Rechtbank Rotterdam
Vrijspraak in Loverboy-zaak Koeban
Vandaag heeft de rechtbank te Rotterdam uitspraak gedaan in de
strafzaak tegen zeven verdachten die verdacht werden van diverse
strafbare feiten. Deze feiten laten zich voor zes van de verdachten
omschrijven als Loverboy-feiten en voor de zevende verdachte als geweld
en verkrachtingen binnen een relatie. De verdachten zijn aangehouden
nadat aangeefster haar aangifte, die om en nabij de 200 paginaâs telt,
in juni 2009 heeft laten optekenen door de politie. Op één van de
vijf zittingsdagen is aangeefster als getuige gehoord.
In hoofdlijnen komt de rechtbank tot de volgende overwegingen en
beslissingen.
* Acht is geslagen op de berichten in de media en de publiekelijke
reacties hierop op internetfora voorafgaand en tijdens de
zittingsdagen. De rechtbank toont begrip voor de berichtgeving en
de reacties maar benadrukt dat de vraag die in de vonnissen
beantwoord moet worden, niet dezelfde vraag is als die waarop in de
media en op de internetfora een antwoord lijkt te worden gegeven.
* Aandacht is besteed aan de unus testis regel (één getuige is
géén getuige) zoals deze is neergelegd in artikel 342 lid 2 van
het Wetboek van Strafvordering. Deze regel is bezien in het licht
van de recente jurisprudentie van de Hoge Raad.
* Voor een groot aantal van de aan de verdachten ten laste gelegde
feiten is de facto slechts één bewijsmiddel voorhanden zodat het
wettig bewijs ontbreekt. Voor deze feiten volgt daarom vrijspraak.
* Voor de feiten waarbij het wettig bewijs wel voorhanden is, is de
verklaring van aangeefster beoordeeld. Deze verklaring is
onvoldoende betrouwbaar om daarop de conclusie te baseren dat de in
die feiten aan de verdachten verweten gedragingen hebben
plaatsgevonden tegen de kenbare wil van aangeefster. De kern van
het strafrechtelijk verwijt komt hierdoor niet buiten redelijke
twijfel vast te staan. Ook voor deze feiten volgt daarom
vrijspraak.
* De onvoldoende mate van betrouwbaarheid vindt haar grondslag in de
eerste plaats in een aantal inconsistenties in de verklaring van
aangeefster. De belangrijkste inconsistenties heeft de rechtbank
opgesomd en uitgewerkt. Daarnaast roept de verklaring van
aangeefster op belangrijke onderdelen vragen op. Aangeefster is op
die onderdelen expliciet ondervraagd, maar heeft voor deze
ongerijmdheden geen plausibele verklaring kunnen geven. De
rechtbank heeft een gemotiveerde opsomming gegeven van een aantal
van die onbeantwoorde vragen.
* De hoofdverdachte is terzake van verboden wapenbezit veroordeeld
tot een gevangenisstraf van vijf maanden.
LJ Nummers
BP0946
BP0951
BP0954
Zie het origineel
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum actualiteit: 17 januari 2011 Naar boven