ChristenUnie
Bijdrage André Rouvoet AO hoofdlijnen van de vorming van de
nationale politie
Bijdrage André Rouvoet AO hoofdlijnen van de vorming van de nationale politie
woensdag 12 januari 2011 10:00
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin mijn inbreng met
een compliment aan de minister. Een oprecht gemeend compliment, want
uit de plannen van de minister straalt veel daadkracht en ambitie.
Zeker als je voor een onderwerp als de politie komt met een voorstel
voor een stelselwijziging, dan is dat heel wat. Dan weet je ook dat je
heel veel overhoop haalt. Ik meen oprecht dat dit misschien ook het
karakter van deze minister onderstreept, maar daar ga ik niet over;
daar heb ik geen verstand van. Het onderstreept in ieder geval zijn
bestuurlijke daadkracht en zijn wil om vooruitgang te boeken met de
uitvoering van het regeerakkoord. De vraag is of wij het daarmee eens
zijn. Hij kent mijn scepsis over de nationale politie en daarop is mijn
inbreng gericht. Ik stel mij open voor het debat, voor de discussie. Ik
richt mij vandaag op de hoofdlijnen. Anderen hebben ook gezegd: de
wetgeving zelf komt te zijner tijd nog. Dan valt er vast ook nog over
heel veel details te praten, maar ik richt mij nu even op de
hoofdlijnen.
Ik plaats de opmerking waarmee ik begon in het licht van de
stelselwijziging in 1993. Anderen hebben daar ook naar verwezen. Dat
was de fase waarin ik begon als politiewoordvoerder. Ik herinner mij
nog heel goed welke sporen dit vanaf 1994 binnen de politieorganisatie
heeft achtergelaten, in het uitvoerende werk. Het stelsel ging op de
schop, posities moesten veroverd of heroverd worden, er was een
stammenstrijd; departementaal en bestuurlijk. Deze minister heeft het
iets makkelijker, want hij mag alles zelf doen. Dat heeft diepe sporen
nagelaten in de politiek, bij de politie en in het bestuur in
Nederland. Ik denk er iets genuanceerder over dan dat men nu nog bezig
is met verwerken van de gevolgen van die stelselwijziging, maar het
heeft heel lang geduurd voordat het stelsel tot rust is gekomen en het
stof is neergedaald. Je moet wel weten dat het echt beter wordt, wil je
zoiets overhoop halen. Ik ben daarvan nog niet overtuigd.
Na het lezen van de brief moest ik denken aan een van de vele
reclamespotjes die je op televisie ziet, waarin je voortdurend een
prachtige en zeer aansprekende wereld ziet, in prachtige kleuren, met
mooie mensen, spannende dingen en veel plezier, maar je wacht in
spanning af waarvoor reclame wordt gemaakt. Hoe krijg ik al dat moois?
