de Raad van
Toezicht. Op elk van deze niveaus heeft de controlfunctie op één of meer
momenten onvoldoende gefunctioneerd.
Is of was er sprake van ongewenste druk bij personeel?
Door een aantal medewerkers van Inholland is gerapporteerd over ongewenste
druk in verband met de beoordeling van studenten. De inspectie heeft echter
geen aanwijzingen dat leidinggevenden of collega's structurele of grootschalige
druk uitoefenen of uitoefenden op personeelsleden. Op een totaal van 2900
personeelsleden ontving de inspectie 17 signalen van personeelsleden die bij de
uitoefening van hun beroep ongewenste druk hebben ervaren. Het is moeilijk aan
te geven of dit een hoog of een laag aantal is. Enerzijds is de verhouding melders
tot het totaal aantal personeelsleden ongeveer een half procent, anderzijds is -
ook bij de garantie van vertrouwelijkheid$ de drempel om melding te doen bij de
inspectie waarschijnlijk nog steeds hoog.
Hoe staat het eind 2010 met het verbeterbeleid van de instelling?
Hogeschool Inholland treft op een breed terrein verbetermaatregelen. Het
verbeterbeleid is ambitieus en de uitvoering wordt in de verschillende lagen van
de organisatie voortvarend opgepakt. De inspectie is op een aantal punten kritisch
over de hogeschoolbrede aanpak van het verbeterbeleid: enkele belangrijke
doelen zijn onvoldoende richtinggevend geformuleerd en de doelstellingen zijn
onvoldoende geprioriteerd. Binnen het domein waar de opleiding MEM toe behoort
worden passende maatregelen getroffen om herhaling van de problemen te
voorkomen. In de gesprekken die de inspectie begin januari 2011 met Inholland
heeft gevoerd over de bevindingen in dit tussenbericht werd duidelijk dat op basis
van voortschrijdend inzicht momenteel aan het verbeterbeleid verdere invulling
wordt gegeven en dat de meetbaarheid en prioritering wordt aangescherpt.
Overige conclusies van de inspectie
Er zijn geen aanwijzingen dat het toenmalig College van Bestuur eerder op de
hoogte was van de urgentie van de problemen bij de opleiding MEM in Haarlem
dan de in het rapport van de commissie Leers vermelde datum van 21 mei 2010.
De vragen die in de Tweede Kamer hierover zijn gesteld vinden waarschijnlijk hun
oorsprong in een document van de Schoolmedezeggenschapsraad (SMR) waar het
onderwerp aan de orde is, zij het overigens niet in detail. Mogelijk heeft het
woord School in de naam Schoolmedezeggenschapsraad ten onrechte de
suggestie gewekt dat het om een hogeschoolorgaan ging. Bij vergaderingen van
een SMR is het College van Bestuur niet aanwezig; bij vergaderingen van de
Hogeschoolmedezeggenschapsraad (HMR) is dat wel het geval.
In de media en in de Tweede Kamer is aandacht geweest voor een formulier
waarin binnen Hogeschool Inholland functionerings$ en beoordelingsgesprekken
worden vastgelegd (met de resultaatsafspraak "80% van mijn student studenten
studeert in vier jaar af"). Rendementsafspraken zoals in dit programma getoond
worden in de praktijk wel gemaakt, zij het niet in isolatie en niet op grote schaal.
Voor zover na te gaan is dat alleen gebeurd bij de opleiding MEM te Haarlem,
door één manager en de opvolger daarvan. Om hier zeker van te zijn wordt het
onderwerp opgenomen in het vervolg van het onderzoek naar de naleving van
wet$ en regelgeving bij de overige nog te onderzoeken opleidingen van Inholland.
Beleidsreactie en vervolg
Ik beschouw dit tussenbericht als een belangrijk rapport om vast te kunnen
stellen welke voortgang er gemaakt wordt. Maar wel een rapport met voorlopige
bevindingen. De inspectie stelt terecht vast dat niet op voorhand uitgesloten kan
worden dat het vervolg van het onderzoek tot aanvulling of nuanceringen van de
conclusies in dit tussenbericht leidt. Definitieve conclusies kan en wil ik dan ook
pas trekken op basis van het eindrapport van de inspectie dat in april zal
verschijnen.
Ik stel vast dat Hogeschool Inholland hard bezig is om de benodigde
verbeteracties hogeschoolbreed en specifiek bij de opleiding MEM op te pakken en
de overtredingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek zoals die eerder zijn gemeld door de inspectie weg te nemen. Ook
wordt er ten volle meegewerkt aan het inspectieonderzoek. Mijn voorlopige
oordeel op basis van dit tussenbericht is dat er op dit moment al wel zaken zijn
verbeterd maar dat nog niet alles voldoet aan de standaard die verwacht mag
worden van een hogeschool. Ten aanzien van de opleiding MEM in Haarlem stelt
de inspectie vast dat het niveau erg kwetsbaar is. Dat is en blijft natuurlijk niet
acceptabel. De kwaliteit van de diploma's moet boven elke twijfel verheven zijn.
In april zal ik op basis van het eindrapport van de inspectie hierover definitieve
conclusies trekken.
Ik heb in mijn beleidsreactie van 12 november 2010 (kamerstukken 2010$2011
31288 nr. 138) op de eerdere tussenrapportage aangekondigd dat mocht het
tussenbericht van de inspectie medio januari daartoe aanleiding geven, ik
additionele sancties zou opleggen aan de instelling. Op basis van het voorliggende
tussenbericht zie ik geen aanleiding om daartoe over te gaan. Dit staat echter los
van eventuele sancties ingeval in april uit het eindrapport van de inspectie
definitief zou blijken dat er diploma's onrechtmatig zijn verstrekt.
Tot slot, op 21 januari jl. is bekend geworden dat de voltallige Raad van Toezicht
van hogeschool Inholland is teruggetreden. Hij geeft daarvoor de volgende uitleg:
"De toezichthouders willen het nieuwe College van Bestuur alle ruimte geven voor
het versterken van de organisatie en het onderwijs. Nu er een volledig nieuw
College van Bestuur is, acht de raad de tijd rijp om terug te treden. Op deze
manier neemt de raad zijn verantwoordelijkheid." Het College van Bestuur heeft
de leden E.J. Mulock Houwer en J. van der Tak gevraagd om nog even aan te
blijven als overgangs$ Raad van Toezicht. Zij zullen in samenspraak met het
College van Bestuur een nieuwe Raad van Toezicht samenstellen. Dit acht ik een
juiste gang van zaken. De wet schrijft namelijk voor dat er te allen tijde een Raad
van Toezicht dient te zijn.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra