Uitspraak vastgesteld d.d. 14 januari 2011
door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, prof. dr. M.J. Broersma, mw. drs.
R.T. Kervezee, mw. E.J.M. Lamers en mw. F. Santing, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. H. Osinga,
adjunct-secretaris.
Beelen Investments B.V. en S.W.M. Beelen / G. Molenaar en de
hoofdredacteur van DeGids.fm (VARA)
Uitspraak: deels gegrond
In het radioprogramma DeGids.fm is aandacht besteed aan het
doorverkopen van woningen van woningcorporatie Ymere aan handelaren.
Niet in geschil is dat klagers in de uitzending in negatieve zin worden
opgevoerd. In de uitzending wordt ernstige kritiek geleverd op het
handelen van klagers betreffende de doorverkoop van een specifiek pand,
terwijl tevens wordt vermeld dat klagers hele huizenblokken van de
corporatie zouden opkopen. Naar het oordeel van de Raad laat de
uitzending de gemiddelde luisteraar weinig ruimte voor een andere
conclusie dan dat de handelwijze van klagers niet deugt. Aldus is
sprake van een zodanige diskwalificatie van klagers dat verweerders
deze niet zonder deugdelijke grondslag en behoorlijke toepassing van
wederhoor hadden mogen publiceren.
Het feit dat verweerders hebben gezocht op Google en vervolgens een
brief hebben achtergelaten op een niet-geverifieerd adres, acht de Raad
onvoldoende om te spreken van voldoende wederhoor. Verweerders hadden
bij het uitblijven van een reactie van klagers eenvoudigweg het
Handelsregister kunnen raadplegen of aan de aankoopmakelaar kunnen
vragen waar klagers te bereiken zijn. Bovendien blijkt uit de stukken
dat Molenaar de dag ná de uitzending klagers per e-mail heeft benaderd.
Niet valt in te zien, waarom hij dat niet vóór de uitzending heeft
kunnen doen. Aldus dient aan verweerders te worden toegerekend, dat
niet voorafgaand aan de uitzending wederhoor bij klagers is toegepast.
Door te handelen als hiervoor bedoeld heeft verweerder grenzen
overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Voor zover de
klacht zich richt tegen de omstandigheid dat er geen openheid van zaken
is gegeven omtrent de familieverhouding tussen de journalist en de
koper van het huis, hebben verweerders gemotiveerd aangevoerd dat al
geruime tijd geen sprake is geweest van feitelijk contact tussen
Molenaar en diens neef, de koper van het huis. In beginsel zijn
verweerders gehouden de schijn van belangenverstrengeling te vermijden.
Betrokkenen en het publiek moeten immers in staat zijn de werkwijze van
een journalist c.q. de daaruit voortvloeiende publicatie op de juiste
waarde te schatten.
Verweerders hebben echter voldoende aannemelijk gemaakt dat - vanwege
de hiervoor geschetste omstandigheden - in deze zaak in redelijkheid
niet kan worden gesproken van zelfs maar de schijn van
belangenverstrengeling, maar slechts van een toevalligheid dat het
bedoelde familielid iets van doen had met de in de publicatie aan de
orde gestelde onroerend goedtransactie. Niet is gebleken dat die
toevalligheid in deze zaak relevant was en ertoe heeft bijgedragen dat
een (onnodig) negatief beeld van klagers is geschetst. Op dit punt is
de klacht derhalve ongegrond.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor,
misbruik van positie
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/1
---
Raad voor de Journalistiek