Federale regering Belgie
Worden de rechten van vaders op het werk gerespecteerd?
Brussels, 17.01.2011 - Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en
mannen publiceert zijn rapport De ervaringen van werknemers met
vaderschapsverlof in België, waarin een aantal aanbevelingen worden
voorgesteld.
Deze studie werd in 2009 en 2010 uitgevoerd, op basis van een enquête
bij 781 mannen die tussen 1 april en 31 december 2008 vader werden en
die op dat moment werkten in de privésector of bij de overheid. Het
rapport is in PDF-versie beschikbaar op de website van het IGVM
(http://igvm-iefh.belgium.be).
Context
Dit rapport is het tweede luik van een onderzoeksproject van het IGVM
met betrekking tot moederschap en vaderschap op de werkplek. Het IGVM
wilde een beter begrip krijgen van het voorkomen en de oorzaken van
zwangerschapsgerelateerde discriminatie (bij werkneemsters) en van de
problemen met betrekking tot vaderschapsverlof (bij werknemers), van de
manier waarop werkgevers omgaan met deze twee situaties en van de
kennis van de wetgeving door de verschillende betrokken partijen. In
juni 2010 werd een eerste studie gepubliceerd: Zwanger op het werk: de
ervaringen van werkneemsters in België.
Hieruit blijkt dat 76,6% van de 600 bevraagde jonge moeders werd
geconfronteerd met zwangerschapsgerelateerde discriminatie, wat
aantoont dat ouderschap op het werk niet altijd evident is.
De studie van het IVGM naar gender en tijdsbesteding uit 2005 toonde
aan dat vrouwen 1u23 per week meer besteden dan mannen aan de zorg voor
en de opvoeding van de kinderen, en 8u35 meer aan huishoudelijke taken,
en dat ze opvallend minder betaald werk verrichten dan mannen.
Deze ongelijke verdeling van de taken heeft een weerslag op de carrière
van vrouwen: ze zijn minder aanwezig op de arbeidsmarkt, werken vaker
deeltijds, zijn ondervertegenwoordigd in bepaalde sectoren (horizontale
segregatie) en/of in leidinggevende functies (verticale segregatie).
Kortom, het aanmoedigen van de betrokkenheid van mannen in het
gezinsleven draagt ook bij tot de bestrijding van de ongelijkheden
tussen mannen en vrouwen.
Vaststellingen
Het rapport over vaderschapsverlof van het IGVM toont aan dat mannen
hun gezinsparticipatie ook steeds belangrijker vinden, en dat ze het
als een doel op zich beschouwen. Ze willen hun kinderen zien geboren
worden en zien opgroeien, er voor hen zijn op belangrijke momenten,
kwaliteitsvolle tijd met hun gezinsleden doorbrengen.
Deze veranderende mentaliteit van mannen ten opzichte van hun rol in
het gezin wordt bijvoorbeeld weerspiegeld in de toename van het aantal
mannen dat ouderschapsverlof opneemt. In de periode 2006-2009 steeg hun
aantal met 65,84% . Het aantal mannen dat vaderschapsverlof neemt, is
ook gestegen, met 10% tussen 2006 en 2008 . De reglementering
aangaande vaderschapsverlof die sinds 1 juli 2002 van kracht is ,
geeft werknemers het recht op 10 dagen afwezigheid naar aanleiding van
de geboorte van hun baby, die binnen de vier maanden moeten worden
opgenomen . De eerste drie dagen behoudt de werknemer zijn volledig
loon ten laste van de werkgever, daarna ontvangt hij een gedeeltelijke
vergoeding door het ziekenfonds.
Uit het onderzoek blijkt dat 93,8% van de respondenten verlof nam naar
aanleiding van de geboorte van hun baby, om tijd door te brengen met
hun baby of om hun partner te steunen. 81,3% van de respondenten nam
vaderschapsverlof. Daarbij aansluitend nam 50% van de respondenten
binnen de dertig dagen na de geboorte van hun baby vrijaf in het kader
van hun jaarlijks verlof, en 18,9% nam vrijaf in het kader van een
andere regeling. Gemiddeld bleven ze 12 dagen afwezig van het werk.
