Samenvatting Internationaliseringsmonitor 2010 1

Samenvatting
Internationaliseringsmonitor 2010

1. Inleiding
Globalisering is een onderwerp dat regelmatig in het maatschappelijke debat opduikt. Het gaat dan om de gevolgen van de internationale economische ontwikkelingen voor de open Nederlandse economie. Hoe groot de betekenis van de internationale economie voor Nederland is, werd de afgelopen jaren weer eens duidelijk door de financiële en economische crisis. Door het opdrogen van de handelsfinancieringen, de ineenstorting van de vraag, en het geïntegreerde karakter van wereldwijde supply chains, daalde de wereldhandel in 2009 met 12,5 procent (OESO, 2010). De Nederlandse in- en uitvoer daalden iets minder hard. Niettemin werd maar liefst twee derde van de achteruitgang van het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) in het vorige jaar verklaard door de ineenstorting van de internationale handel (CBS, 2010a). Omgekeerd zijn de positieve economische groeicijfers voor de eerste helft van 2010 grotendeels het gevolg van de sterk gegroeide uitvoer (CBS, 2010b).
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ziet het als haar verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan een evenwichtige en op statistische feiten gebaseerde maatschappelijke discussie over globalisering en de rol die het Nederlandse bedrijfsleven daarin speelt. Om deze ambitie te verwezenlijken heeft het CBS de afgelopen jaren verschillende projecten gerealiseerd waarin bestaande bestanden aan elkaar werden gekoppeld om de benodigde data te kunnen construeren. Globalisering is een complex verschijnsel dat niet alleen economische en technologische, maar ook sociale dimensies omvat. Om de effecten van de globalisering in kaart te brengen, zijn deze dimensies dan ook opgesplitst in relevante statistische thema's, zoals economische groei, welvaart, inkomensverdeling en werkgelegenheid. Vanaf 2007 heeft het CBS jaarlijks gepubliceerd over de verschillende aspecten van economische globalisering. In Kerncijfers Internationalisering 2007 werden de kernindicatoren van globalisering gepresenteerd. Vervolgens zijn in Internationaliseringsmonitor 2008 de achtergrond en context van de internationale oriëntatie van de Nederlandse economie uitgediept, terwijl in Internationalisation Monitor 2009 de economische betrekkingen met de opkomende markten veel aandacht kregen. In deze Internationalisation Monitor 2010 staat het thema internationale handel centraal. 2 Centraal Bureau voor de Statistiek
Inhoud
De Internationalisation Monitor 2010 bestaat uit drie delen. Deel A beschrijft achtereenvolgens de trends in de internationale handel in goederen (A1), de internationale handel in diensten (A2), de directe buitenlandse investeringen (A3) en R&D en innovatie (A4). Daarbij is onder meer onderscheid gemaakt naar de verschillende bedrijfssectoren. Ook worden de ontwikkelingen in Nederland vergeleken met die in andere landen, met inbegrip van onze buurlanden, zoals Duitsland, en landen die een met Nederland vergelijkbare kleine en open economie hebben, zoals Zweden.
Terwijl deel A meer beschrijvend van aard is, heeft deel B een meer analytisch karakter. Met behulp van een nieuwe dataset worden de kenmerken van de ondernemingen die zich bezighouden met de uitvoer, de invoer of beide geanalyseerd. Allereerst zijn de verschillen en overeenkomsten tussen bedrijven met internationale handel in goederen en/of diensten in kaart gebracht (B1). Vervolgens wordt ingegaan op de relatie tussen de verschillende typen handel die ondernemingen bedrijven en de sector, grootteklasse, binnen- of buitenlandse zeggenschap, productiviteit en de omzet (B2), R&D en innovatie (B3) en lonen en werkgelegenheid (B4). Deel C bevat het 'vaste' deel van de publicatie. Hierin zijn geannoteerde tabellen opgenomen die jaarlijks wordt geactualiseerd. Sommige van deze tabellen zijn al te vinden in de database van het CBS StatLine, andere zullen in 2011 beschikbaar worden. De tabellen verwijzen naar de onderwerpen in deel A van de Internationalisation Monitor 2010.
