Rijksoverheid
18 januari 2011
Antwoorden op inbreng verslag SO Dioxinebesmetting in Duitsland, 13 januari 2011
Geachte Voorzitter,
Hierbij ontvangt u mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de antwoorden op de inbreng van de vaste Kamercommissie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op het verslag SO Dioxinebesmetting in Duitsland. Het betreft vragen en opmerkingen van leden van de fracties van achtereenvolgens het CDA, de SP, D66 en de Partij voor de Dieren. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA 1. Op 24 december 2010 heeft het Nederlandse diervoederbedrijfsleven de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) geattendeerd op een dioxine incident in Duitsland, met een mogelijek relatie naar Nederland. Is dat de normale procedure? Is er een stroomschema beschikbaar wat te doen bij deze incidenten? In de Europese Unie is een netwerk ingesteld voor snelle waarschuwingen, voor kennisgevingen van het bestaan van een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens die verband houden met een levensmiddel of diervoeder (Rapid Alert System for food and feed (
RASFF)). Dit netwerk is vastgelegd in artt. 50 t/m 52 van de Algemene Levensmiddelenverordening (EG) nr. 178/2002. In dit netwerk worden feitelijke waarschuwingen ingebracht en aan alle lidstaten gemeld. Op 24 december 2010 werd de nVWA geïnformeerd over een gerucht. Op dat moment heeft de nVWA besloten niet af te wachten op een formele melding via het RASFF, maar contacten in Duitsland te benaderen voor nadere informatie. 2. In dit geval is door de Nederlandse instanties aan de bel getrokken, bij onze oosterburen. Hoe is dit in andere landen geregeld? Is de controle daar ook zo scherp als hier in Nederland? Ik vind het verheugend om te constateren dat het Nederlandse bedrijfsleven alert heeft gemonitord en adequaat heeft geopereerd. Een overzicht hoe (scherp) in andere lidstaten gecontroleerd wordt, ontbreekt mij.
Wel kan ik u mededelen dat de controles in alle lidstaten aan de controleverordening (EG) nr. 882/2004 moeten voldoen. Vanuit de Europese Commissie wordt door de Food and Veterinary Office hierop toezicht gehouden. 3. De nVWA heeft bij gebrek aan officiële berichtgeving direct hierop contact gezocht met de Duitse autoriteiten en met de Europese Commissie (EC) voor afstemming en nadere informatie. Welke procedures gelden hiervoor op Europees niveau? In dit geval is er sprake van directe "informele" contacten die gebruikt worden om een bericht nader te verifiëren. Hiervoor bestaan geen officiële procedures. 4. Hoe wordt in dergelijke gevallen omgegaan met kosten? Is het mogelijk een deel van de kosten die Nederlandse instanties door problemen bij de Duitsers maken, op dit Duitse bedrijf te verhalen? Toezicht en handhaving zijn een verantwoordelijkheid van de overheid. De kosten komen hier voor rekening van de overheid. 5. De nVWA heeft in het belang van de volksgezondheid, continu
en intensief samengewerkt met de Duitse en Europese autoriteiten om de aard en ernst van de melding te onderzoeken. Geldt een draaiboek op Europees niveau? In eerste instantie wordt via het RASFF-systeem informatie uitgewisseld. Waar nodig heeft de nVWA buiten deze officiële kanalen informatie gezocht en uitgewisseld. Hiervoor geldt geen draaiboek op Europees niveau. Wel is er zo vaak als nodig een overleg tussen alle lidstaten over diervoeders (Standing Committee on the Food Chain and Animal Health (SCoFCAH), dat georganiseerd wordt door de Europese Commissie. 6. Welke expertise op Nationaal of Europees niveau is naast RIKILT beschikbaar en eventueel door de nVWA betrokken om de mogelijke bron van de contaminatie te achterhalen? De expertise op het gebied van dioxines in Nederland ligt bij het Rikilt (Nationaal Referentie Laboratorium voor dioxines) en de nVWA. Voor zover noodzakelijk kan ook contact met het Europees Referentie Laboratorium voor dioxines in Freiburg worden opgeno
men. 7. Hoe kan het dat een Nederlandse tussenhandelaar technische vetzuren doorlevert aan een Duits vetverwerkingsbedrijf die deze vervolgens kan verwerken in de levensmiddelen- of diervoedersector? Is er scheidingsplicht tussen food en non-foodtransport? In dit incident heeft een Nederlandse handelaar met vermelding op contract en leveringsdocumenten technische vetzuren geleverd aan een Duits vetverwerkingsbedrijf, dat zowel technische vetten als diervoedervetten verhandelt. De regelgeving geeft aan dat alleen vetten die geschikt zijn voor levensmiddelen respectievelijk diervoeders in de respectievelijke sectoren mogen worden ingezet. In dit incident zijn ten onrechte technische vetzuren ingezet in diervoeders.
