Universiteit van Tilburg

Persbericht 14 januari 2011

Adolescente moeders op zoek naar erkenning

Meisjes die in hun tienerjaren zwanger raken, worden in hun omgeving vaak veroordeeld en voelen zich miskend. Uit onderzoek van promovenda Sabrina Keinemans blijkt dat goede steun, vooral uit informele netwerken, van groot belang is voor deze moeders. Kenmerken van goede verzorgers zijn dat ze nabij en beschikbaar zijn en de jonge moeders niet veroordelen.

Wetenschappelijk onderzoek naar adolescente moeders concentreerde zich tot nu toe vooral op hun veronderstelde problemen. Zo wordt bijvoorbeeld aangenomen dat het jonge moederschap negatieve gevolgen heeft voor de levensloop van de moeders of van hun kinderen.

Keinemans wilde de (voornamelijk autochtone) moeders zelf aan het woord laten en meer van hun leefwereld in kaart brengen om daarmee kennis op te doen die de zorg, hulp en educatie aan deze groep kan verbeteren. Zij sprak daartoe uitgebreid met vele van hen en vond dat ze ongelukkig zijn met stereotypen over het gebrek aan morele competenties en zelfredzaamheid. Maatschappelijke opvattingen over gebrek aan ouderschapskwaliteiten en seksualiteit spelen hierbij ook een rol. De jonge moeders willen aantonen dat ze in staat zijn hun kind goed te verzorgen, een goede dochter en een respectabel burger te zijn.

Aanbevelingen
Daarbij is de aanwezigheid van informele netwerken (met name de rol van de moeder van de meisjes) cruciaal. Naast praktische hulp zijn adolescente moeders er vooral bij gebaat dat er niet over hen geoordeeld wordt. Dat geldt zowel voor familie als voor professionele hulpverleners. Keinemans stelt dat goede hulp gebaseerd is op een relatie waarmee de verzorger zich beschikbaar stelt, nabij is en niet oordeelt.

Sabrina Keinemans (1980, Den Bosch), studeerde Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Zij werkt als onderzoekster bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht en is eindredacteur van het Journal of Social Intervention: Theory and Practice. De publicatie van haar onderzoek is mede gefinancierd door de Hogeschool Utrecht.


Universiteit van Tilburg