ChristenUnie
Bijdrage Arie Slob mondelinge vragen binnenvaart
Bijdrage Arie Slob mondelinge vragen binnenvaart
dinsdag 25 januari 2011 14:00
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Al vanaf 13 januari is er door
een ongeval sprake van een ernstige stremming op de Rijn bij de Lorelei
in de buurt van Mainz. Het is inmiddels de ernstigste stremming uit de
naoorlogse geschiedenis van deze belangrijke transportader. De
doorvaart van honderden schepen die wekelijks circa 1 miljoen ton
lading vervoeren is daardoor of geblokkeerd of ernstig belemmerd. Meer
dan de helft van de geblokkeerde schepen bestaat uit Nederlandse
binnenvaartschepen. De schade is groot voor de binnenvaart en voor de
verladers. In het weekend is bekend geworden dat de stremming
waarschijnlijk nog twee weken, misschien zelfs wel vier weken gaat
duren.
Dat wisten we nog niet toen we hierover in de afgelopen week met
minister Schultz spraken. Dat brengt mij tot de volgende vragen aan de
regering.
Hoe beoordeelt de regering deze nieuwe situatie en de
huidige aanpak van de Duitsers om de stremming ongedaan te maken,
waarbij één gedeelte dus niet bevaarbaar is en het andere gedeelte wel?
Wat heeft de Nederlandse regering in de afgelopen dagen in de richting
van Duitsland gedaan? Is er bijvoorbeeld contact geweest met de Duitse
collega's en zo ja, wat heeft dat contact opgeleverd? Wordt er door
Nederland hulp verleend? Is de regering bereid om Nederlandse hulp en
expertise aan te bieden om zo snel als mogelijk en verantwoord is een
snelle doorgang van de scheepvaart te realiseren om verdere schade te
voorkomen?
*N
Minister Kamp: Voorzitter. Zoals de heer Slob al zei, is er sprake van
een ernstige situatie. Tot dusver is er geen andere herinnering dan dat
de Rijn ooit eens zes dagen gestremd is geweest. Op dit moment is al
sprake van een stremming van twaalf dagen en daar komt bij dat het,
zoals het er nu uitziet, nog minstens twee weken gaat duren. Wij
beoordelen de situatie als ernstig. Er passeren daar normaalgesproken
zo'n 500 à 600 schepen. Op dit moment kunnen er stroomopwaarts zo'n 100
schepen met veel moeite passeren. Stroomafwaarts kan er helemaal niets
gebeuren. Er is dus sprake van een zeer ernstige stremming.
Eigenlijk is alles misgegaan wat maar mis kan gaan. Ten
eerste is op dit punt in de Rijn in Duitsland geen omleidingsroute
aanwezig. Alles moet daar dus overheen. Kan het daar per schip niet
overheen, dan ligt het vervoer wat het scheepvaartverkeer betreft
helemaal stil. Ten tweede is hier sprake van een bijzonder scherpe
bocht in de Rijn, de Loreleibocht in de omgeving van Mainz. Dat is een
bekende plek voor toeristen, maar voor schippers is het een drama wat
hier gebeurt. Ten derde is de stroming op dit moment in de Rijn, met de
hoge waterstand, zeer sterk. Door die hoge waterstand was het ook
moeilijk om het reddingsmaterieel dat moet worden aangevoerd, onder de
bruggen van de Rijn door te krijgen. De mogelijkheid om eronderdoor te
gaan, is veel geringer dan normaal. Ten vierde is dit geen schip met
zand, maar met ruim 2 miljoen liter zwavelzuur. Er kunnen allerlei
rampen ontstaan als daar niet goed mee wordt omgegaan.
De Duitsers zijn hier nu mee bezig. Duitsland is natuurlijk
een land dat de zaken op orde heeft. De Rijn is voor de Duitsers bekend
terrein. Ze doen er alles aan om de zaak zo snel mogelijk in de hand te
krijgen. Wij beoordelen de aanpak door de Duitsers als het beste dat op
dit moment kan worden gedaan. Wij zijn tevreden met de informatie die
we van de Duitsers krijgen, maar we denken wel dat we mogelijk kunnen
bijdragen aan het zo snel mogelijk oplossen van het probleem. Daarom
hebben wij aangeboden om expertise van Rijkswaterstaat naar Duitsland
te brengen en mee te werken aan de oplossingen. Voor die expertise is
de kwartiermaker op dit moment onderweg. De Duitsers hebben die
ondersteuning van ons geaccepteerd. Vandaag is daar een van onze mensen
van Rijkswaterstaat aanwezig. Hij bekijkt wat hij zelf kan doen en wat
er eventueel nog aan aanvullende hulp uit Nederland kan worden
geleverd. Materiële hulp om bergingsmateriaal ter plaatse te krijgen,
is niet meer nodig. Er is een groot Nederlands bedrijf bezig met de
berging. Dat bedrijf beschikt over het materieel dat daarvoor nodig is.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp dus dat er dit weekend contact
is geweest met de Duitsers en dat de Nederlandse regering de aanpak van
de Duitsers positief beoordeelt. Wij hebben eerder, in 2007, met de
zogenaamde Rijnoeverstaten afgesproken dat er een gedetailleerd
calamiteitenplan zou worden uitgewerkt en dat op strategische locaties
langs de rivier bergingsmateriaal stand-by zou worden gehouden. Is mijn
indruk juist dat voor het gebied waarover we nu spreken, de
Midden-Rijn, deze afspraak niet of onvoldoende is nagekomen? Er gaat nu
namelijk ontzettend veel tijd overheen voordat er actief wordt
opgetreden. Misschien gaat het zelfs nog twee tot vier weken duren
voordat er een echte oplossing is. Daarvan wil ik graag een beoordeling
hebben van de Nederlandse regering.
