Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid


Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011

Na twee jaren met een totale productieverlies van 15% lijkt in de bouw de bodem te zijn bereikt. De totale bouwproductie groeit dit jaar naar verwachting met 1% en wordt voornamelijk gedragen door het herstel in de woningbouw. Zowel de utiliteitsbouw als de grond-, water- en wegenbouw laten nog een bescheiden krimp zien. Deze sectoren ervaren de gevolgen van bezuinigingen van de overheden. In de utiliteitsbouw drukt bovendien de overcapaciteit van kantoren de groei in de komende jaren. Vanaf 2012 laat de bouw een stevig herstel zien. Dit moet uiteraard wel worden gezien tegen de achtergrond van een aanvankelijk nog laag productieniveau.

Dit concludeert het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in het vandaag verschenen rapport `Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011'. Ieder jaar publiceert het EIB in januari zijn verwachtingen over de ontwikkelingen rond de bouwproductie en werkgelegenheid op korte en middellange termijn.

De bouw heeft twee historisch gezien zeer zware jaren achter de rug. De productie is in deze periode in totaal met 15% gekrompen, er zijn ruim 2.000 bouwbedrijven failliet gegaan en de werkgelegenheid is sterk teruggelopen. De gerealiseerde productiedaling sluit goed aan bij de ramingen die het EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. De werkgelegenheid is naar schatting met ongeveer 40.000 arbeidsjaren teruggelopen. Wel is de werkgelegenheid van werknemers in de bouw met 20.000 arbeidsjaren duidelijk minder sterk gedaald dan werd verwacht. Het werkgelegen-heidsverlies lijkt relatief sterk te zijn neergeslagen in de flexibele schil van zzp'ers en (buitenlandse) uitzendkrachten, maar precieze cijfers over de omvang hiervan moeten nog worden afgewacht.

Nadat het overige Nederlandse bedrijfsleven al vanaf begin 2010 een voorzichtig herstel toont, lijkt eind 2010 in de bouw eindelijk de bodem te zijn bereikt. Dit jaar zal de bouwproductie een voorzichtig herstel laten zien, voornamelijk gedragen door het herstel in de woningbouw. Verschillende indicatoren wijzen in de richting van herstel van de woningbouw. De orderportefeuilles van architecten zitten al twee achtereenvolgende kwartalen in de lift, de orderportefeuilles bij de bouwbedrijven zijn licht toegenomen, de woningbouwvergunningen vanuit marktpartijen trekken aan en de verkopen van nieuwe woningen zijn in het afgelopen jaar ook duidelijk gestegen. De nieuwbouw van woningen groeit naar verwachting met 5% en de groei van de herstel en verbouw blijft hier maar weinig bij achter. Het herstel op de renovatiemarkt wordt daarbij ondersteund door de tijdelijke verlaging van het btw-tarief. Het aantal opgeleverde woningen kan weer toenemen van 56.000 vorig jaar naar 64.000 woningen dit jaar. Het cijfer van 2010 is echter statistische vertekend en zou hiervoor gecorrigeerd op ongeveer 62.000 woningen zijn uitgekomen, zodat dit ook als een bescheiden herstel moet worden opgevat. Dit herstel van de woningmarkt is een beweging in de goede richting, maar vanwege het lage niveau nog onvoldoende om aan de demografisch gedreven uitbreidingsvraag te kunnen voldoen. De woningmarkt zal dan geleidelijk nog verkrappen, wat de prijzen op de markt kan ondersteunen.

Op middellange termijn kan de woningbouwproductie weer aansluiting vinden bij de meer trendmatige vraag en in de periode 2012-2015 kan de productie zelfs tijdelijk wat hogere groeicijfers bereiken als gevolg van inhaalvraag. Het gaat hier om de vraaguitval tijdens de crisis, die in deze jaren alsnog gerealiseerd wordt. De groei wordt aan de andere kant gedrukt door twee factoren. De eerste is de in de tijd afnemende groei van het aantal huishoudens als gevolg van demografische factoren. De tweede factor is de teruglopende investeringscapaciteit van de corporaties. In feite is het ambitieniveau dat de corporaties hebben ontwikkeld in de jaren voor de crisis, op termijn niet goed vol te houden. De bedrijfseconomische verliezen die worden geleden op nieuwbouw van sociale huurwoningen zijn groot en het beleid van inflatievolgend huurbeleid biedt hiervoor geen tegenwicht. De corporaties zullen hun inspanningen dan ook moeten temporiseren en het verloop van de vergunningverlening in 2010 biedt een duidelijke aanwijzing dat dit proces inmiddels is ingezet. Ook op middellange termijn is in de ramingen rekening gehouden met een productieniveau vanuit de corporaties dat niet meer terugkeert op het niveau van voor de crisis.

Bij de utiliteitsbouw is het beeld ongunstiger dan bij de woningbouw. In 2011 daalt de productie naar verwachting nog eens met 2%, nadat de productie al met bijna een kwart is gedaald tijdens de crisisjaren. In de utiliteitsbouw is het vooral de kantorensector, waar de problemen groot zijn en de komende jaren de groei blijven drukken. We zullen eerst een periode van herstructurering en sloop tegemoet gaan alvorens de markt weer meer in evenwicht komt. Ook daarna moet echter rekening worden gehouden met het ontstaan van een vervangingsmarkt, nu de werkgelegenheidsmotor op termijn niet meer de rol kan spelen die het in de afgelopen twee decennia speelde. Groeipotentieel is er wel bij de overige gebouwen voor de markt en bij de zorg, zodat de totale utiliteitsbouw op middellange termijn toch nog een beheerste groei kan realiseren. Het productieniveau in de utiliteitssector blijft daarbij ook in 2016 echter nog duidelijk achter bij het niveau dat voor de crisis werd gerealiseerd.

De grond-, water- en wegenbouwsector heeft na een stevige groei in 2009 een duidelijke terugslag moeten verwerken in 2010. Toch kan worden geconstateerd dat deze sector, zoals verwacht, goeddeels ongeschonden door de crisis is gekomen. Negatieve uitzondering op het algemene beeld is het werk in samenhang met locatieontwikkeling. De komende jaren wordt in dit segment echter weer stevige groei verwacht, in samenhang met de opleving op vooral de woningmarkt. Hierbuiten zal het beeld weinig dynamisch zijn, maar een stabilisatie vanuit een goed productieniveau is geen slecht resultaat.

De bouwarbeidsmarkt volgt de ontwikkelingen vanuit de productie altijd met zekere vertraging. In 2011 zal de groei zich vertalen in productiviteitsherstel en loopt de totale werkgelegenheid met 3.000 arbeidsjaren verder terug. De flexibele schil van zzp'ers, uitzendkrachten en gedetacheerd personeel zal vervolgens als eerste weer gaan toenemen, alvorens bedrijven de verplichtingen van eigen personeel aangaan. Het totale verlies over de periode 2009-2011 gaat in de richting van 45.000 arbeidsjaren. In 2012 neemt de werkgelegenheid van werknemers voor het eerste weer bescheiden toe. Na 2012 zal de historische trend naar relatief meer zzp'ers doorzetten, waardoor de groei met 1½% iets sterker is dan die bij de werknemers.

In de publicatie wordt verder gewezen op een aantal risico's voor herstel van de bouwsector in de komende jaren en een aantal mogelijkheden voor de overheden om budgetneutrale maatregelen te treffen die de bouwdynamiek in de komende jaren kunnen versterken.