Strafrechtelijke veroordeling Maurice de Hond moet volgens
advocaat-generaal worden vernietigd
Den Haag, 12 januari 2011 - Op 11 januari 2011 heeft de
advocaat-generaal bij de Hoge Raad mr. J. Silvis een conclusie genomen
in de zaak van de wegens smaad/smaadschrift veroordeelde De Hond.
Achtergrond
De Hond is door het hof Amsterdam op 13 oktober 2009 veroordeeld wegens
het plegen van smaad en smaadschrift. De Hond heeft kritiek op het
justitieel onderzoek in de Deventer moordzaak. Die kritiek is
onderzocht, maar heeft in de verschillende rechtszaken niet tot nieuwe
inzichten geleid. In publicaties over de zaak heeft De Hond volgens het
hof herhaaldelijk twee personen zonder noodzaak in hun eer en goede
naam aangetast. Het hof veroordeelde De Hond daarom tot twee maanden
gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk. Namens De Hond is cassatie
ingesteld door zijn raadsman mr. G.G.J. Knoops, die een aantal klachten
tegen de uitspraak van het hof ingediend.
De conclusie van de advocaat-generaal
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat De Hond civielrechtelijk al
is veroordeeld voor schending van de eer en goede naam en dat aan de
benadeelden langs die weg schadevergoeding is toegewezen. Een
strafrechtelijke vervolging van De Hond is volgens de raadsman niet
noodzakelijk en in strijd met artikel 10 van het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens.
Het hof heeft geoordeeld dat hoewel moet worden toegegeven dat de
maatschappelijke en praktische effecten van de uitspraken van de
civiele rechter deels eenzelfde karakter kunnen hebben als die van een
strafrechtelijke veroordeling en dat betrokkenen in dergelijke
procedures dit kunnen ervaren als een vorm van dubbele bestraffing, dit
nog niet betekent dat een strafzaak na een uitspraak van de civiele
rechter in het algemeen geen doel meer zou dienen en geen aanvullend
maatschappelijk effect meer zou hebben.
De advocaat-generaal is met de raadsman van oordeel dat het hof hiermee
niet voldoende heeft gemotiveerd dat en waarom een strafrechtelijke
veroordeling van De Hond in het licht van de concrete omstandigheden
van het geval noodzakelijk is. De advocaat-generaal wijst er in dat
verband op dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens hoge eisen
stelt aan de inperking van de vrije meningsuiting door strafsancties.
Die zijn alleen toelaatbaar als die in het concrete geval strikt
noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. De bescherming van
de eer en goede naam kan die noodzaak opleveren, maar dat vereist een
afweging in de concrete omstandigheden van het geval waarbij ook de
civielrechtelijke veroordelingen moeten worden betrokken. Ook wijst de
advocaat-generaal er op dat het hof nader had moeten motiveren dat en
waarom in dit geval een (voorwaardelijke) gevangenisstraf gepast zou
zijn.
Zie voor de volledige tekst van de conclusie LJN BP0287.
Verdere gang van zaken
De zaak is verwezen naar de rol van 8 maart 2011 voor uitspraak door de
Hoge Raad. Voorlopig is de uitspraak bepaald op die datum.
Ten slotte
Een conclusie is een rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad. De
advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket
bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de
rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door de Hoge Raad te
beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader van de conclusie
en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven van nader
commentaar.
De volledige conclusie verschijnt heden op de website rechtspraak.nl.
Zie het origineel
Den Haag, 11 januari 2011
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 12 januari 2011 Naar boven
Gerechtelijke organisatie