2. Resultaten
Deel A. Trends
Kleiner aandeel EU-landen in in- en uitvoer van goederen De internationale handel in goederen is vanaf 2002 tot de recente economische crisis met gemiddeld 10 procent per jaar gestegen (A1). Hoewel nog steeds het overgrote merendeel van de internationale handel met de Europese Unie plaatsvindt, is het aandeel van de EU-landen in de invoer wel gedaald: van 64 procent in 1996 naar 55 procent in 2009. Dit komt voornamelijk door de stijging van de invoer uit China. Ook het aandeel van de Europese Unie in de uitvoer is vanaf 1995 gedaald tot ongeveer 75 procent in 2009. Bijna de helft van de uitgevoerde goederen naar de Europese Unie in 2009 bestond uit wederuitvoer.
Samenvatting Internationaliseringsmonitor 2010 3
Herstel internationale handel in eerste kwartaal 2010 De economische crisis heeft geleid tot een sterke daling in de Nederlandse export van goederen met bijna 22 procent in 2009. De import van goederen daalde nog sterker. Het eerste kwartaal van 2010 volgde er een opleving van de handel als gevolg van een sterk herstel vanuit China en andere opkomende Aziatische landen. De groei was sterker bij de uitvoer dan bij de invoer. Uitvoer van diensten bedraagt een vijfde van totale export Naast goederen zijn ook diensten belangrijk in de internationale handel (A2). Diensten zijn lange tijd beschouwd als niet-verhandelbaar, maar sinds het midden van de jaren 1990 is de uitvoer van diensten goed voor ongeveer 20 procent van de totale Nederlandse export. Het gaat voornamelijk om handel met de buurlanden zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en België. De handel in diensten met de BRIC-landen neemt echter toe. Ongeveer de helft van de waarde van de handel in diensten wordt geproduceerd door ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap. Toenemend belang van bedrijven onder buitenlandse zeggenschap De rol van de buitenlandse ondernemingen is ook zichtbaar in de statistieken over buitenlandse directe investeringen (BDI) en de activiteiten van buitenlandse filialen in Nederland (A3). De afgelopen jaren is het aandeel ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap in de particuliere Nederlandse sector gestegen tot meer dan 1 procent. In 2008 produceren deze bedrijven meer dan een vijfde van de totale toegevoegde waarde, genereren bijna een derde van de totale omzet en zijn goed voor een zesde van de totale werkgelegenheid in de particuliere sector. Negatief effect economische crisis op BDI
De inkomende en uitgaande BDI werden sterk beïnvloed door de economische crisis. Zo was er in verschillende kwartalen van 2008 en 2009 sprake van negatieve inkomende en uitgaande BDI-stromen. De standen van inkomende en uitgaande Nederlandse DBI daalde voor het eerst sinds de De Nederlandsche Bank dit in 1984 begon bij te houden. Een aanzienlijk deel van deze dynamiek is echter te verklaren door de activiteiten rondom één enkele onderneming: de overname van ABN AMRO door Santander, Fortis en de Royal Bank of Scotland, en de latere aankoop van Fortis door de Nederlandse overheid.
Internationaal georiënteerde ondernemingen actiever in R&D Exporterende en importerende bedrijven zijn actiever op het gebied van R&D en geven hier aan meer uit dan ondernemingen die geen handel met het buitenland bedrijven (A4). Ook zijn Nederlandse ondernemingen in buitenlandse handen actiever in R&D (30 procent in 2008) dan ondernemingen in Nederlandse handen. Dit komt deels doordat een klein aantal grote ondernemingen verantwoordelijk is 4 Centraal Bureau voor de Statistiek
voor het merendeel van de R&D: zowel bij ondernemingen met buitenlandse handel als ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap gaat het relatief vaak om grotere ondernemingen. Van 2002 tot 2008 zijn de totale R&D-investeringen in het Nederlandse bedrijfsleven gestegen met 20 procent. Het aandeel ondernemingen met R&D-activiteiten daalde met één procentpunt.