De ene keer is dat een nieuwe aftershave, de andere keer een
yoghurtdrankje. Het kan aan het einde zomaar blijken dat je er toch
weer naast zat. Er is dan weinig relatie tussen het moois dat
geschilderd wordt en de manier waarop je denkt dat je dit moet krijgen,
namelijk door het desbetreffende product af te nemen. Vaak is er daar
nauwelijks of geen relatie tussen, het gaat om het gevoel dat mensen
erbij krijgen. Zonder er flauw over te doen, kreeg ik dat idee ook een
beetje bij de brief van de minister van 14 december. Op pagina 1 staat
wat er allemaal gaat gebeuren: overlast aanpakken en de directe
omgeving veilig maken. Op pagina 7 wordt dat nog eens herhaald. Tot
slot worden prachtige perspectieven geschetst: de buurt wordt veiliger
voor bewoners en ondernemers; overlast en criminaliteit op straat en
bij uitgaansgelegenheden worden aangepakt. Fraude, witwassen, skimmen,
cybercrime en overvallen worden allemaal aangepakt, maar dat heeft
allemaal weinig te maken met de structuur. Dat kun je ook allemaal doen
binnen het huidige politiebestel. Ik begrijp passages over bureaucratie
en bestuurlijke drukte. Daar zitten bepaalde winstpunten in waarover je
het kunt hebben, maar de minister kan het ook doen binnen het huidige
bestel. Dat staat los van de structuur. Je kunt afspreken om een
offensief tegen A of B in te zetten. Wij moeten met elkaar bespreken
wat het dan is. Ik vraag mij daarom af of al dit moois werkelijk binnen
bereik wordt gebracht met de nationale politie. Die verbinding wordt in
de brief eigenlijk niet of nauwelijks gemaakt, alleen op het punt van
bureaucratie en een aantal dingen op het terrein van centrale inkoop,
bureaucratie, bestuurlijke drukte, ICT en wellicht ook de verbetering
van het aangifteproces. Dat kan ik mij voorstellen; dat type processen
zie ik wel. Daarmee blijf ik een beetje zitten als de genoemde brief op
mij laat inwerken. Een ander voordeel van één korpschef is wellicht dat
wij voortaan nog maar een nieuwjaarstoespraak per jaar hebben. Dat is
ook winst en dat scheelt waarschijnlijk weer een hoop gedoe voor de
minister.
Minister Opstelten: Of geen nieuwjaarstoespraak.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Of geen nieuwjaarstoespraak. Dat is
waarschijnlijk het eerste oorlogje dat de minister mag uitvechten.
Een hoofdpunt voor mij en mijn fractie is de vraag hoe het zal werken
met de landelijke prioriteiten. Anderen hebben daar ook over gesproken.
Ik kan er niet omheen dat de conclusie van de brief vrij helder is. Er
staat in de brief dat door de vorming van de nationale politie en een
aantal andere dingen, de politie in staat wordt gesteld uitvoering te
geven aan de prioriteiten zoals opgenomen in het regeerakkoord.
Daarvoor staan prachtige passages als dat er vanzelfsprekend ook ruimte
is voor lokale prioriteitsstelling, maar waar de heer Van der Staaij
een vraagtekentje had gezet bij het woord "vanzelfsprekend", heb ik
daarbij een groot kruis in de kantlijn gezet. Dat is namelijk niet
vanzelfsprekend. Dat bevestigt de minister door zijn brief af te ronden
met de opmerking dat er een nationale politie komt om te zorgen dat de
prioriteiten uit het regeerakkoord worden doorgevoerd. Dat is niet
verkeerd; als de minister dat wil, is dat legitiem. Het tekent echter
zijn visie op de verhouding tussen wat wij hier in Den Haag willen, met
name hetgeen het kabinet wil op basis van het regeerakkoord en waarvoor
uiteraard eerst de weg van de wetgeving moet worden gevolgd, en de
lokale afweging om daarbinnen prioriteiten te stellen. Een aantal
sprekers heeft daarover gesproken. Ik denk er ongeveer hetzelfde over.
Ik vind het dus niet zo vanzelfsprekend dat er ruimte voor is, zoals op
pagina 4 staat.
Er zit ook een paradox in de gedachte dat wij de politiezorg dichter
bij de burger brengen door meer centraal te sturen. Dat staat volgens
mij op pagina 2. Daar staat dat het op die manier nog dichter bij de
burger kan komen dan nu, door centraal te sturen. Als je het dichter
bij de burger wilt hebben, moet je zorgen dat de beslissingen ook
dichtbij de burger genomen. Dat is meer het geval als het lokaal
ingebed is, dan als wij hiervandaan overrulen wat lokaal als hoogste
prioriteit geldt. Ik spreek in prioriteiten. Het gaat mij er niet om
dat lokaal ook gezegd moet kunnen worden: aan dat stukje wetgeving
hebben wij geen boodschap. Daarbinnen moet ruimte zijn voor
prioriteitstelling, op z'n minst in de tijd, om te bepalen wanneer je
waar precies voorrang aan geeft. Op dat punt heb ik veel meer
helderheid nodig dan op basis van deze brief.
