Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad doet 21 januari 2011 uitspraak in jaarrekeningprocedure over havenpensioen

Achtergrond
Werkgevers en vakbonden in de haven in Rotterdam hadden de pensioenverzekeringen voor de havenwerknemers ondergebracht in de stichting Pensioenfonds voor de Vervoer- en Havenbedrijven (Stichting PVH). Die Stichting PVH hebben zij later omgezet in een naamloze vennootschap, uiteindelijk de commerciële pensioenverzekeraar Optas N.V. In 1996 hebben werkgevers en vakbonden besloten om de aandelen in Optas N.V. onder te brengen bij Stichting Optas. Aegon heeft in 2007 Optas N.V. van Stichting Optas gekocht en daarvoor EUR 1,5 miljard aan Stichting Optas betaald. De havenwerknemers, verenigd in de Stichting Belangenbehartiging Pensioengerechtigden van de Vervoer- en Havenbedrijven (Stichting BPVH), menen dat zij recht hebben op dat geld ter verbetering van hun pensioenaanspraken. Daarover was een conflict ontstaan met Stichting Optas. Stichting BPVH en Stichting Optas hebben inmiddels een schikking bereikt. Bij het omzetten van een stichting in een N.V. ontstaat op grond van de wet (art. 2:18 lid 6 Burgerlijk Wetboek) een zogeheten beklemd vermogen. Toen stichting PVH werd omgezet in Optas N.V. is in 1997 zo'n wettelijk beklemd vermogen ontstaan. Dit beklemd vermogen mag zonder toestemming van de rechter niet anders worden besteed dan vóór de omzetting in de statuten van Stichting PVH was voorgeschreven.

Volgens Aegon is dat wettelijk beklemd vermogen het saldo van alle vermogensbestanddelen op het moment van de omzetting van Stichting PVH. Dat saldo bedroeg per eind 2007 ongeveer EUR 770 miljoen. Zo is het ook in de jaarrekeningen van Aegon opgenomen.
Volgens Stichting BPVH is niet dit gefixeerde saldo, maar het gehele vermogen (alle activa en passiva) van de omgezette stichting beklemd. Het hele vermogen van Stichting PVH was bijeengebracht voor de pensioenen en na omzetting is dat hele vermogen volgens Stichting BPVH wettelijk beklemd. De gedachte daarachter is dat het hele vermogen aan de verbetering van de pensioenen moet worden besteed.

Stichting BPVH is een zogeheten jaarrekeningprocedure bij de ondernemingskamer in Amsterdam begonnen tegen Aegon. Volgens Stichting BPVH is door de omzetting van Stichting PVH in Optas N.V. het hele vermogen van Optas N.V. beklemd. Het vermogen van Optas N.V. bedraagt EUR 1,7 miljard. Dat vermogen is volgens Stichting BPVH beklemd en mag Aegon in haar jaarrekeningen over 2007 niet bij haar eigen vermogen meetellen. Daardoor zou het resultaat van het vermogen van Aegon EUR 1,7 miljard te hoog zijn voorgesteld. Stichting BPVH heeft de ondernemingskamer verzocht Aegon opdracht te geven haar jaarrekeningen hieraan aan te passen.

De procedure bij de ondernemingskamer
De ondernemingskamer heeft op 5 augustus 2009 (LJN BJ4684) het verzoek van Stichting BPVH afgewezen. Volgens de ondernemingskamer is het beklemd vermogen ad EUR 770 miljoen van de in Optas N.V. omgezette stichting PVH op juiste wijze in de jaarrekeningen van Aegon over 2007 weergegeven.

De procedure bij de Hoge Raad
Stichting BPVH heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de ondernemingskamer van 5 augustus 2009. Advocaat in cassatie is mr. K.G.W. van Oven in Den Haag. Behandelend advocaten zijn mr. R.B. Gerretsen, advocaat in Rotterdan en mr. F.E. Vermeulen, advocaat in Amsterdam.

Aegon heeft in cassatie verweer gevoerd. Advocaten zijn mr. R.S. Meijer in Den Haag en mr. W.H. Baren in Amsterdam.

Op 21 oktober 2010 heeft advocaat-generaal mr. P. Vlas in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van de ondernemingskamer in stand te laten.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad zal op vrijdag 21 januari 2011 om 10.00 uur uitspraak doen. Van 10.15 tot 12.00 uur is persraadsheer mr. Willem van Schendel via onderstaand telefoonnummer beschikbaar voor het geven van toelichting.

Den Haag, 21 januari 2011
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
Tel. 070-3611262


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 18 januari 2011 Naar boven