Strafrechtelijk onderzoek in Duitsland moet uitmaken of hier sprake is van onoordeelkundig of crimineel gedrag. In de Europese levensmiddelen en diervoederregelgeving is de verplichting opgenomen dat bedrijven alle nodige maatregelen dienen te nemen om kruisverontreiniging te voorkomen. Dit impliceert een strikte scheiding tussen food en non-food. 8. Is hier sprake van een incident of gebeurt dit vaker? Is er voldoende zicht op de kwaliteit van veevoeder, of wordt hier bij wijze van spreken van alles en nog wat in verwerkt? Uit de Duitse informatie blijkt dat hier sprake is van een ernstig incident met grote reikwijdte. De Nederlandse diervoederindustrie is verantwoordelijk voor de naleving van de wet- en regelgeving. De Nederlandse overheid houdt toezicht op de naleving. De Nederlandse diervoedersector heeft kwaliteit hoog in het vaandel staan. In Nederland is de laatste jaren hard gewerkt aan versteviging van de kwaliteitssystemen. Met name voor de borging van grondstofstromen
en inkoop van grondstoffen zijn in de mengvoederindustrie aanvullende kwaliteitssystemen in het leven geroepen, zoals TrusQ en Safefeed. In deze systemen zijn extra waarborgen opgenomen voor de aankoop van grondstoffen, waarbij niet alleen naar de risico's van de grondstof maar ook van de leverancier wordt gekeken. Verder wil ik u verwijzen naar het antwoord op vraag 16. 9. Waarom worden deze technische vetzuren, als deze nooit fysiek in Nederland zijn geweest, wel naar Nederland herleid als zijnde land van herkomst? De nVWA heeft naar aanleiding van informatie van de Duitse autoriteiten een onderzoek ingesteld naar de administratie van de Nederlandse tussenhandelaar. Uit dit onderzoek komt naar voren dat deze Nederlandse handelaar technische vetzuren heeft aangekocht bij een Duitse biodieselinstallatie en heeft afgeleverd bij de bewuste vetwerker in Duitsland. Fysiek zijn deze vetten niet in Nederland geweest. Om handelstechnische redenen is op het vervoersdocument (tevens het af
leveringsdocument) als herkomst het adres van de Nederlandse handelaar opgenomen. 10. Mogen technische vetzuren met dioxine verontreinigd zijn, ook als zij worden gebruikt voor ontwikkelen van zeep en andere gebruiksartikelen waar de mens in aanraking mee kan komen? Zo ja, is de volksgezondheid dan niet in het geding? Zeep valt onder de definitie van cosmetica. Cosmetica mogen volgens Annex II onder nummer 367 van richtlijn 76/768/EG geen 2,3,7,8-Tetra chlorodibenzo-pdioxin bevatten. Voor de productie van cosmetica mogen daarom geen met dioxine verontreinigde vetzuren worden gebruikt. Algemeen kan gesteld worden dat producten die onder de Warenwet vallen geen risico voor de gezondheid mogen opleveren. 11. Een klein deel (ca. 10 %) van de twee partijen geleverde eieren uit Duitsland is inmiddels verwerkt in levensmiddelen en daarmee verdund. De nVWA (BuRo) is van oordeel dat het mogelijke risico voor de volksgezondheid minimaal is. Wat is de definitie van minimaal? En wat zijn de t
oelaatbare grenzen?