Minder octrooiaanvragen, wel sterke focus op technologiepatentklassen van de toekomst
In 2002 tot 2004 stagneerde het aantal Nederlandse octrooiaanvragen, vanaf 2004 is er zelfs sprake van een daling. Positief is echter de sterke gerichtheid vergeleken met andere EU-landen op de zogenaamde technologiepatentklassen van de toekomst (bijvoorbeeld nanotechnologie en energiebesparing op het gebied van verlichting). Deze bieden kansen en mogelijkheden voor productiviteits- en welvaartsgroei in de komende tijd.
Deel B. Kenmerken van ondernemingen met buitenlandse handel
Het volume van de internationale handel in goederen en diensten wordt vaak gebruikt als een maatstaf voor de openheid van een economie en de integratie met de rest van de wereld. Echter, de motoren achter deze macro-economische ontwikkelingen zijn de bedrijven die activiteiten op het gebied van internationale verkoop (of aankoop) ontplooien en ernaar streven op deze manier hun markten uit te breiden. Een goed begrip van de kenmerken van deze bedrijven kan nuttig zijn voor een beter inzicht in de ontwikkelingen binnen de internationale handel. Hoog aandeel grote bedrijven onder ondernemingen met internationale handel Onder ondernemingen die internationale handel bedrijven op het gebied van goederen en diensten is het aandeel grote bedrijven (250 werknemers of meer) aanmerkelijk hoger dan onder ondernemingen die alleen in goederen of diensten handelen (B1). Daarnaast zijn onder importeurs en exporteurs van diensten verhoudingsgewijs meer grote bedrijven te vinden dan bij de handelaars in goederen. Wel is bij alledrie de groepen het aandeel grote bedrijven in 2008 gedaald ten opzichte van 2006, terwijl het aandeel kleine en middelgrote bedrijven (minder dan 250 werknemers) is gestegen. Onder ondernemingen die importeren noch exporteren is het percentage grote bedrijven het kleinst.
Ondernemingen met internationale handel relatief vaak in buitenlandse handen Bij ondernemingen met internationale handel in goederen en diensten gaat het relatief vaak om bedrijven onder buitenlandse zeggenschap. Zo was in 2008 bijna 30 procent van de importeurs in goederen en diensten in buitenlandse handen, van Samenvatting Internationaliseringsmonitor 2010 5
de exporteurs was dat 34 procent. Dit hangt ermee samen dat bedrijven in buitenlandse handen dikwijls grotere ondernemingen zijn. Verder zijn ondernemingen die goederen en diensten in- en uitvoeren vaak actief in de sectoren 'onroerend goed, verhuur en zakelijke activiteiten', 'industrie' en 'groot- en detailhandel'. Handelaren in goederen zijn vooral te vinden in de sector 'groot- en detailhandel', terwijl de handelaren in diensten dikwijls behoren tot de sector 'onroerend goed, verhuur en zakelijke activiteiten'.
Substantiële bijdrage aan totale omzet en toegevoegde waarde Ondermeer door hun grootte leveren ondernemingen die internationale handel bedrijven een substantiële bijdrage aan de Nederlandse economie. Zo waren de exporteurs van goederen en/of diensten in 2008 goed voor bijna 80 procent van de totale omzet (B2). Daarnaast namen ze twee derde van de totale toegevoegde waarde voor hun rekening. Voor de importeurs van goederen en/of diensten waren deze aandelen nog hoger.
Hoogste omzet en productiviteit bij im- en exporterende bedrijven in buitenlandse handen
Wanneer exporterende ondernemingen worden vergeleken met niet-exporterende ondernemingen, dan komt naar voren dat exporteurs een hogere gemiddelde omzet genereren en gemiddeld productiever zijn dan niet-exporteurs. Hetzelfde geldt voor importeurs en niet-importeurs. Binnen de groepen exporteurs en importeurs hebben ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap gemiddeld een hogere omzet en arbeidsproductiviteit dan bedrijven onder Nederlandse zeggenschap. Samenhang tussen innovatie en export
Exporterende ondernemingen blijken gemiddeld innovatiever te zijn dan bedrijven die niet exporteren (B3). Deze samenhang blijft ook bestaan wanneer er gecorrigeerd wordt voor kenmerken zoals bedrijfsgrootte, zeggenschap en bedrijfssector. Innoverende bedrijven hebben namelijk nogal wat gemeen met bedrijven die buitenlandse handel bedrijven: ze zijn relatief vaak groot, in buitenlandse handen en actief in de sector 'industrie'. Verder worden beide groepen ondernemingen gekenmerkt door een gemiddeld hoge arbeidsproductiviteit. Een bepaald niveau van arbeidsproductiviteit lijkt onontbeerlijk te zijn voor zowel innovatie als export, gezien de hoge kosten die hiermee gemoeid zijn.
