Centrale Raad van Beroep
Verwijtbaar gedrag bij verplichting tot re-integratie
In het kader van haar re-integratie is appellante aangemeld voor een
taaltraining Nederlands bij Top Taal. Appellante is de eerste zes
trainingen niet verschenen. Het College heeft daarin aanleiding gezien
om bij besluit van 12 juni 2007 de bijstand van appellanten met ingang
van 1 juni 2007 te verlagen met 20% gedurende een maand.
Appellanten hebben aangevoerd dat zij niet op de trainingen is
verschenen, omdat haar geloof, haar geloofsovertuiging en de cultureel
bepaalde normen zich verzetten tegen het volgen van een cursus waarbij
mannen aanwezig zijn.
De Raad stelt vast dat de door appellanten aangevoerde bezwaren strikt
persoonlijk zijn. Daaraan kan betekenis worden gehecht onder andere
indien zij zwaarwegend zijn. De Raad is van oordeel dat appellanten
onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de door hen aangevoerde
bezwaren daadwerkelijk zwaarwegend zijn. Appellanten hebben de redenen
en het gewicht van de door hen genoemde bezwaren ook ter zitting niet
onderbouwd. Ook hun stelling dat appellante in redelijkheid geen cursus
kan volgen waarbij een man aanwezig is, omdat ze zich dan niet goed kan
concentreren, is niet met bewijsstukken aannemelijk gemaakt. Daarbij
kent de Raad betekenis toe aan het feit dat appellante, gelet op het
door haar op 21 mei 2007 ondertekende Voorzieningplan, akkoord is
gegaan met het volgen van een taaltraining bij Top Taal waarbij een man
aanwezig is. De omstandigheid dat het Voorzieningplan pas achteraf door
appellante is ondertekend doet aan de beoordeling van de vraag of haar
bezwaren zwaarwegend zijn, niet af. Uit de gedingstukken blijkt verder
dat het College de mogelijkheden voor appellante om enkel met vrouwen
Nederlandse les te krijgen heeft onderzocht en dat reeds op het
intakegesprek van 16 april 2007 aan appellante is meegedeeld dat dit om
financiële redenen niet mogelijk is.
LJ Nummer
BP1432
Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 24 januari 2011 Naar boven