ChristenUnie
Bijdrage Arie Slob wijziging van enige onderwijswetten inzake
samenwerkingsscholen (voortzetting)
Bijdrage Arie Slob wijziging van enige onderwijswetten inzake
samenwerkingsscholen (voortzetting)
woensdag 26 januari 2011 15:00
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar
beantwoording in eerste termijn. Ik vervang mijn collega Voordewind,
die op dit moment een debat heeft over een ander belangrijk onderwerp.
Het was voor mij wel een zekere aha-erlebnis, zeg ik in slecht
Nederlands, om hier aanwezig te zijn, omdat ikzelf de debatten in 2002
en 2004 heb mogen voeren en ik weet hoe heftig die toen waren. In 2002
hadden wij niet de vrijmoedigheid in deze Kamer om voor de eerste
lezing te stemmen; in 2004 hadden wij die uiteindelijk wel. Dat is toen
op een keurige manier verwoord door collega Mosterd, die ik toevallig
vorige week heb ontmoet, namens het CDA, de ChristenUnie en de SGP. Het
was ook mede dankzij de constructieve wijze waarop vanuit het kabinet
door de ministers mevrouw Van der Hoeven en de heer De Graaf de Kamer
was benaderd en vanuit de Kamer, met name door de heer Cornielje, onze
fracties waren benaderd. Daarbij is heel nadrukkelijk gesteld: ook al
staat het tekstueel niet in de Grondwet, de interpretatie daarvan mag
zijn -- de proeve van de wet die er toen lag, gaf daar al wat contouren
voor -- dat wij te maken hebben met een uitzondering op de regel. Die
regel was: wij houden ons duale bestel overeind.
D66, in de persoon van mevrouw Lambrechts, heeft toen in
dat debat een andere houding aangenomen, tot het eind toe. In dat
opzicht is de heer Van der Ham ook consistent geweest. Toen is al een
beetje geprofeteerd door de heer Van der Vlies dat er wel eens een
constructief amendement zou kunnen komen. Dat is gebeurd. De Kamer
heeft daarover gestemd ... Ik moet zeggen "destructief", sorry.
Constructief was het zeker niet: voor het debat wel, maar het was
destructief voor de inhoud van de wet. Ik moet dat goed zeggen. In dat
opzicht is de heer Van der Ham wel consequent geweest. Ik ben ook de
heer Elias zeer dankbaar dat hij de lijn van zijn voorganger heeft
doorgetrokken. Ons vertrouwen is in dat opzicht door deze partijen niet
beschaamd.
U weet wat er in de Eerste Kamer is gebeurd. Daar hebben
onze fracties, ChristenUnie en SGP, uiteindelijk niet de vrijmoedigheid
gehad om voor de tweede lezing te stemmen, omdat er toen in die Kamer
fracties waren die of zwegen of heel nadrukkelijk de lijn kozen die de
heer Van der Ham had gekozen. Dat geeft al aan hoe het balanceren is
geweest. Nogmaals dank ik de regering, in dit geval deze minister, en
ook de fractie van de VVD dat zij de lijn van hun voorgangers hebben
doorgetrokken, op basis waarvan wij destijds het vertrouwen hadden dat
wij voor de grondwetswijziging konden stemmen. Wat ons betreft, was het
vanwege de precaire situatie waarin scholen in bepaalde gebieden in
Nederland terecht zouden komen toch noodzakelijk om een wijziging van
artikel 23 te accepteren.
De voorzitter: Nou, mijnheer Van der Ham, allemaal complimentjes!
**
De heer Van der Ham (D66): Ja, fantastisch. Ik ben blij dat de heer
Slob zegt dat wij hierin consistent zijn geweest, zij het
tegenovergesteld. Heeft een Kamerfractie het recht om bij een tekst van
de Grondwet die ruimte laat voor nadere interpretatie, een amendement
in te dienen?