Ik noemde al even het punt dat er één landelijke korpschef komt. Ik
vraag de minister het volgende: wij krijgen wel tien regionale eenheden
en hoe gaat het dus werken? Er moeten toch ook mensen leiding geven aan
die tien regionale eenheden? Dat zijn geen korpschefs, maar hoe zit dat
dan? Hoe is de verhouding? Wat is hun mandaat, hun bevoegdheid en hoe
verhoudt zich dat tot de landelijke korpschef? Er is ook sprake van een
nationale korpsleiding. Dat is verder niet ingevuld, daar hebben wij
ook wel ruimte voor, maar ik vraag toch: valt er al te zeggen wat die
korpsleiding inhoudt?
Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen en vragen die zijn
gesteld over de regioburgemeester. Ook ik had het idee dat de
korpsbeheerder daarbij weer voorzichtig de hoek om kwam, dat risico
lopen wij daarmee althans. Ook een regioburgemeester kan namelijk last
hebben van tegengestelde belangen, waardoor de andere burgemeesters
naar hun gemeenteraad mogen, die meer bevoegdheden en ruimte moet
krijgen voor controle. Uiteindelijk krijgen zij echter van de eigen
burgemeester te horen: tja, ik kwam niet verder. Wat nu in het
regiobestuur gebeurt, gebeurt dan via de regioburgemeester: ik kwam er
niet door; er komen bij ons geen wijkagenten, want die gaan naar de
centrumgemeente van de regioburgemeester. Dat kan gewoon gebeuren. Hoe
voorkomen wij dat het gewoon een korpsbeheerder wordt met een nieuw
bordje op z'n bureau?
Ik ga verder met de capaciteit. Ik had mij voorgenomen om niet weer te
beginnen over de drieduizend agenten extra, wel of niet. Ik merk wel op
dat in de passage daarover sprake is van enige windowdressing. Deze
minister is op z'n tijd niet vies van wat ronkend taalgebruik. Ik kwam
zelfs onvervalste PVV-retoriek tegen, maar de heer Brinkman is een
uitzondering want hij heeft een hekel aan populisme en karikaturen.
Volgens de minister moeten de registratiedrift en de formulierengekte
worden gestopt. Prachtig, ik zie dat hij er zelf om moet lachen.
Minister Opstelten: U hoort mij spreken!
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Niet helemaal, ik vraag mij af wie deze
zin voor hem heeft opgeschreven.
Met de 49500 fte wordt de grootste operationele sterkte van de politie
ooit bereikt. Dat zijn 64 fte meer dan nu. Dat is precies het verschil
tussen de 49436 fte, één alinea erboven, en de 49500 fte daaronder. Het
zijn 64 fte meer. Gefeliciteerd, maar ik het is wel een oprecht
compliment waard dat ze nu ook allemaal betaalbaar zijn. Ik heb het
daar eerder over gehad. Dat is nu minder, maar qua sterkte zijn het 64
fte meer dan nu. Zo enorm veel scheelt het dus niet. Ik zeg tegen de
heer Brinkman dat ze nu ook worden betaald; ze doen het werk niet
gratis.
Ik had nog enkele opmerkingen over het budgetverdeelsysteem. Ik sluit
mij aan bij degenen die daarover gesproken hebben. Er zijn nog wel wat
vragen. Daarover hoeft vandaag niet het laatste woord te worden
gesproken, maar ik geef wel dezelfde waarschuwing mee. Ik heb geleerd
om een beetje door politiek taalgebruik heen te kijken. Als ik lees
over gemitigeerd invoeren, staat daar volgens mij: wij gaan het anders
doen dan afgesproken. Ik voel meer voor de gefaseerde benadering van de
heer Van der Staaij, dan voor gemitigeerd invoeren als synoniem voor:
het gaat niet gebeuren zoals wij het eerder hadden afgesproken. Graag
krijg ik een toelichting van de minister.
André Rouvoet