Bedrijven met internationale handel betalen hogere lonen Exporteurs, importeurs en ondernemingen die zowel exporteren als importeren betalen gemiddeld aanzienlijk hogere lonen dan bedrijven zonder internationale handel (B4). Dit komt deels door de gemiddeld hogere productiviteit van bedrijven met internationale handel, deels heeft het ook te maken met de afwijkende samenstelling van het personeelbestand. Zo hebben ondernemingen met internationale 6 Centraal Bureau voor de Statistiek
handel relatief veel hoog opgeleiden en weinig vrouwen in dienst. Verder vallen exporterende en/of importerende bedrijven naar verhouding dikwijls onder buitenlandse zeggenschap. Uit eerder onderzoek bleek dat deze ondernemingen hogere lonen betalen om personeelsverloop te beperken (CBS, 2009). Wanneer voor deze en andere verschillen, zoals bedrijfsgrootte, tussen ondernemingen met en zonder internationale handel gecorrigeerd wordt, dan resteert er nog een loonverschil van 5 a 7 procent.
Deel C. Geannoteerde tabellen
Grote rol bedrijven onder buitenlandse zeggenschap in de in- en uitvoer van goederen Een belangrijk deel van de internationale handel in goederen komt voor rekening van ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap. Hoewel deze ondernemingen in 2008 maar 5 procent van het totale aantal bedrijven met internationale handel uitmaakten, waren ze goed voor 54 procent van de import, 49 procent van de export en 60 procent van de wederuitvoer. Sinds 2002 zijn deze aandelen bovendien sterk toegenomen.
Merendeel internationale handel door MKB
Internationale handel van goederen gebeurt vooral door het midden- en kleinbedrijf (MKB). In 2008 realiseerde het MKB 57 procent van de totale im-en exportwaarde. In 2002-2008 is zowel bij het MKB als bij grote bedrijven de waarde van de export jaarlijks met 8 procent gestegen. Ook de waarde van de import nam bij beide typen ondernemingen toe, bij de grote bedrijven was de groei echter groter dan bij het MKB. Opkomst bedrijven in buitenlandse handen onder MKB met internationale handel Terwijl de internationale handel in goederen door het MKB wordt gedomineerd door bedrijven in Nederlandse handen, wordt die van grote bedrijven gedomineerd door ondernemingen in buitenlandse landen. Wel is er onder de importeurs en exporteurs in het MKB sprake van een sterke opkomst van ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap. In 2002 waren deze bedrijven goed voor 30 procent van de export en 28 procent van de import door het MKB. In 2008 was dat toegenomen tot respectievelijk 44 en 42 procent. Ook het aandeel van buitenlandse ondernemingen in de import door grote bedrijven steeg in deze periode, echter minder hard (van 59 tot 63 procent). Hun aandeel in de export daalde (van 59 tot 54procent). Toename bedrijven met buitenlandse handel
Tussen 2002 en 2008 is het percentage bedrijven dat goederen importeert en/of exporteert toegenomen. Ondernemingen in de industrie en groothandel zijn op dit gebied het vaakst actief. In 2008 namen deze bedrijfstakken samen het merendeel van zowel de import als de export van goederen voor hun rekening. Samenvatting Internationaliseringsmonitor 2010 7
Sterke stijging aandeel buitenlandse bedrijven in groothandel, kleine daling in industrie Vooral in de groothandel is de betekenis van de bedrijven onder buitenlandse zeggenschap voor de internationale handel fors toegenomen. Waren ze in 2002 nog goed voor ongeveer een derde van de in- en uitvoer in deze bedrijfstak, in 2008 was dat gegroeid tot iets meer dan de helft. In de industrie, de bedrijfstak waarin buitenlandse bedrijven het meest actief zijn in in de handel over de grenzen, nam hun aandeel in de import en de export iets af.