De heer Slob (ChristenUnie): Ik herinner mij een heel interessant
interruptiedebat over dit punt tussen mevrouw Lambrechts en de heer Van
der Vlies. De heer Van der Vlies zei -- ik hoor het hem bij wijze van
spreken zeggen; sommigen hebben hem meegemaakt -- dat het, als je over
een dun koord over een ravijn loopt, noodzakelijk is om met elkaar
afspraken te maken. In feite is indertijd de afspraak gemaakt dat wij
ervan mochten uitgaan dat er een bepaalde interpretatie mocht worden
gegeven van de grondwetswijziging die indertijd werd voorgesteld en die
uiteindelijk ook in tweede lezing is geaccepteerd. Dan ben je daar met
elkaar aan gebonden, vind ik. Ook een fractie als D66 heeft met dat
uitgangspunt te maken, ook al heeft zij in het debat de handen
vrijgehouden. Het was wel zo correct geweest als dat gewoon was
geaccepteerd. In dat opzicht ben ik blij met de stevige, maar terechte
woorden van de minister. Het is echt destructief wat u gedaan hebt,
mijnheer Van der Ham. Het is jammer dat u het debat er op deze wijze
mee hebt belast. Maar u bent vrij om die keuze te maken. Ook dat is
destijds in 2002 uitgesproken.
De heer Van der Ham (D66): Ik leg nog een casus voor van een
grondwetswijziging waarbij iets dergelijks heeft plaatsgevonden. Ik heb
daartoe gesproken met de hoofdrolspelers die indertijd in vak-K zaten.
Het is eigenlijk heel ongebruikelijk om een proeve van wet bij een
Grondwet te leggen. In dit geval werd het gebruikt als een handreiking
naar een aantal fracties. Die proeve van wet heeft geen bindende kracht
voor de Kamer.
Het is eerder gebeurd toen minister De Graaf het had over
de gekozen burgemeester. Hij wilde de grondwetswijziging erdoorheen
krijgen en beloofde ondershands dat het beperkt zou blijven tot een
bepaald aantal. De partij van de heer Slob is tegenstander van de
gekozen burgemeester. Die afspraak werd gemaakt tussen de fracties die
toen deel uitmaakten van de regering. Stel dat de PvdA, GroenLinks en
de SP destijds in de Eerste Kamer voor de wet hadden gestemd. Had de
heer Slob zich daarna dan in de Kamer gebonden gevoeld om dan maar in
te stemmen met de afspraak die door de coalitie was gemaakt?
De heer Slob (ChristenUnie): De heer Van der Ham heeft gelijk als hij
zegt dat het heel uitzonderlijk is wat er gebeurd is, maar het had wel
een voorgeschiedenis. Ik voerde in 2002 en 2004 het woord, maar dat was
het sluitstuk van een discussie die al jarenlang liep. Het was zelfs al
een keer zonder grondwetswijziging geprobeerd om de samenwerkingsschool
te realiseren. Uiteindelijk heeft toen de complete Kamer gezegd: dat
moeten wij niet zo doen, laten wij de koninklijke weg kiezen. Vanwege
de nood in het land, is uiteindelijk een twee derde meerderheid van de
Kamer nodig. Wij hebben elkaar toen opgezocht. De heer Cornielje heeft
daar een fantastische rol in gespeeld. Ik denk daar met heel veel
plezier aan terug. Wij hebben elkaar gezocht en gevonden en zijn tot
iets gekomen. In dat kader was die proeve nodig. De proeve had formeel
geen status, maar het was de interpretatie die je mocht geven aan de
teksten die in de Grondwet terechtgekomen zijn. Het zou uitermate
vreemd zijn geweest als wij het als een soort uitzondering in de
grondwettekst hadden opgenomen. Daar is in ieder geval niet voor
gekozen.
