SGP
Hoofdlijnendebat nationale politie
De politie moet op lokaal niveau een steviger rol moet krijgen.
Nationale politie mag er niet toe leiden dat de capaciteit vooral
opgeslokt wordt door de grote gemeenten. Dat zei SGP-kamerlid Van der
Staaij bij het debat dat de Kamer voerde over de nationale politie. Een
van de speerpunten van de SGP is dat de beschikbaarheid van agenten op
het platteland echt beter wordt. 'Urbanisatie' van de politie moeten we
niet hebben, zeker niet nu blijkt dat veel criminelen hun activiteiten
naar de kleinere steden en dorpen verplaatsen.
---
Algemeen overleg Hoofdlijnen nationale politie
12 januari 2011
C.G. van der Staaij
De minister wil minder bureaucratie en meer kwaliteit, vakmanschap en
daadkracht bereiken. Wijkagenten ook echt de wijk in. Dat zijn
doelstellingen die aanspreken. Een landelijke organisatie van de
politie biedt daarvoor kansen, maar ook risicoâs.
Het biedt kansen voor meer professionaliteit, meer doelmatigheid, voor
vermindering van de kwetsbaarheid van met name specialistische
politietaken. Dat minder mensen zich bezig hoeven te houden met
strategie en beleidsontwikkeling, en meer agenten hun tijd aan het werk
op straat kunnen besteden.
Maar de invoering van een ârijkspolitieâ heeft ook risicoâs. Dat er
ongewenste centralisering plaatsvindt, verwachtingen worden gewekt die
niet waargemaakt kunnen worden. Dat een minister in de tang komt te
zitten van een door parlement en samenleving gevraagde gedetailleerde
verantwoordelijkheid voor elk aspect van het politiewerk. Risico ook,
dat er door een stelselwijziging teveel overhoop wordt gehaald, en
teveel kostbare tijd en energie
niet besteed kan worden aan het echte politiewerk.
Een belangrijk gegeven blijft nog altijd dat het overgrote deel van het
politiewerk op lokaal niveau plaatsvindt. Het is de vraag of de vorming
van een nationale politie met regioâs die soms groter zijn dan het
provinciale niveau ervoor zorgt dat dit lokale politiewerk ook echt zal
verbeteren. In dat licht zou het heel goed zijn om eens goed te kijken
naar de effecten van de invoering van de regiopolitie in 1993/94.
Waarop is de positieve verwachting van de minister gebaseerd?
Dat lokale niveau is voor de SGP een heel belangrijk onderdeel van de
wettelijke regeling. Dat moet goed geregeld zijn.
De regering doet hiervoor goede voorstellen. Wat vindt de minister van
de voorstellen gedaan door het VNG, Nederlands Genootschap van
burgemeesters en het Veiligheidsberaad?
We blijven ons afvragen of de burgemeester niet klem komt te zitten
tussen de gemeenteraad die zeggenschap wil over de inzet van de politie
en zijn eigen bescheiden rol binnen de regio met soms tientallen
gemeenten. Hoe wordt voorkomen dat het uiteindelijk toch vooral de
regioburgemeester is die de touwen in handen heeft? Op lokaal niveau
moet er daarom niet alleen sprake zijn van betrokkenheid bij, maar van
daadwerkelijke zeggenschap over de politie. Het is niet zo
verwonderlijk dat de raadsleden in meerderheid ontevreden zijn over hun
zeggenschap over de politie. Lokale instemming met de benoeming van
een korpschef is noodzakelijk. Ook moet nagedacht worden over de wel
erg grote schaal van de regioâs. Hoe kijkt de minister aan tegen
kleinschaliger districten?
Van groot belang is en blijft ook de inzet van echte wijkagenten die
bekend zijn met hun eigen wijk of dorp. Die rol moet versterkt worden.
Hoe is gewaarborgd dat de doelmatigheidswinst die met de invoering van
nationale politie bereikt wordt, daadwerkelijk ten goede komt aan het
werk op straat? Over hoeveel fteâs hebben we het dan?
Ook is het erg belangrijk dat de zichtbare politieaanwezigheid blijft
bestaan door middel van politieposten in de wijk. De trend van het
sluiten van politieposten moet gekeerd worden. Begrijp ik de
voorstellen van de minister goed, dat het operationele werk, het werk
in de districten geen âlastâ krijgt van de stelselwijziging?
