Centrale Raad van Beroep


Hernieuwde wijziging van vorm van bijstandsverlening naar krediethypotheek na waardestijging woning

Appellant heeft eerder bijstand in de vorm van een krediethypotheek gehad. Nadat op de overwaarde was ingeteerd is weer bijstand in de vorm van een gift verleend. Na vaststelling dat de waarde van de woning (flink) gestegen is, wijzigt het College opnieuw de vorm. Artikel 50 WWB betreft geen discretionaire, maar een gebonden bevoegdheid. Het College mag er dus geen beleid mee voeren. Dus is niet van belang of de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat dergelijk beleid bestaat. Dit artikel is niet alleen het toetsingskader bij een eerste beoordeling van de aanspraak op bijstand van een belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf. Dat artikel vormt in beginsel ook het toetsingskader indien het bijstandverlenende orgaan bij een herbeoordeling van een reeds eerder toegekende uitkering de vraag te beantwoorden heeft of de verlening van bijstand, die om niet werd verstrekt, in die vorm kan worden gehandhaafd. Er behoefde daarom geen aanleiding of wijzing van omstandigheden te zijn voor een nieuwe beoordeling. Niet snel kan worden aangenomen dat op grond van het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel een dwingende wettelijke bepaling buiten toepassing moet blijven. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem een specifieke en ondubbelzinnige toezegging is gedaan of anderszins bij hem een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de vorm van de bijstand nimmer meer gewijzigd zou worden naar die van geldlening. De enkele omstandigheid dat aanvankelijk bijstand om niet was verleend is daartoe onvoldoende. Daarbij is van belang dat de waardetoename van vermogensbestanddelen van de bijstandsgerechtigde van invloed is op, en dus relevant is voor, de bijstandsverlening. Dit volgt uit het complementaire karakter van de bijstand en de ruime omschrijving in de artikelen 31 en volgende van de WWB van middelen die de bijstandsgerechtigde behoort in te zetten om te voorzien in zijn levensonderhoud alvorens een beroep te doen op bijstand.

LJ Nummer

BP1421

Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep Datum actualiteit: 24 januari 2011 Naar boven