Stijging internationale handel in diensten
Van 2002 tot 2008 nam de waarde van de import van diensten toe met 11 procent, terwijl de export van diensten met 12 procent steeg (B2). Gedurende deze periode was er steeds sprake van een handeloverschot. Ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap namen 50 procent van de totale importwaarde en 54 procent van de totale exportwaarde voor hun rekening. Ongeveer twee derde van zowel de import- als de exportwaarde werd gerealiseerd door grote ondernemingen. Internationale handel in diensten vooral in 'landbouw, mijnbouw en industrie' en 'transport, opslag en communicatie'
Meer dan 60 procent van de totale waarde van de im- en export in diensten wordt gegenereerd door bedrijven in de 'landbouw, mijnbouw en industrie' en 'transport, opslag en communicatie'. De internationale handel in deze bedrijfstakken werd gedomineerd door ondernemingen onder Nederlands zeggenschap. Alleen in de 'transport, opslag en communicatie' was het aandeel in exportwaarde van bedrijven onder buitenlandse zeggenschap in 2008 groter dan dat van bedrijven onder Nederlandse zeggenschap.
Toename BDI in industrie, afname in diensten
Hoewel de inkomende Directe Buitenlandse Investeringen (DBI) in 2009 hoger uitkwamen dan in 2003, is hun omvang uitgedrukt als aandeel in het bbp ongeveer gelijk gebleven (B3). Binnen het totaal aan DBI is er sprake van een accentverschuiving naar de bedrijfstak 'mijnbouw, aardolie en chemische producten'. Het aandeel van de sector industrie in zowel de inkomende als uitgaande BDI is toegenomen, terwijl het aandeel van de dienstensector is gedaald. Daling van aandeel Nederland in de wereldwijde BDI De belangrijkste investeringspartners zijn de landen in de eurozone, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Het aandeel van de BRIC-landen, Brazilië, Rusland, India en China, in de uitgaande BDI is in 2003-2008 toegenomen, maar is nog steeds betrekkelijk klein. In 2008 was Nederland goed voor 4,3 procent van de binnenkomende en 5,2 procent van de uitgaande BDI wereldwijd. Deze aandelen zijn sinds 2003 gedaald.
8 Centraal Bureau voor de Statistiek
Bedrijven in buitenlandse handen actiever op het gebied van innovatie In 2008 werd een derde van de R&D-uitgaven in het bedrijfsleven gerealiseerd door ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap (C4). In 2002 was dit ruim een kwart. Ondernemingen in buitenlandse handen zijn actiever op het gebied van innovatie dan bedrijven in Nederlandse handen ( 48 procent versus 23 procent in 2008). Zo zijn ze bijvoorbeeld veel vaker betrokken bij samenwerkingsprojecten op het gebied van innovatie. Wel zijn de Nederlandse bedrijven dit verschil sinds 2002 in aan het lopen. Als land presteert Nederland, gemeten naar de bruto binnenlandse uitgaven voor R&D in 2008, onder het gemiddelde. Bovendien zijn de uitgaven in 2003-2008 niet toegenomen. Slechts de helft van de Nederlandse uitgaven aan R&D worden gedaan door het bedrijfsleven, wat laag is in vergelijking met de andere EU-landen.
