Persbericht
Toepassing van de nieuwste informatietechnologie is geen garantie voor een succesvolle informatie-infrastructuur.
Voor de realisatie van informatie-infrastructuren wordt innovatieve informatietechnologie vaak als onontbeerlijk gezien. Het onderzoek waarop Henk Koerten op 21 januari promoveert toont echter aan dat bij het realiseren van informatie-infrastructuren de nieuwste informatietechnologie een dergelijk project zowel kan bevorderen als frustreren. Om in de toekomst daarbij de juiste keuzes te kunnen maken introduceert hij op basis van antropologisch onderzoek een nieuw begrip: het narratieve anker. Dit is een verhalend concept dat ertoe dwingt de meest passende in plaats van de nieuwste informatietechnologie te kiezen voor de te realiseren informatie-infrastructuur.
Het onderzoek
Drie Nederlandse pogingen om een geoinformatie infrastructuur te realiseren zijn onderzocht. Twee recente projecten mislukten omdat men zich gedwongen voelde steeds de nieuwste snufjes op informatietechnologiegebied toe te passen. Dit leidde tot een constante stroom van toe te passen vernieuwingen die uiteindelijk de ontwikkeling van de informatie-infrastructuur zelf in de weg ging staan. Men kwam daardoor in een vicieuze cirkel terecht waarin een eenmaal gekozen technologie al achterhaald was op moment van invoering, waarna men op zoek ging naar weer een nieuwere technologie. Het gevolg was dat men voortdurend achter de feiten aanliep waardoor de zo gewenste infrastructuur steeds maar niet gerealiseerd werd.
Hoe anders ging het er aan toe bij de derde poging die bestudeerd is, de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), een nog steeds bestaand 35 jaar geleden gestart project om door middel van basiskaarten ruimtelijke informatie uit te wisselen. Die basiskaart, eigenlijk niet meer dan een set afspraken over hoe die kaart eruit moet zien, is de kern van het succes. Basiskaarten kunnen met verschillende technologiën worden gemaakt zodat voor de GBKN al naar gelang de behoefte zowel innovatieve als meer conservatieve technologieën afwisselend zijn toegepast.
De relatie tussen een informatie infrastructuur en innovatieve technologie
Terwijl men bij de twee mislukte geoinformatie-infrastructuren innovatieve technologie als onontkoombaar zag, vormden bij GBKN niet technologie maar basiskaarten de oplossing. Bij die basiskaarten werd door de tijd wisselende, passende technologie gezocht. Die basiskaarten vertellen eigenlijk het verhaal van de oplossing voor een probleem, dit is door de promovendus theoretisch vertaald als een narratief anker, een begrip dat aangeeft wat er als oplossing gerealiseerd moet worden en dat losstaat van de te gebruiken technologie.
Het narratieve anker als succesfactor
Het narratief anker kan als een universeel begrip worden beschouwd waarin de essentie van de te realiseren informatie-infrastructuur besloten ligt: waar die voor dient, wat je er mee kunt, welk probleem ermee wordt opgelost en hoe dat wordt gedaan. Het onderzoek laat zien dat in plaats van innovatieve technologie als oplossing te zien iedere nieuw te ontwikkelen (geo-)informatieinfrastructuur een narratief anker zou moeten hebben om zo duidelijk te maken welk probleem wordt aangepakt en hoe het wordt aangepakt, waarna men er vervolgens een passende technologie bij kan zoeken.
Theoretisch gestuurd antropologisch onderzoek: de narratieve methode
Deze onderzoeksresultaten waren alleen mogelijk door met een neutrale blik-van-buiten antropologisch onderzoek te doen. Van de casussen binnen de Nederlandse geoinformatiesector zijn etnografieën gemaakt op basis van observaties, interviews en analyses van artikelen in vaktijdschriften. Met behulp van narratieve theorieën is deze methode ingekaderd, om de verhalen die verteld worden zo objectief mogelijk in perspectief te plaatsen.
CV Henk Koerten
Henk Koerten (1961) is in Sneek geboren en getogen in Woudsend, Friesland. Na het behalen van het MAVO-4 diploma in Balk (1977), ging hij naar de Middelbare Technische School (MTS) in Sneek om daar een diploma in elektronica (1981) en energietechniek (1982) te behalen. Zijn militaire dienst (1982-1983) vervulde hij als radio-onderhoudsmonteur in UNIFIL in Libanon. Daarna ging hij in 1984 naar Getronics Service in Amsterdam waar hij functies vervulde als Field Service Engineer, Resident Engineer en Service Team Coordinator. Daarna werkte hij 1995 tot 2001 als systeembeheerder en als ICT beleidsmedewerker bij de gemeente Zandvoort. In 1993 begon hij een deeltijdstudie Arbeids- en organisatiesociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Na als specialisatie gekozen te hebben voor Organisatie en ICT volgde hij de Masterclass Organisatieadvies en deed hij voor zijn doctoraalscriptie vergelijkend onderzoek naar gemeentelijk ICT beleid, waarna hij in 2000 afstudeerde. Zijn academische carrière begon in 2001 bij de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar hij bestuurskundig onderzoek deed en organisatiekunde doceerde. Hij nam deel aan een team dat onderzoek deed naar topstructuren van Nederlandse ministeries en hij assisteerde bij een onderzoek naar adviesraden van de Nederlandse regering. In 2005 kreeg hij een aanstelling als promovendus bij onderzoeksinstituut OTB van de Technische Universiteit Delft. Hij nam deel aan de Nethur onderzoeksschool (2005-2008) alsook aan de Vespucci Summer School in Florence, Italië (2007). Ook zat hij binnen OTB in het oprichtingsbestuur van de OTB-promovendiraad (2006-2008) en was lid van de onderwijscommissie (2006-2009).
De promotieplechtigheid en de voorafgaande inleiding zijn op vrijdag 21 januari 2011 vanaf 12.00 uur rechtstreeks te volgen via TU Delft Collegerama
Noot aan de redactie/
Technische Universiteit Delft