Ik vraag de regering ook om er bij de Centrale Commissie
voor de Rijnvaart op aan te dringen om op zo kort mogelijke termijn
maatregelen te realiseren die het mogelijk maken om in geval van
incidenten sneller en effectiever een vrije doorvaart te kunnen
garanderen. Dat overstijgt het ongeluk waarover wij nu spreken; het is
breder.
Is de regering bereid, dit als een prioriteitsopdracht mee te geven aan
haar Rijnvaartcommissarissen?
Minister Kamp: Wat de heer Slob zegt, lijkt mij verstandig. Zowel wij
als alle landen die participeren in de commissie die de heer Slob
noemde, en zeker de Duitsers zelf, zullen op grond van wat er nu is
gebeurd bekijken of de afspraken voldoende waren en of die in voldoende
mate zijn nagekomen. De Duitsers zullen dat zelf willen weten en anders
zullen wij hen daar graag over bevragen in het verband dat de heer Slob
noemde. Ik weet niet of de vertraging is ontstaan door het niet tijdig
beschikbaar zijn van voldoende materieel. Ook als het materieel nog
iets eerder ter plaatse geweest zou zijn in een dergelijke situatie,
had het nog steeds enkele weken kunnen kosten om die op te lossen. Deze
ramp -- tot nu toe zes dagen, en nu misschien een stremming van al met
al drie, vier weken -- is zodanig ernstig dat er heel grondig gekeken
moet worden of onze afspraken deugden, of we onze afspraken nagekomen
zijn en wat we in de toekomst beter kunnen doen om calamiteiten als
deze te beperken.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag de Nederlandse regering om zo
snel mogelijk deze beoordeling aan de Kamer te sturen, zodat we het
debat kunnen vervolgen met de verantwoordelijk minister.
Tot slot heb ik een vraag over de schade die wordt
aangericht. De binnenvaart verkeert al in een heel zware periode
vanwege de crisis. De Nederlandse regering heeft er niet voor gekozen
om, conform adviezen, daar op de korte termijn iets aan te doen. Zij
zoekt het meer in structuuroplossingen op de lange termijn. Nu komt dit
er nog een keer overheen voor veel Nederlandse schippers. Is de
minister bereid, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de
bedrijven die met grote verliezen worden geconfronteerd -- deze lopen
snel op -- door deze stremming, financieel te compenseren en de Kamer
daarover te rapporteren? Dat is de korte termijn. Is de minister ook
bereid, internationaal overleg te starten om op termijn financiële
waarborgen te realiseren voor dergelijke calamiteiten?
Minister Kamp: Het is een zaak van betrokkenen zelf om zich tegen dit
soort calamiteiten te verzekeren. Als er schade is -- in dit geval is
die er in zeer grote mate -- zal die in eerste instantie verhaald
moeten worden op de eigenaar van het schip. Volgens een internationaal
verdrag is er een grens gesteld aan de te verhalen schade, namelijk 2,3
mln. In dat geval zullen betrokkenen naar hun eigen verzekering moeten
kijken. Als zij die verzekering niet op orde hebben, is sprake van een
ernstig probleem, mogelijk een probleem dat men in zekere mate
ingecalculeerd heeft bij de beslissing om zich daar niet tegen te
verzekeren. Ik denk niet dat ik op dit moment het perspectief kan
bieden dat de overheid daarbij een rol kan gaan spelen. Dit is de
verantwoordelijkheid voor de betrokken bedrijven zelf.
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter ...
De voorzitter: Mijnheer Slob, u bent eigenlijk door uw tijd heen.
**
De heer Slob (ChristenUnie): Maar ik heb geen antwoord op mijn tweede
vraag gekregen.
De voorzitter: Gaat uw gang. Uw tweede vraag.
**
De heer Slob (ChristenUnie): Ik vind het antwoord over de korte termijn
teleurstellend, maar ik zal mij daar even bij moeten neerleggen. Ik heb
de minister tevens gevraagd om voor de langere termijn internationaal
overleg te starten om te kijken of er financiële waarborgen zijn te
realiseren voor dergelijke calamiteiten, die er kei- en keihard
inhakken bij de betrokken schippers.
Minister Kamp: Je moet je realiseren dat een calamiteit als deze zich
gelukkig zeer zelden voordoet. Ik heb al gezegd dat een stremming zich
nog niet eerder in deze omvang heeft voorgedaan. Of het verstandig is
om daar met z'n allen een regeling voor te bespreken, kan ik op dit
moment niet inschatten. Laat ik zeggen dat ik naar aanleiding van
hetgeen de heer Slob naar voren heeft gebracht, mij zal beraden op de
vraag of er reden is om een dergelijk initiatief te nemen.
Arie Slob