Minimaal betekent in dit verband een verwaarloosbaar risico. De TWI (TWI is een norm voor de innamegrens) is 14 picogram TEQ per kg lichaamsgewicht per week. Ter vergelijking: een volwassen mens van 70 kg mag per week 980 picogram TEQ innemen. In de eiproducten die in Duitsland zijn bemonsterd was het aangetroffen gehalte 0,23 picogram TEQ per kg produkt. Dit houdt in dat de norm bereikt zou worden bij de inname van circa 4.000 kg eieren per persoon per week (exclusief achtergrondinname). 12.Welk effect heeft de Duitse dioxinecrisis op de Nederlandse land- en tuinbouwsectoren? Denk bijvoorbeeld aan de eierhandelaren en de leghennenhouders. De eierprijzen vertonen ook in Nederland een sterk dalende tendens door een sterk verminderde inkoop van eieren door de Duitse consument. Hierbij maakt de Duitse consument vooralsnog geen onderscheid tussen in Nederland en in Duitsland geproduceerde eieren. Voor deze week daalt de NOP-richtprijs voor scharreleieren met 20%. De opbrengstprijs vo
or eieren ligt ver onder de kostprijs. Er worden relatief veel eieren opgeslagen om de markt niet verder te belasten. Om het overschot aan eieren niet verder te laten toenemen dringen eierhandelaren er bij de producenten op aan om leghennen vervroegd af te voeren. De situatie wordt van week tot week bekeken. Ten aanzien van de varkenssector is er een sterke terugval van de consumentenaankopen van varkensvlees in Duitsland. De Duitse slachterijen verlagen voor deze week de varkensprijzen fors met 23 cent per kg. De Duitse markt is een belangrijke afzetmarkt voor Nederland. De prijsvorming in Nederland is nauw gelieerd aan de Duitse markt. De verwachting is dat de Nederlandse prijsnotering voor varkensvlees deze week ook fors zal dalen tot ver onder de kostprijs. 13. In verband met het dioxineschandaal in Duitsland wil de Europese Commissie strengere regels voor de productie van veevoer. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan? En wat is de positie van Nederland daarin? Het dage
lijks bestuur van de EU is teleurgesteld over het gebrek aan dadendrang van de industrie om nieuwe dioxinebesmettingen onmogelijk te maken. Herkent de staatssecretaris dat bij de Nederlandse industrie? De productie van veevoer is aan de nodige regels onderworpen. Zo worden eisen gesteld aan de productie, opslag en distributie van veevoeders waarbij het benoemen en borgen van risico's voor de dier- en volksgezondheid centraal staan. Daarnaast gelden er maximaal toelaatbare gehalten voor een groot aantal ongewenste stoffen. Tezamen borgen deze regels de veiligheid van diervoeders voldoende. De Nederlandse industrie is er naar mijn mening ook van doordrongen dat de veiligheid van vetten van groot belang is. De bestaande wettelijke verplichting kruisverontreiniging te voorkomen maakt dat een fysieke scheiding tussen technische vetten en vetten bestemd voor de diervoeder- dan wel levensmiddelenindustrie op hetzelfde bedrijf voorop staat. Deze scheiding maakt tevens onderdeel uit van kw
aliteitssystemen. Auditors van certificerende instellingen zien hierop toe, naast het toezicht van de nVWA op naleving van de regelgeving. De Europese Commissie overweegt nu onder andere een verbod in te voeren op het verwerken van de diverse vetstromen op hetzelfde bedrijf.
Hierdoor is het niet meer mogelijk op één en hetzelfde bedrijf technische vetten en vetten voor de diervoederindustrie op te slaan of te verwerken. Daarbij hoort een goede impact-assesment. Ik sluit nieuwe maatregelen niet bij voorbaat uit. 14. De Europese Commissie komt zelf met voorstellen als de industrie niet snel strengere maatregelen presenteert. Ziet de staatssecretaris daar een rol voor Nederland cq. Nederlandse industrie in? In het geval de Europese Commissie komt met voorstellen zal ik daarover constructief meedenken. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP 15. Zijn er genoeg veiligheidskleppen om een dioxinebesmetting zoals in Duitsland te voorkomen in Nederland? De kwaliteit van het veevoer is voldoende geborgd. Zowel de nVWA als het Nederlandse bedrijfsleven verrichten regelmatig controles door monstername van diervoeders. Deze monitoring heeft in het verleden aangetoond verontreinigingen in een vroeg stadium te signaleren. 16. In hoeverre kan de
