Promotie mw. Drs. S.M.l. Broeren
Titel proefschrift
Anxiety in Non-Clinical Children
---
Promotors:
Prof.dr. P.E.H.M. Muris
---
Datum
14 januari 2011 11:30
---
Locatie:
Woudestein, senaatszaal
---
Faculteit
Faculteit der Sociale Wetenschappen (FSW)
Voorkomen is beter dan genezen: angstproblemen bij kinderen vroeger
constateren
Vragenlijsten eerder meenemen bij consultatiebureau's en op scholen
Al op jonge leeftijd zijn angst en factoren die voorspellen welke
kinderen risico lopen erg angstig te worden, op te sporen met behulp
van oudervragenlijsten. Dit blijkt uit het proefschrift Angst bij
Niet-Klinische Kinderen: Ontwikkelingsverloop en Kwetsbaarheidsfactoren
van Suzanne Broeren. Vroegtijdig signaleren is belangrijk, omdat
angststoornissen veel voorkomen bij kinderen en een grote negatieve
invloed op hun leven kunnen hebben. Broeren promoveert vrijdag 14
januari 2011 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Broeren onderzocht onder meer het ontwikkelingsverloop van
angstsymptomen bij kinderen en de rol van de (sociaal-)cognitieve
ontwikkeling en verschillende kwetsbaarheidsfactoren bij
angstproblemen. Angststoornissen kunnen het risico vergroten op het
ontwikkelen van andere psychiatrische stoornissen, zoals depressie.
Ook bestudeerde zij een aantal oudervragenlijsten en hun geschiktheid
om angst en gerelateerde kwetsbaarheids factoren te meten. Dit is
vooral belangrijk omdat bij het vroeg identificeren van kinderen met
een hoog risico op angstproblemen op tijd preventie- en
interventieprogramma's ingezet kunnen worden.
Ook andere factoren, zoals temperament, piekeren en voorbeeldgedrag van
leeftijdgenootjes, spelen een rol spelen bij het ontstaan van angst. De
ontwikkeling van angst bij kinderen kan daardoor goed weergegeven
worden in een model waarin de kwetsbaarheidsfactoren en beschermende
factoren elkaar wederzijds beïnvloeden en samen met het cognitieve
ontwikkelingsniveau van een kind bepalen hoe ernstig de angsten van
kinderen zijn op een bepaald moment.
Daarnaast blijkt wat betreft het ontwikkelingsverloop van kinderangsten
dat de meeste kinderen lage of gemiddelde niveaus van angst laten zien,
terwijl een minderheid van de kinderen hoge niveaus van angst laat
zien. Deze angstniveaus lijken stabiel te zijn over de tijd.
Erasmus Universiteit Rotterdam