Hoewel vier op tien respondenten zeggen tevreden te zijn over de
huidige regeling op het vaderschapsverlof, stellen we vast dat een niet
onaanzienlijk deel van de jonge vaders het vaderschapsverlof verlengt,
bijvoorbeeld door de opname van jaarlijks verlof of onbetaald verlof.
Zij die zeggen ontevreden te zijn over de lengte van het
vaderschapsverlof (35,4%) wensen vooral meer tijd te kunnen doorbrengen
met hun baby.
Gemiddeld zouden werknemers 22 dagen vaderschapsverlof willen kunnen
nemen. Bovendien is 62% van de respondenten van mening dat het
vaderschapsverlof deels voor en na de geboorte zou moeten kunnen worden
genomen. We stellen inderdaad vast dat ongeveer een derde van de
respondenten vóór de geboorte vrijaf nam om zich voor te bereiden op de
komst van een nieuwe baby, en dat gemiddeld zes dagen.
De studie biedt echter niet enkel positieve vaststellingen. 10,8%
ondervond immers moeilijkheden bij het opnemen of het aanvragen van
vaderschapsverlof. Meestal betreft het een probleem met de werkgever
(geen promotie, dreiging met ontslag) of een werkgerelateerd probleem
(te zware werklast, vertraging bij de uitvoering van het werk). En nog
te vaak ontmoedigen of verhinderen (oudere) collega's de jonge vaders
om vaderschapsverlof op te nemen, vooral door negatieve reacties op de
geplande afwezigheid.
Om zich te informeren over dit onderwerp doen aanstaande vaders in het
algemeen een beroep op informele kanalen (familie, vrienden, internet,
enz.) - 48.9% heeft via deze kanalen vernomen dat ze recht hadden op
vaderschapsverlof - terwijl anderzijds een groot deel van de werkgevers
nalaat om hun werknemers te informeren wanneer die hen op de hoogte
brengen van de komende geboorte (slechts 32% van de werknemers werd
spontaan geïnformeerd door hun werkgever over de mogelijkheid om
vaderschapsverlof te nemen).
Aanbevelingen
Op basis van de resultaten van de studie heeft het IGVM een reeks
aanbevelingen geformuleerd over de rechten en plichten van alle
betrokkenen, met name de overheid, de werkgevers en de werknemers.
1. Informeren en sensibiliseren
Het IGVM beveelt aan om informatie over de regeling betreffende het
vaderschapsverlof op te nemen in, bijvoorbeeld, het arbeidsreglement.
Bovendien zien werkgevers nog al te vaak over het hoofd dat een
evenwichtige combinatie van arbeid en gezin ook voor mannelijke
werknemers een belangrijke voorwaarde is voor een optimaal functioneren
in de werkomgeving.
2. Diversificatie van de informatiekanalen
De tussenkomst, en dit op regelmatige basis, van de sociale partners,
van de ziekenfondsen, de sociale secretariaten en van alle andere
betrokken partijen kan een beslissende rol spelen om de ongelijkheden
te verminderen.
3. Bescherming tegen ontslag
In België is er geen bescherming tegen ontslag in geval van
vaderschapsverlof, hoewel dit is voorzien in Richtlijn 2006/54/EG en
ouderschapsverlof en adoptieverlof wel zo'n bescherming genieten.
4. Herinneren aan de rechten
Het is essentieel om alle actoren te laten begrijpen dat
vaderschapsverlof een onvoorwaardelijk recht is van de werknemer. De
werkgever kan het dus niet weigeren noch uitstellen of de voorwaarden
ervan vastleggen.
De vakbonden hebben ook een cruciale rol te spelen, niet enkel om de
werknemers te informeren, maar ook om te strijden tegen
genderstereotypen en het ouderschap van mannelijke werknemers te
ondersteunen.