consument er op vertrouwen dat de volksgezondheid met de huidige controle mechanismen afdoende gewaarborgd is? De diervoedersector heeft veel geleerd van incidenten in het verleden en heeft de nodige maatregelen genomen. Kwaliteitssystemen zoals GMP+, Safefeed en TrusQ leggen zich toe op het beoordelen van specifieke risico's van grondstoffen dan wel het beoordelen van leveranciers. Op deze manier worden garanties voor de veiligheid geboden. De huidige manier waarop door de overheid toezicht wordt gehouden op de diervoedersector is ook gebaseerd op ervaring uit het verleden en deskundigheid van de nVWA. Met behulp van onderzoeksinstituten zoals het Rikilt wordt jaarlijks gezocht naar de risico's van diervoeders en wordt het monitoringsprogramma zonodig aangepast. 17. Wat is de capaciteit die op controle wordt gezet? In het kader van het Nationaal plan diervoeders voert de nVWA ruim 4000 analyses uit op ongewenste stoffen, waarvan in 2011 550 gepland zijn op het onderzoek van dierv
oeders op dioxines en PCB's. 18. Hoeveel overtredingen zijn er het afgelopen jaar geconstateerd en hoe intensief was de controle? In 2009 zijn 507 dioxine-analyses uitgevoerd op diervoeders door de nVWA. Daarbij zijn geen normoverschrijdingen geconstateerd. In 2010 zijn 411 dioxine-analyses uitgevoerd op diervoeders door de nVWA. Daarbij zijn eveneens geen normoverschrijdingen geconstateerd. In het kader van het Nationaal plan dierlijke producten is in 2010 een overschrijding geconstateerd van dioxine in biologische eieren, waar het incident dioxine in biologische maïs en eieren (april/mei 2010) uit volgde.
Daarbij zijn toen de noodzakelijke maatregelen genomen, zoals het blokkeren van veehouderijbedrijven en vernietiging van besmette eieren (zie antwoorden op Kamervragen Snijder-Hazelhoff, TK 7 juni 2010). 19. In hoeverre is de voederketen transparant in inzichtelijk? De afgelopen jaren is in Nederland hard gewerkt om de diervoederketen transparanter en inzichtelijker te maken. Dit sluit overigens niet uit dat er incidenten kunnen ontstaan, maar de kans op incidenten en ondoordachte handelsstromen is wel sterk verkleind. 20. Is de zelfcontrole met GMP voldoende? Het GMP+-systeem heeft geleid tot een vergroting van het kwaliteitsbesef in de Nederlandse diervoedersector. Het draagt bij aan de naleving van de diervoederregelgeving. Van uitsluitend zelfcontrole is echter geen sprake daar de Nederlandse overheid daarnaast toezicht houdt op deze sector. 21. In hoeverre kan toezicht op toezicht garanderen dat dergelijke problemen voorkomen worden? Binnen de systematiek van toezicht op toez
icht spelen een groot aantal aspecten een rol, zoals de controlefrequentie en de kwaliteit en transparantie van deze controles. Op dit moment is van toezicht op toezicht in de Nederlandse diervoedersector geen sprake. 22. In hoeverre ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de veevoerketens te verkorten en te regionaliseren en de lange ketens te verkorten en in hoeverre is onnodig gesleep met veevoer te voorkomen? Het risico van verontreiniging ontstaat in de regel in het productieproces. Het verkorten van de veevoerketens zal daarom niet per definitie bijdragen aan het verhogen van de veiligheid van diervoeders. Belangrijk blijft in deze dat ook de diervoedersector maatschappelijk verantwoord dient te opereren en de veiligheid van diervoeders moet borgen. Er worden door die sector veel initiatieven ontplooid op dit gebied en ik zal ze daar op blijven aanspreken. 23. In hoeverre heeft de staatssecretaris daadwerkelijk inzicht in de veevoerketen? Alle diervoederbedrijven zijn verp
licht zich te laten registreren dan wel erkennen op basis van de kaderwet Diervoeders. Ik ben dan ook op de hoogte van de deelnemers binnen deze sector. Daarnaast is er in 2004 een risicoanalyse van de diervoedersector uitgevoerd waarin de diervoederketen inzichtelijk is gemaakt. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 24. Hoe lang loopt het schandaal reeds? Hoe lang levert het bedrijf deze vetten al aan het Duitse vetverwerkingsbedrijf?
