Minister Leers bezorgt asielketen onnodig extra werkdruk (13-01-11)
Minister Leers heeft op 11 januari 2011 in een brief aan de Tweede
Kamer aangekondigd dat een verzoek om een voorlopige voorziening niet
langer in alle gevallen in Nederland zal mogen worden afgewacht. Dit
beleid zal worden toegepast "na een herhaalde aanvraag zonder dat
sprake is van nieuwe feiten en in het geval dat er evident sprake is
van misbruik van recht". In dat geval dient de advocaat van de
betreffende asielzoeker een zogenaamd spoed-verzoek om een voorlopige
voorziening (spoed-vovo) in te dienen, teneinde te voorkomen dat er al
gedurende de beroepsfase wordt overgegaan tot uitzetting.
Echter, ook nu kan een herhaalde aanvraag zonder nieuw gebleken feiten
en/of omstandigheden al versneld worden afgedaan in beroep. De
rechtshulpverlener van de asielzoeker moet in dat geval namelijk
standaard al een verzoek om een voorlopige voorziening indienen, die
samen met het beroep binnen 2 tot 4 weken door de rechtbank wordt
behandeld. Als de IND en DT&V daarnaast van mening zijn dat deze
asielzoeker na afwijzing van het beroep uitzetbaar is, kunnen ze de
betreffende asielzoeker al gedurende de behandeling van het herhaalde
asielverzoek in bewaring nemen of blijven vasthouden!
Daarnaast brengt het voorstel een extra belasting voor alle partijen in
de keten met zich mee, omdat de rechtshulpverlener de uitzetting alleen
kan voorkomen door het indienen van een spoed-vovo.
Als een asielzoeker stelt nieuwe feiten en/of omstandigheden ('nova')
te hebben en op basis hiervan een nieuwe aanvraag doet, maar de IND is
het niet met de asielzoeker eens en wijst de aanvraag af onder
verwijzing naar art. 4:6 AWB, dan moet er, conform art. 13 EVRM, toch
door een onafhankelijke rechter getoetst worden of zij het eens is met
dit oordeel van de IND, of dat zij van mening is dat de asielzoeker wel
degelijk serieus gevaar loopt bij terugkeer naar het land van herkomst!
Dit is de kern van art. 13 EVRM, waarin het recht op de toegang tot een
onafhankelijke rechter is vervat (zie hieronder).
De minister kan op grond van dit artikel dus geen asielzoekers
uitzetten die een aanvraag hebben gedaan zonder dat zij de mogelijkheid
hebben gehad om dit aan een onafhankelijke rechter voor te leggen. Het
voorstel van de minister zal er dus toe leiden dat er veel meer
spoed-vovo's ingediend en behandeld zullen moeten worden. De grote
vraag is dan ook: waarom kiest de minister ervoor om alle partijen
hiermee extra te belasten?
In de tweede zin van zijn brief noemt de minister als argument voor
deze beleidswijziging "diegenen die niet voor bescherming in aanmerking
komen snel duidelijkheid geven en het stapelen van procedures zoveel
mogelijk voorkomen". Als die snel genomen beslissingen altijd van goede
kwaliteit zouden zijn zouden we met deze beleidswijziging niet zoveel
moeite hebben. Zeer onlangs kregen twee cliënten van INLIA, broers uit
Afghanistan (ex-AMA's) na 9 jaar (!) een asielstatus. Pas bij de derde
(!) procedure erkende de IND dat deze broers vervolging te vrezen
hebben en dat van hen niet gevraagd mocht worden terug te keren naar
Afghanistan. Al jaren geleden hadden de broers een document overlegd
waaruit bleek dat ze gevaar liepen bij terugkeer. Je moet er niet aan
denken wat er met hen gebeurd zou zijn, als zij en hun
rechtshulpverleners niet waren doorgegaan met 'procedures stapelen'...
Dit is de tekst van de brief van de minister van I&A aan de Tweede
Kamer d.d. 11 jan 2011 (pdf-bestand)
Aanvullende informatie:
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de
Fundamentele Vrijheden (EVRM),
Artikel 13:
Een ieder wiens rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld,
zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een
nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen
in de uitoefening van hun ambtelijke functie.