La Niña neemt maar langzaam af
Koude water achter regenval Australië, Filippijnen en Zuid-Afrika
25 januari 2011 - La Niña, een periodiek optredende afkoeling van het
zeewater langs de evenaar op de Stille Oceaan, houdt de komende twee
tot vier maanden nog aan, maar de kou wordt wel langzaam wat minder.
Dat meldt de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) op basis van
verschillende modelberekeningen. De huidige La Niña is met een
afwijking van de zeewatertemperatuur van 1,5 graad onder normaal een
van de sterkste in een eeuw. De hevige regenval met overstromingen in
Australië en op de Filippijnen hangen samen met La Niña.
Maandelijkse neerslag in het gebied 28º-28º Zuid, 145º-155º Oost
(zuidelijk Queensland, rond Rockhampton) (bron: GPCC V5 dataset, t/m
december 2010 aangevuld met de GPCC monitoring en first-guess
analyses).
Maandelijkse neerslag in het gebied 28º-28º Zuid, 145º-155º Oost
(zuidelijk Queensland, rond Rockhampton) (bron: GPCC V5 dataset, t/m
december 2010 aangevuld met de GPCC monitoring en first-guess
analyses).
Ook de zware regen in Zuid-Afrika en het drogere weer in Oost-Afrika,
zuidwest Azië en het zuidoosten van Zuid-Amerika hangen waarschijnlijk
samen met La Niña. De ernstige overstromingen in Brazilië en op Sri
Lanka staan los van dit verschijnsel.
Invloed La Niña
La Niña is de tegenhanger van de warme El Niño, die eens in de 3 tot 7
jaar zorgt voor een opwarming van het zeewater in dit deel van de
Oceaan. In het afgelopen najaar ontwikkelde zich een ongekend sterke La
Niña die tegen het einde van het jaar nauwelijks minder werd. Mede
daardoor viel er in Queensland in december zo bijzonder veel regen en
is ook januari hier een zeer natte maand. Koel water in de Stille
Oceaan heeft in een groot deel van de wereld invloed op het weer en
drukt ook de wereldgemiddelde temperatuur iets omlaag. Een La Niña (en
dat geldt ook voor een El Niño) biedt de mogelijkheid voor
seizoensvoorspellingen zoals voor de komende lente. La Niña leidt in
het voorjaar vaak tot koeler weer in het noorden van Zuid-Amerika en
West-Canada, en warmer en droger weer in het zuidoosten van de
Verenigde Staten en Texas.
Zuidelijke ligging regenzone
De extreme weersomstandigheden zijn te wijten aan een zuidelijker
ligging van een regenzone die normaal gesproken in deze tijd veel regen
brengt boven zee en de eilanden ten noorden van Australië. Zo'n
situatie is in het verleden vaker voorgekomen. In januari 1974,
februari 1954 en januari 1918 vielen hier vergelijkbare hoeveelheden
regen. In twee van deze deze jaren vielen deze gebeurtenissen samen met
La Niña. Waarnemingen bieden geen aanwijzingen dat zulke gebeurtenissen
tegenwoordig vaker voorkomen dan voorheen. De gemiddelde hoeveelheid
neerslag is in zuidelijk Queensland in de afgelopen honderd jaar niet
veranderd. Ook klimaatmodellen voorspellen voor deze regio geen
bijzondere afwijkingen door de opwarming van de aarde. Er is dus geen
aanleiding om de hevige regen van 2010 in verband te brengen met het
broeikaseffect. Zware neerslag komt in dit deel van Australië gemiddeld
eens in de 30 tot 50 jaar voor, meestal pas in januari of februari. Het
jaar 2010 was volgens het Australische Bureau of Meteorology het op
twee na natste jaar in de meetgeschiedenis. Vooral in Queensland, met
name in de stad Brisbane, is de ontreddering groot. Het getroffen
gebied is ongeveer even groot als Frankrijk en Duitsland samen.
Nat klimaat
Delen van de zuidelijke en oostelijke kust van Australië zien jaarlijks
op 120 tot 160 dagen regen vallen. Het binnenland en de noordwestkust
telt maar zo'n 20 regendagen (met 0,2 millimeter of meer). Het kan er
enorm gieten zeker als een tropische cycloon passeert, vooral in
heuvelachtige gebieden. De meeste regen valt langs de noordoostkust in
een smalle strook ten zuiden van Cairns, waar vochtige lucht met
zuidoostenwind tegen de hellingen wordt gestuwd. In Tully valt
jaarlijks gemiddeld 4252 millimeter, ruim vijf keer de jaarsom van
Nederland.
KNMI-Kenniscentrum
http://www.knmi.nl/cms/content/93272/zware_regen_in_australie
Eerste uitgave: 12-01-11
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut