Rijksoverheid
Antwoorden op Kamervragen over kosten lobby in de zorg
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van der Veen en
Bouwmeester (beide PvdA) over 1 miljard kosten voor lobbyen in de zorg
(Ingezonden 22 oktober 2010).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. drs. E.I. Schippers
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden van der Veen en Bouwmeester
over 1 miljard kosten voor lobbyen in de zorg.
(Ingezonden 22 oktober 2010)
1
Bent u op de hoogte van het onderzoek van de heer Lamping, dat aangeeft dat
ruim een miljard euro belasting- en premiegeld wordt uitgegeven aan lobbyen in
de zorg? 1)
Ik heb kennis genomen van het onderzoek van de heer Lamping, destijds
verbonden aan de Universiteit van Tilburg, die het functioneren van intermediaire
organisaties binnen de Nederlandse gezondheidszorg heeft onderzocht. De
conceptweergave van zijn onderzoek 'patients in the lead, the public in need', an
evaluative study of the system of intermediate organizations in Dutch health care'
heb ik bijgevoegd.
2
Wat is uw mening over deze uitkomst? Schrikt u van de hoogte van het bedrag
dat niet aan directe zorg wordt besteed of was u op de hoogte van het feit dat zo
veel belasting- en premiegeld niet aan directe zorg wordt besteed?
Mocht uit onderzoek blijken dat uit belasting- en premiemiddelen één miljard euro
zou worden besteed aan lobby-activiteiten, dan zou ik daarvan schrikken.
Echter, daar richt het onderzoek zich niet op. Het onderzoek had ten doel vast te
stellen welke informatiestromen er bestaan tussen de diverse organisaties die wel
in de zorg actief zijn, maar zich niet bezig houden met directe patiëntenzorg.
De ruim 200 onderzochte organisaties dragen bij aan een groot aantal zaken die
de directe zorgverlening dienen, zoals kwaliteitsverbetering, richtlijnontwikkeling,
belangenbehartiging, toezicht, advisering, deskundigheidsbevordering en
onderzoek. In het onderzoek is onderzocht welke contacten organisaties met
elkaar hebben en welke informatie zij op vier thema's (financiën, kwaliteit, de
toegang tot zorg en farmacie) onderling uitwisselen. Deze organisaties lopen
uiteen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de diverse zorg-zbo's tot de
diverse wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en
brancheorganisaties. Een deel van deze organisaties wordt uit private middelen
gefinancierd. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 7.
3
Hoe is het mogelijk dat organisaties als GGZ Nederland en de Nederlandse
Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) met publiek geld wordt gefinancierd, het beste
op de hoogte zijn van informatie over geld, opleidingen en kwaliteit, terwijl
toezichthouders letterlijk en figuurlijk aan de zijlijn staan?
4
Wat is uw mening over het feit dat een organisatie als de NVZ over meer
informatie ten aanzien van kwaliteit van zorg beschikt dan de toezichthouders en
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)?
Het onderzoek geeft weer welke contacten organisaties met elkaar onderhouden
en welke informatie zij onderling uitwisselen. In het onderzoek wordt
geconcludeerd dat vooral NVZ en GGZ Nederland qua kennisdeling binnen het
netwerk van de intermediaire organisaties in het centrum staan en dat zij vaak
door andere organisaties worden benaderd om informatie uit te wisselen. Denk
bijvoorbeeld aan een benchmark onder hun leden. Het type informatie dat voor
toezichthouders van belang is, is van een andere aard. Op basis van de WTZi, de
Wet marktordening gezondheidszorg en de Kwaliteitswet zorginstellingen ligt vast
welke toezichtinformatie aan toezichthouders moet worden verstrekt.
5
Deelt u de mening dat het verontrustend is dat lobbyclubs kennelijk over meer
informatie beschikken dan toezichthouders? Zo ja, wat kunt en gaat u hieraan
doen om dit in balans te brengen?
Neen, de ruim 200 organisaties die in het onderzoek zijn betrokken, hebben
verschillende doelstellingen en voeren verschillende activiteiten uit. Zij hebben
voor de eigen taken specifieke informatie nodig die voor andere organisaties vaak
niet relevant is. Daarbij heeft niet iedere organisatie evenveel informatie nodig.
Toezichthouders hebben specifieke toezichtinformatie nodig. Op basis van de
WTZi, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Kwaliteitswet zorginstellingen
is die informatie voor de toezichthouders beschikbaar. Overigens onderken ik wel
het belang van een constructieve bijdrage van intermediaire organisaties op basis
van hun praktijkkennis bij de ontwikkeling van beleid.
6
Wat is uw mening over het feit dat er in Nederland ruim 400 lobbyclubs bestaan?
Vindt u het zinnig dat vrijwel elk specialisme in de zorg een eigen lobbyclub heeft
die opkomt voor de eigen belangen? Bent u van mening dat de wens om de eigen
belangen te behartigen ten koste gaat van het belang van de patiënt? In hoeverre
is hier op dit moment sprake van?
Ik ben niet verrast door het aantal intermediaire organisaties dat we in Nederland
hebben. Zo is mij bekend dat er alleen al ruim 200 organisaties bestaan waarin
patiënten, gehandicapten en ouderen zich hebben verenigd om de eigen belangen
te behartigen, informatie te delen en lotgenotencontact mogelijk te maken. Ook
ieder medisch specialisme kent zijn eigen wetenschappelijke beroepsvereniging.
Andere professionals in de zorg hebben eveneens eigen verenigingen. Deze
beroepsverenigingen hebben vooral tot taak het bewaken, het bevorderen en het
optimaliseren van de vakinhoudelijke kwaliteit van hun zorgverlening. Hun
activiteiten, zoals het opstellen van richtlijnen, komen de kwaliteit van zorg voor
de patiënt ten goede. Uit het onderzoek blijkt overigens dat de organisaties die de
patiënt vertegenwoordigen goed gepositioneerd zijn binnen het netwerk van
intermediaire organisaties. Ik heb dus geen reden om aan te nemen dat het
gegeven dat er voor bijna ieder specialisme een eigen beroepsvereniging is ten
koste gaat van het belang van de patiënt.
7
Op welke wijze verloopt de financiering van de verschillende lobbyclubs precies?
Hoeveel van het GGZ budget wordt besteed aan lobby-activiteiten en welk deel
wordt besteed aan directe zorg aan patiënten/cliënten? Kan van de verschillende
grote lobbyclubs worden toegelicht hoe deze precies worden gefinancierd en welk
deel van het voor deze vorm van zorg beschikbare geld wordt besteed aan lobby-
activiteiten, respectievelijk aan directe zorg?
De financiering van de verschillende soorten intermediaire organisaties die in het
onderzoek betrokken zijn, verschilt onderling. De in het artikel genoemde
overheidsinstanties worden vanzelfsprekend uit overheidsmiddelen gefinancierd.
Dit zijn onder meer de NMa, NZa, Inspectie voor de Gezondheidszorg,
Arbeidsinspectie, RVZ, CAK, CvZ en ZonMW. De kosten die hier jaarlijks mee
gemoeid zijn betreffen ca. 60% van de genoemde 1 miljard. Voor de financiering
van gebruikers van zorg (ruim 200 patiënten-, gehandicapten-, en
ouderenorganisaties) bestaat een subsidieregeling (Subsidieregeling PGO). De
pgo-organisaties ontvangen ca. 42 miljoen euro per jaar uit de publieke middelen
op basis van deze subsidieregeling. Daarnaast worden deze organisaties ook uit
contributie, sponsoring en private donaties gefinancierd.
De organisaties van zorgaanbieders (NVZ, GGZ Nederland, Actiz e.a.) worden
grotendeels gefinancierd uit contributies van zorgaanbieders. Soms ontvangen zij
voor bepaalde projecten een subsidie, maar dit betreft dan projecten die bijdragen
aan algemene doelstellingen van de overheid.
De organisaties van zorgprofessionals tot slot, worden betaald uit de contributies
van de professionals zelf en mogelijk ook door sponsoring en private donaties.
Grofweg kan worden gesteld dat ca. 60% van de 1 miljard uit publieke middelen
wordt gefinancierd, maar dat dit geld is dat niet aan lobby-organisaties wordt
uitgegeven maar aan toezichthouders en agentschappen.
Wat betreft de GGZ was het totale budget in 2010 (zowel Zvw als AWBZ) ruim
¤ 5.8 miljard. De leden van de brancheorganisatie GGZ-Nederland betalen ¤ 7.8
miljoen aan contributie. Dit is slechts een klein gedeelte van het gehele budget
van de GGZ. (0,15%)
8
Deelt u de mening dat deze grote hoeveelheid belasting- en premiegeld in eerste
instantie aan directe zorg en vervolgens aan onafhankelijk toezicht door de IGZ
besteed zou moeten worden? Zo ja, welke mogelijkheden en instrumenten heeft u
om hiervoor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
Het is voor mij lastig deze vraag met ja of nee te beantwoorden omdat deze ervan
uitgaat dat er 1 miljard euro belasting- en premiegeld wordt uitgegeven aan
lobby-organisaties en dat de IGZ geen deel uitmaakt van de organisaties waaraan
deze middelen worden besteed. Zoals blijkt uit de eerdere antwoorden is dit niet
het geval. Voor zover belasting- en premiegeld worden aangewend voor
intermediaire organisaties gaan deze middelen in principe naar organisaties en
activiteiten die het algemeen belang dienen zoals toezicht, transparantie,
kwaliteitsverbetering, richtlijnontwikkeling en onderzoek.
9
Kunt u uiteenzetten wat naar uw mening de functie en het nut van de
verschillende lobbyclubs op dit moment is en wat naar uw mening deze functie
zou moeten zijn?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief en het bijgevoegde
artikel.
10
Bent u bereid, zodra het onderzoek van de heer Lamping beschikbaar is, de
Kamer uitgebreid te informeren over uw standpunt ten aanzien van de resultaten
van dit onderzoek daarbij aan te geven in hoeverre u deze situatie gewenst vindt,
welke veranderingen er naar uw mening plaats zouden moeten vinden en welke
mogelijkheden om een en ander te veranderen er voorhanden zijn?
Ik ga er van uit dat ik met deze brief en deze antwoorden hieraan heb voldaan.
1) Onderzoek Universiteit van Tilburg.