Uit de informatie van de Duitse autoriteiten is de eerste levering van verontreinigde technische vetzuren aan het bewuste Duitse bedrijf op 11 november 2010 geweest. Volgens de Duitse autoriteiten zijn er 7 leveringen geweest in de periode van 11 november tot en met 16 december 2010. Vier van deze 7 leveringen technische vetzuren hadden een sterk verhoogd gehalte dioxines. 25. Is de staatssecretaris er zeker van dat de ontdekte levering de eerste vermenging van de technische vetten in veevoer was? Sinds januari 2006 geldt op basis van Europese regelgeving een strikte scheiding van vetstromen op één en hetzelfde bedrijf. Hier zie ik op toe. Ik kan geen uitspraken doen over dergelijke vermengingen vóór het in werking treden van deze regelgeving. 26. Kunt u aangeven of het gebruikelijk is dat contracten tussen eierproducenten en halffabricaatproducenten per zending wisselen wat betreft kwaliteit? In de contracten tussen eierproducenten/eierhandelaren en halffabrikaatproducenten (eip
roductenindustrie) wordt onderscheid gemaakt tussen 1e soort (A-kwaliteit) en 2e soort (B-kwaliteit) eieren. Het gaat daarbij om kwaliteitsaspecten als gewicht, eischaalkwaliteit etc. Verder blijft een ei een natuurlijk product en kan er verschil in kwaliteit optreden. 27. Kan de staatssecretaris garanderen dat er, met uitzondering van de twee genoemde partijen, eieren die zijn geleverd sinds de bekendwording van het schandaal geen enkele andere vergelijkbare zending op de Nederlandse markt is verwerkt? Zoals hierboven al is aangegeven, wordt Nederland door de Duitse autoriteiten geïnformeerd via het RASFF-systeem van leveringen van (mogelijk) verontreinigde producten. Naast de melding van de 2 partijen eieren, waar ik u al over geïnformeerd heb, zijn geen meldingen uit Duitsland binnengekomen. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD 28. De leden van de fractie van de PvdD zien de dioxinebesmetting die nu in Duitsland is opgetreden als een logisch gevolg van
de manier waarop er wordt omgegaan met veevoeders. Veel van de producten die momenteel worden verwerkt in veevoeders, zijn daar in het geheel niet geschikt voor. Bovendien zijn de verschillende stromen van deze ingrediënten, in dit geval vetten waarvan een deel bestemd is voor veevoer, en een deel door de industrie wordt gebruikt, in de praktijk niet van elkaar te scheiden, dat bewijst dit geval eens te meer. Deelt u de mening dat het ook in de toekomst niet voorkomen kan worden dat deze verschillende stromen vermengd worden - ook als er geen opzet in het spel is - en dat dus ook dit soort dioxinebesmettingen niet te voorkomen zijn? Hoe groot acht u de kans op dergelijke besmettingen in de toekomst, en waarop is dit gebaseerd?
De Nederlandse industrie is ervan doordrongen dat de veiligheid van vetten van groot belang is. De wettelijke verplichting kruisverontreiniging te voorkomen maakt dat een fysieke scheiding tussen technische vetten en vetten bestemd voor de diervoeder- dan wel levensmiddelenindustrie op hetzelfde bedrijf voorop staat. Deze scheiding maakt tevens onderdeel uit van kwaliteitssystemen. Auditors van certificerende instellingen zien hierop toe, naast het toezicht van de nVWA op de naleving van de regelgeving. Overigens kunnen eventuele extra maatregelen de kans op fraude niet wegnemen. 29. Kunt u aangeven hoe en op welke wijze de conclusies uit het KLPD rapport `Inventarisatie milieucriminaliteit' over veevoerstromen geïmplementeerd zijn in het beleid, gelet op de harde conclusies in dat rapport waarbij zelfs de bestuurlijke integriteit aan de orde gesteld werd en gesproken werd over crimineel handelen in de sector? Ten tijde van het bekend raken van genoemd rapport in 2005 zijn de gen
oemde conclusies uitgebreid in de Tweede Kamer aan de orde geweest. Ik zou u dan ook willen verwijzen naar de desbetreffende Handelingen (TK 2004-2005 45-2883) en Kamerbrieven (TK 22 343 nr. 103 en TK 22 343 nr. 114). 30. De EU heeft op basis van deze dioxinebesmetting besloten strengere regels te stellen ten aanzien van veevoer. Bent u ook van mening dat er strengere regels gesteld dienen te worden aan de productie van veevoer? De leden van de fractie van de PvdD zijn benieuwd naar de Nederlandse inzet voor deze strengere regels. Zie antwoord op vraag nr. 13. 31. Bent u bereid om u in te zetten op het vaststellen van een positieflijst voor veevoer? Hiermee kan duidelijk worden vastgesteld welke ingrediënten wel en welke niet toegestaan zijn om te verwerken in veevoer, meer gelimiteerd dan wat er nu hiervoor geregeld is. Dit dioxineschandaal toont eens te meer aan dat dit nodig is om de volks- en diergezondheid te beschermen. De leden van de fractie van de PvdD zien dan ook de noo