Met het oog op het voorkomen van onrust in de korpsen vindt de SGP het
heel belangrijk dat er zo min mogelijk gevolgen zijn voor het personeel
op operationeel niveau. Zij moeten niet de lasten hoeven dragen. Bij de
vorige reorganisatie heeft het enorm lang geduurd totdat er
uiteindelijk weer een redelijk goed draaiende organisatie was gevormd.
Wat is geleerd van landen waarin vergelijkbare operaties hebben
plaatsgevonden?
Er is soms sprake van een verschuiving van diverse vormen van
criminaliteit naar het platteland. Denk bijvoorbeeld aan de overvallen
van woonhuizen en supermarkten. De SGP vindt het daarom belangrijk dat
er doorgezet wordt met de verbetering van het budgetverdeelsysteem voor
de verdeling van het geld over de regioâs. Er liggen goede plannen,
maar hoe gaat de minister nu verder? Wat ons betreft wordt zoveel
mogelijk aangesloten bij het stelsel dat op objectieve gronden is
gebouwd.
Het lijkt er nu sterk op dat los van criteria gekozen gaat worden voor
minder vergaande herverdeling van geld. In plaats van te benadrukken
dat sommige korpsen 20% zouden dalen, zou de minister ook kunnen
benadrukken dat andere korpsen al jarenlang evengrote tekorten hebben.
Dat was ook de aanleiding voor de SGP-motie destijds.
Dat een dergelijke verschuiving van het geld geleidelijk moet gaan,
staat natuurlijk buiten kijf. Nu kiest de minister ervoor om de
achterstand van een deel van de politieregioâs te laten bestaan,
terwijl in bijvoorbeeld Amstelland relatief zoân 20% overcapaciteit is.
De verantwoordelijkheid van de minister is het sturen op de
taakuitvoering van de politie. Hoe ver gaat die verantwoordelijkheid?
Wordt de effectiviteit van het politiewerk echt groter als ook voor
relatief kleine zaken de coördinatie op landelijk niveau plaatsvindt?
Betekent het ook dat de minister aanwijzingen kan geven voor de manier
waarop bepaalde lokale problemen opgelost moeten worden? Kan de Kamer
de minister ook aanspreken op de politieinzet in een bepaalde plaats?
We kunnen ons goed voorstellen dat de minister dat niet wil, maar het
kan wel de consequentie zijn van het nieuwe bestel. Hoe verhoudt zich
dan de politieke verantwoordelijkheid van de minister tot de wijze
waarop het lokale bestuur over dezelfde zaak zeggenschap uitoefent?
Hier kunnen landelijke inzet en lokale wensen stevig uit elkaar gaan
lopen.
De regionale politie is niet autonoom en zelfstandig maar staat onder
gezag van de minister. Samen met de veel grotere regioâs zorgt dit voor
een lastige afstemming binnen de regioâs en dus veel potentiële
belangenconflicten. De minister zal dan goede criteria nodig hebben om
bij klachten tot een oordeel te komen over bijvoorbeeld de
beschikbaarheid van politiezorg in het landelijk gebied gedurende de
avonden en nachten.
De regioburgemeester krijgt de bevoegdheid om de knoop door te haken
als er geen overeenstemming komt over beschikbare capaciteit binnen de
regio. Hiermee is de burgemeester van de gemeente met het grootste
aantal inwoners als direct belanghebbende degene die de knoop
uiteindelijk doorhakt .Dit is geen mooie figuur. Heeft de minister nog
andere opties overwogen om toch te komen tot meer onafhankelijkheid?
Waarom geen keuze voor een instemmingsrecht van gemeenten, die bij
(gekwalificeerde) meerderheid beslissen?
Een goede rechtspositie voor aspiranten van politie is nodig. Wordt het
wel mogelijk om hen aan te stellen om op die manier ook te komen tot
betaling als een bepaalde regionale eenheid daarvoor zou willen kiezen?
De positie van het politieonderwijs moet goed worden geregeld. Graag
zien we duidelijke dwarsverbanden tussen de Wet op het politieonderwijs
en de nieuwe Politiewet. Graag aandacht voor centrale regeling van
opleidingscapaciteit en instroom.
Ten slotte is er nog sprake van onduidelijkheid over de relatie tot de
Wet op de veiligheidsregioâs. Waarom geen koppeling van het aantal
districten aan het aantal veiligheidsregioâs?