Rijksoverheid
18 januari 2011
Beantwoording Kamervragen van het lid Jadnanansing (PvdA) van 21
december 2010
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Jadnanansing over
bezuinigingen op de bedrijfsvoering van een faculteit van de Universiteit van
Amsterdam.
De vragen zijn mij toegezonden met uw brief van 21 december 2010, kenmerk
2010Z20026.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra
Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap op de bedrijfsvoering van een faculteit van de UvA.
(Ingezonden 21 december 2010)
Vraag 1
Bent u bekend met de drastische reorganisatieplannen van de faculteit Economie
en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (UvA) in verband met een
vorig jaar geconstateerd begrotingstekort? Zo, nee bent u bereid u hiervan op de
hoogte te stellen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze plannen, ook gezien de aanleiding
waarbij een groot tekort op de begroting niet eerder door de verantwoordelijke
Colleges van Bestuur en toezicht werd opgemerkt?
Antwoord 1
De reorganisatieplannen van de UvA zijn mij niet bekend. Beslissingen over de
bedrijfsvoering van een instelling behoren tot de verantwoordelijkheid van het
college van bestuur zoals is vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek (WHW). Met dergelijke beslissingen heb ik geen
bemoeienis.
Vraag 2
Op welke wijze kunt u in dergelijke situaties Colleges van Bestuur en Raden van
Toezicht aanspreken op respectievelijk hun bestuurlijke rol en controlerende rol
bij niet eerder geconstateerde substantiële grote tekorten, die tot dergelijk forse
reorganisatieplannen moeten leiden?
Antwoord 2
Indien de jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring, mij daartoe
aanleiding geeft, kan ik in zeer uitzonderlijke gevallen besluiten te sanctioneren.
Vanzelfsprekend kan ik daarnaast overleg plegen met het college van bestuur of
met de raad van toezicht. Als de continuïteit van de instelling in gevaar komt kan
ik, ingeval van een openbare universiteit zoals de UvA, ingrijpen in de
samenstelling van de raad van toezicht.
Vraag 3
Vindt u het daarbij geoorloofd dat er vast personeel wordt ontslagen, niet alleen
voor het wegwerken van tekorten, maar ook voor het opbouwen van een
financiële reserve tot wel 10% van het jaarbudget?
Antwoord 3
Ik ga ervan uit dat het College van Bestuur van de UvA een uiterst zorgvuldige
afweging maakt als het gaat om de belangen van het personeel, de studenten en
de bedrijfsvoering, en de continuïteit van de instelling.
Vraag 4
Deelt u de mening dat er voorts scherp gelet dient te worden op de kwaliteit van
het onderwijs en de positie van het onderwijspersoneel bij faculteiten die in
dergelijke financiële problemen verkeren?
Antwoord 4
De kwaliteit van het onderwijs is zonder meer belangrijk. De verantwoordelijkheid
daarvoor ligt in eerste instantie bij de instelling. Op grond van de WHW wordt
kwaliteit op een aantal manieren geborgd, zowel intern als extern (NVAO). Vanaf
1 september 2010 heeft de rvt bovendien expliciet een rol ten aanzien van de
kwaliteitsborging. Voor de borging van de kwaliteit van het onderwijs is uiteraard
het onderwijspersoneel van belang; de positie van het onderwijspersoneel in
rechtspositionele zin is echter een verantwoordelijkheid van de instelling waarmee
ik geen bemoeienis heb.
Vraag 5
Zo ja, hoe gaat u dat in deze specifieke situatie controleren en borgen?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 4.