dzaak om het soort vetten waarmee de dioxinebesmetting nu veroorzaakt is, niet in deze lijst op te nemen. Deelt u deze mening? Zo nee, waarom niet? Een positieflijst voor toegestane veevoedergrondstoffen geeft geen garantie dat zich géén contaminatie voordoet met een ongewenste stof. Een positieflijst kan namelijk niet voorkomen dat er zich bijvoorbeeld een productiefout voordoet waardoor ongewenste stoffen in een grondstof terechtkomen. Binnenkort zal een herziene catalogus worden opgenomen in de Europese marktverordening voor diervoeders (nr. 767/2009). Deze catalogus is de meest actuele weergave van voedermiddelen zoals deze op de markt verschijnen. Deze catalogus is door de experts van alle 27 landen van de EU goedgekeurd. Daarnaast geldt er een zogenaamd registratiesysteem in Europa. Wanneer bedrijven nieuwe voedermiddelen op de markt brengen moeten zij deze in dit centrale Europese registratiesysteem opgeven. Op deze wijze is te allen tijde duidelijk welke grondstoffen op de
markt circuleren. Het invoeren van een positieflijst in Nederland zou bovendien niet passen in de regels van de interne markt.
Technische vetten mogen op dit moment al niet worden aangewend voor de productie van diervoeders. Een positieflijst waarop dergelijke vetten niet staan vermeld voegt daarom naar mijn mening niets toe. 32. Het is gebleken dat het bedrijf Harles & Jentzsch al eerder vet met een hoog gehalte aan dioxine heeft geleverd. In hoeverre is het mogelijk dat Nederland eerder partijen besmet veevoer heeft afgenomen van dit bedrijf, of besmette eieren en vlees heeft afgenomen die met behulp van met dioxine besmet veevoer zijn geproduceerd? Op welke wijze kan dit worden nagegaan, en op welke wijze is dit eerder in dit jaar al gecontroleerd? In Duitsland is nu ook dioxine in varkens en in varkensvlees aangetroffen, met als gevolg dat talloze dieren geruimd zijn. De leden van de PvdD willen weten of het mogelijk is dat met dioxine besmet vlees in de Nederlandse voedselkolom is terechtgekomen, en op welke wijze de nVWA dit onderzoekt? Zoals hierboven al is aangegeven, wordt Nederland door de Duit
se autoriteiten geïnformeerd via het RASFF-systeem van leveringen van (mogelijk) verontreinigde producten. Vanuit Duitsland zijn geen berichten hierover vernomen. De wijze waarop Duitsland dit incident ter hand heeft genomen wordt nauwlettend gevolgd door de Europese Commissie. Deze heeft aangegeven tot nu toe tevreden te zijn over de Duitse aanpak. Ik mag er daarom van uitgaan dat de informatie die ik ontvang correct is en controle daarvan niet nodig is. 33. Hoe beoordeelt de staatssecretaris het feit dat het laboratorium dat van deze eerdere besmettingen op de hoogte was, dit niet gemeld heeft? In hoeverre zou dit ook kunnen voorkomen bij Nederlandse laboratoria, en hoe beoordeelt de staatssecretaris dit? Is er in Nederland een meldplicht bij laboratoria die dit soort analyses uitvoeren, waarbij zij worden verplicht te hoge gehaltes te melden? Zo nee, is de staatssecretaris bereid een dergelijke meldplicht in te stellen, in elk geval nationaal, en om hiervoor ook op Europees niv
eau te pleiten? Artikel 32 eerste lid van de kaderwet Diervoeders stelt het melden van diervoeders die een gevaar vormen voor het milieu of de gezondheid van mens en dier verplicht. Deze nationale verplichting geldt onder anderen voor degenen die diervoeders onderzoeken. Ik zal deze nationale bepaling inbrengen als één van de te nemen maatregelen op Europees niveau. 34. Kan de staatssecretaris uiteen zetten op welke wijze veevoeders worden gecontroleerd op aanwezigheid van dioxines en andere stoffen die niet in de voedselketen thuishoren? Welke verplichting hebben producenten en distributeurs om elke partij hierop te controleren, en hoe vaak controleert de nVWA hierop? Producenten van diervoeders zijn verantwoordelijk voor de naleving van de weten regelgeving, waaronder de procedures van hun HACCP-plannen. De nVWA controleert de naleving van de wet- en regelgeving, waaronder de HACCP-plannen van bedrijven. Onderdeel van deze HACCP-plannen is de borging van de veiligheid van gronds
toffen. Zie verder het antwoord op vraag 17.