Luchtvracht vooral van en naar Azië en Australasia Nederland stond in 2008 op de vijfde plaats van de EU-15-landen voor wat betreft het transport van internationale luchtpassagiers. Op het gebied van het luchtvrachttransport nam Nederland met een marktaandeel van 13 procent, de derde plaats in. Amsterdam (Schiphol) is een belangrijke luchthaven voor het vervoer van intercontinentale goederen. Meer dan de helft van de luchtvracht die in Nederland wordt verwerkt, heeft Azië (China) of Australasia als herkomst of bestemming. In 2008 is het transport van goederen door de lucht van en naar Afrika met 8 procent gestegen. Dit betekent dat Nederland binnen de EU-27 nummer 1 blijft in de verwerking van luchtvracht van en naar dit continent. Buitenlands goederentransport over de Nederlandse wegen vooral door Duitse, Belgische en Poolse vrachtwagens
Ruim 75 procent van de geloste vracht in Nederland, werd in 2008 vervoerd met transportmaterieel dat in het buitenland geregistreerd stond. Van de geladen vracht was dat 42 procent. Duitse, Belgische en Poolse vrachtwagens zijn goed voor drie kwart van het totale gewicht aan vracht dat door bedrijfswagens met een buitenlands kenteken in Nederland vervoerd werd. Dit aandeel is de afgelopen jaren toegenomen. Intercontinentaal containervervoer over zee gedomineerd door China In 2000-2008 steeg het containertransport naar en van Nederlandse havens langs de Europese kust (SSS) met 61 procent, terwijl het intercontinentale containervervoer over de zee (DSS) groeide met 72 procent. Meer dan de helft van de SSS-containers zijn afkomstig van of gaan naar het Verenigd Koninkrijk en Ierland. De betekenis van Rusland neemt echter zowel in absolute als relatieve zin toe. Het intercontinentale containervervoer wordt gedomineerd door China. Dit land (exclusief Hongkong) was in 2008 goed voor een derde van het DSS-transport van en naar Nederland. Vier op de vijf DSS-containers hadden in dat jaar Azië als herkomst of bestemming.
Samenvatting Internationaliseringsmonitor 2010 9
Toename gemiddeld aantal banen bij bedrijven in buitenlandse handen Ondernemingen in buitenlandse handen zijn consequent groter en hebben daarom over het algemeen een groter personeelsbestand dan bedrijven in Nederlandse handen. Vanaf 2006 tot 2007 nam het gemiddelde aantal banen in deze ondernemingen bovendien toe, wat niet het geval was bij de Nederlandse bedrijven. Ook hadden ondernemingen onder buitenlandse zeggenschap minder personeelverloop. Wel was er in 2007 sprake van een toename ten opzichte van 2006. Verder hadden deze bedrijven vaker hoogbetaalde en minder vaak laag betaalde werknemers in dienst dan ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap. Dat gold voor ondernemingen in alle grootteklassen, al waren de verschillen bij de grote ondernemingen wel kleiner. In alle bedrijfstakken betaalden de buitenlandse bedrijven gemiddeld aanzienlijk hogere lonen in 2007 dan ondernemingen onder Nederlandse zeggenschap.
3. Verdere ontwikkelingen
Met deze Internationalisering Monitor 2010 is opnieuw een belangrijke stap gezet in het in kaart brengen van de gevolgen van het de (economische) globalisering voor de Nederlandse economie. Verder onderzoek blijft echter noodzakelijk. Verschillende onderwerpen die regelmatig aan de orde komen in het maatschappelijke debat over globalisering en internationalisering, zijn nog niet aangepakt. Voorbeelden hiervan zijn international sourcing, de regionale verdeling van welvaart en welzijn, internationale migratie en (duurzaam) ondernemerschap. Daarnaast wordt het belang van een (internationale) demografie van bedrijven steeds duidelijker als we, naast een statische, ook een dynamische vergelijking willen maken van veranderingen in de tijd.
In het kader van een verdere uitbreiding en verdieping van het onderzoek naar de effecten van globalisering, heeft het CBS al een aantal nieuwe projecten opgestart. Veel van deze projecten zijn opnieuw gericht op het creëren van nieuwe voor het onderzoek relevante data door het samenvoegen van bestaande datasets op microniveau. Daarbij zullen ook weer diverse strategische partners, zoals het Ministerie van Economische Zaken, de Nederlandse Bank, het Centraal Planbureau, het Economisch Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf en universiteiten worden betrokken. Referenties
OECD (2010). Trade, policy and the economic crisis, Parijs. CBS (2010a). De Nederlandse Economie 2009, Den Haag/Heerlen. CBS (2010b). De Nederlandse Economie per kwartaal, Den Haag/Heerlen. CBS (2009). Internationalisation Monitor 2009, Heerlen/Den Haag. 10 Centraal Bureau voor de Statistiek