5. Verlenging van het vaderschapsverlof
Vaders lijken, zoals blijkt uit de resultaten van deze studie,
duidelijk voorstander te zijn van een "verlenging" van het
vaderschapsverlof: 22 dagen wordt door hen als ideaal naar voren
geschoven.
6. Een grotere flexibiliteit
Parallel hiermee zou er meer flexibiliteit moeten zijn wat betreft de
periode tijdens welke het verlof kan worden opgenomen, deels voor en na
de geboorte.
7. Financiële "neutraliteit"
De financiële "neutralisering" van het vaderschapsverlof is, net zoals
de financiële neutralisering van het moederschapsverlof - die evenmin
al is bereikt -, een belangrijke voorwaarde om de doelstelling van
gelijkheid van vrouwen en mannen te bereiken. Het financieel
neutraliseren van moederschaps- en vaderschapsverlof komt erop neer
ervoor te zorgen dat het geen enkele consequentie heeft, noch tijdens
het verlof (loon 100% betaald), noch erna (toegang geven tot alle
rechten, tot promotie, tot opleiding, enz.).
8. Het vaderschapsverlof uitbreiden naar andere categorieën
Niet enkel (mannelijke) werknemers in de privé- of openbare sector
willen in toenemende mate betrokken zijn bij de geboorte van een baby.
Dat geldt evenzeer voor zij die als zelfstandige werken. Indien zij
vrijaf nemen na de geboorte van een baby ontvangen ze evenwel geen
uitkering en lijden ze bijgevolg loonverlies. Ook werkloze vaders
hebben geen recht op vaderschapsverlof, in tegenstelling tot
werkzoekende zwangere vrouwen die wel recht hebben op moederschapsrust.
Niettemin kan een werkloze man problemen ervaren om zich aan te bieden
voor een sollicitatiegesprek op het moment van de bevalling van zijn
partner of tijdens de eerste dagen na de geboorte van zijn baby.
Administratieve en/of reglementaire aanpassingen zouden een "paritair
ouderschap" mogelijk maken.
Tot slot ondersteunt het IGVM ook de (wetgevende) stappen om
geboorteverlof toe te kennen aan lesbische meemoeders na de bevalling
van hun partner. Het is nodig om op federaal niveau een wet te
ontwerpen die betrekking heeft op alle werkneemsters in de privé- en
openbare sector.
Perscontact :
Elodie Debrumetz, communicatieverantwoordelijke
02 233 49 47
Elodie.debrumetz@iefh.belgique.be
Voor alle vragen over de studie:
Geraldine Reymenants
02 233 40 38
geraldine.reymenants@igvm.belgie.be
Bijlagen :
- Rapport De ervaringen van werknemers met vaderschapsverlof
in België, januari 2011 en bijlagen
- Door het IGVM geformuleerde aanbevelingen op basis van het
onderzoek Zwanger op het werk: de ervaringen van werkneemsters in
België, Juni 2010.
- Geldende reglementering
_______________________
Deze studie werd in opdracht van het IGVM uitgevoerd door het
onderzoeksbureau Market Analysis & Synthesis, onder leiding van Dirk De
Martelaere.
Van 5.940 in 2006 tot 9.851 in 2009, hoewel vrouwen nog steeds de
grote meerderheid (76% in 2009) uitmaken van de werknemers met
ouderschapsverlof (Bron: Nationale Arbeidsraad (2009). Algemene
evaluatie
van de bestaande verlofstelsels. Rapport nr. 76, Brussel: NAR, p. 31.)
Van 55.499 mannen in 2006 naar 61.246 in 2008. (Bron: idem, p54.)
Voor verder informatie, zie de bijlage met de van kracht zijnde
reglementering.
Op het moment van de enquête moesten deze 10 dagen worden opgenomen
binnen de 30 dagen volgend op de geboorte van de baby.