35. Volgens de Duitse Foodwatch zijn residuen van bestrijdingsmiddelen de bron van de dioxinebesmetting in het vet. Zij trekken deze conclusie naar aanleiding van metingen die wijzen op de aanwezigheid van een gechloreerde fenolverbinding, wat gebruikt wordt als fungicide. Kan de staatssecretaris bevestigen dat dit inderdaad de oorzaak, of een mogelijke oorzaak is van deze dioxinebesmetting? Zo nee, op basis van welke gegevens, en wat is dan de herkomst van de dioxinen? Zo ja, welke conclusies trekt de staatssecretaris hieruit? En is het bestrijdingsmiddel dat dan voor deze dioxinebesmetting verantwoordelijk is, überhaupt wel toegestaan in Europa? Naar aanleiding van het incident in Duitsland heb ik de nVWA en het Rikilt verzocht om een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van deze dioxinecontaminatie. Hiertoe zijn contramonsters van de technische vetzuren bemonsterd en onderzocht. Op 13 januari ben ik door de nVWA en Rikilt van een tussenstand van dit onderzoek op de hoogte g
esteld. In het onderzoek is naast de contaminatie met dioxines ook een contaminatie met tetrachloorfenol, trichloorbenzeen en het niet-toegelaten bestrijdingsmiddel pentachloorfenol aangetoond. Dit resultaat is ook aan de Duitse autoriteiten en de Europese Commissie meegedeeld. 36. Nu er keer op keer sprake is van ernstige overtredingen van de regels in de veevoersector, zou het voor de hand liggen minder zelfregulering toe te staan en de controles en handhaving toe te spitsen en op te voeren. Hoe ziet de staatssecretaris dit en kunt u concreet aangeven in hoeverre u werkt aan een vermindering van zelfregulering en een vergroting van het aantal controles? Kan de staatssecretaris aangeven wat nu de controlefrequentie is van de nVWA voor een gemiddeld Nederlands veevoerbedrijf, hetzij op het gebied van productie, hetzij op het gebied van import? De overtreding heeft plaats gevonden in Duitsland. De laatste incidenten hadden allen betrekking op verontreinigingen in diervoeders afkoms
tig uit andere lidstaten of van buiten de Europese Unie. Uiteraard zal ik dit incident grondig evalueren met de Nederlandse diervoederbranche. Voor de frequentiecontrole verwijs ik u naar het antwoord op vraag 34. 37. De veevoersector wordt wel aangeduid als één van de grootste afvalverwerkers van Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven hoe controle en handhaving bij reguliere afvalverwerking (in aantal, aard en frequentie) zich verhoudt tot controle en handhaving van de veevoersector? Reststromen uit de levensmiddelenindustrie kunnen, indien geschikt, diervoeders in de zin van de Kaderwet diervoeders worden. Deze benutting van reststromen heeft een positief effect op de duurzaamheid van diervoeders. De Wet Milieubeheer bepaalt dat het afvalstoffenregime niet van toepassing is in geval er regels gelden krachtens of bij de Kaderwet Diervoeders. Reststromen uit de levensmiddelenindustrie zijn in dat geval geen afval maar diervoeders. In dat licht is er mijns inziens geen verband
tussen de controle en handhaving bij reguliere afvalverwerking en het toezicht op de diervoedersector.
38. Kunt u aangeven op welke wijze de controle op ggo bestanddelen in de veevoersector plaatsvindt (aard, aantal, frequentie van controlebezoeken en handhaving)? Onderdeel van het hierboven reeds gememoreerde onderzoek op ongewenste stoffen in diervoeder is het onderzoek op genetisch gemodificeerde organismen. Jaarlijks worden ongeveer 200 monsters onderzocht, waarbij de nadruk ligt op het opsporen van niet-toegelaten ggo's. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
dr. Henk Bleker