Het voorbeeld van de gekozen burgemeester vind ik niet
vergelijkbaar met wat hier gaande is, ook gezien de gevoeligheden rond
dit grondwetsartikel. Als wij indertijd met elkaar, oppositie en
coalitie, al zoekend tot zoiets waren gekomen -- het is theoretisch --
dan zouden wij die lijn uiteindelijk hebben doorgetrokken. De heer Van
der Ham zei dat wij tegen een gekozen burgemeester zijn. Ik zou het
liever iets positiever formuleren. Wij denken dat er betere varianten
zijn.
De heer Van der Ham (D66): Zou dan een partij als de PVV, die toen nog
niet als partij in het parlement had gezeten, gebonden zijn geweest aan
zo'n afspraak tussen die gevestigde partijen?
De heer Slob (ChristenUnie): Ik weet niet waarom de heer Van der Ham,
in ogenschouw nemend wat de standpunten van zijn partij zijn, het nu
ineens voor de PVV op gaat nemen.
De heer Van der Ham (D66): Neem dan de Partij voor de Dieren, als u dat
liever is.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb niet de indruk, rondkijkend in de
zaal, dat de Partij voor de Dieren erg veel belangstelling heeft voor
dit wetsvoorstel.
De heer Van der Ham (D66): Het gaat om het staatsrecht.
De heer Slob (ChristenUnie): Uw punt is dat fracties op dat moment niet
in de Kamer aanwezig waren, terwijl dat punt later weer terugkomt.
Natuurlijk zullen zij dan op basis van wat zij teruglezen en hoe zij de
zaken zelf vanuit hun politieke overtuiging interpreteren, tot keuzes
moeten komen. Ik ken de onderwijswoordvoerder van de Partij van de
Vrijheid inmiddels wel zo goed -- ik maak hem de laatste maanden iets
minder mee, maar in het begin wel -- dat ik denk dat hij ook wel oog
heeft voor historie en weet hoe zaken in historisch verband moeten
worden geplaatst. Dat zal ongetwijfeld ook een rol spelen bij de
uiteindelijke afweging omtrent het amendement van de heer Van der Ham.
De heer Elias (VVD): Ik zal er straks in mijn eigen termijn ook
inhoudelijk nog even op ingaan, maar de indruk moet niet ontstaan dat
hier sprake is van afspraken tussen partijen. Er was ongetwijfeld
overeenstemming tussen partijen, maar veel belangrijker is -- dat wil
ik nadrukkelijk naar voren brengen -- dat in de wetshistorie, in de
context en in de teksten rondom die grondwetswijziging een en ander
glashard is vastgelegd. Ik geef nu één voorbeeld. In de nota naar
aanleiding van het verslag bij de grondwetswijzing staat op pagina 5:
in de wet zal worden geregeld dat samenwerkingsscholen uitsluitend
mogelijk zijn bij fusie en uitsluitend indien een school onder de
opheffingsnorm komt. Dit lijkt nu een deal te zijn, maar de afspraken
waren volstrekt helder, ook in de wetsgeschiedenis. Is de heer Slob dat
met mij eens?
De heer Slob (ChristenUnie): Het woord "deal" klinkt een beetje
beladen. Het was echter niet meer dan logisch dat het toenmalige
kabinet heeft gezocht naar een zo groot mogelijk draagvlak in de Kamer.
In de huidige situatie is dat nog meer noodzakelijk, maar ook toen was
dat, aangezien een twee derde meerderheid nodig was, zeer urgent.
Uiteraard heeft dat gevolgen gehad voor de wijze waarop het kabinet in
de richting van de Kamer heeft aangegeven hoe het deze
grondwetswijziging zag. Dat is op papier gezet en dat maakt onderdeel
uit van de wetsgeschiedenis. Wij kunnen dat nu niet zomaar achteloos
aan de kant schuiven en net doen alsof het er niet is.
Wat betreft de amendementen zullen wij ons oordeel rustig
bepalen. Daarbij zullen wij de adviezen van de minister meenemen. Dat
zal in ons stemgedrag tot uitdrukking komen tijdens de stemmingen.
Arie Slob