Gerechtshof 's-Gravenhage
Staat mag uitgeprocedeerd Angolees gezin niet op straat te zetten
Den Haag, 11 januari 2011 - Het gerechtshof in Den Haag heeft op 11
januari 2011 in het hoger beroep van een kort geding de Nederlandse
Staat een verbod opgelegd om een uitgeprocedeerde moeder met haar drie
minderjarige kinderen uit de vrijheidsbeperkende locatie Ter Apel te
zetten. Het Haagse hof heeft eerder in een tussenarrest in deze zaak al
geoordeeld dat de kinderen niet zonder meer op straat gezet mochten
worden. De Staat heeft vervolgens een oplossing aangeboden, die ertoe
zou leiden dat moeder en kinderen gescheiden raken. Het hof heeft nu in
het eindarrest bepaald dat in de omstandigheden van dit geval het
belang van de kinderen om bij hun moeder te kunnen blijven zwaarder
weegt dan het belang van de Staat om het vreemdelingenbeleid uit te
voeren.
De Staat had het gezin in de vrijheidsbeperkende locatie Ter Apel laten
opnemen in afwachting van hun uitzetting uit Nederland, nadat hun
verzoek om asiel bij herhaling was afgewezen. Omdat de moeder weigerde
mee te werken aan het verkrijgen van reisdocumenten, dreigde de Staat
haar en de kinderen op straat te zetten. Hierdoor zouden zij aan hun
lot overgelaten zijn.
Al bij een tussenarrest van 27 juli 2010 had het hof in deze zaak
geoordeeld dat het zonder meer op straat zetten van de kinderen als
inhumaan en daarom onrechtmatig moet worden beschouwd. Bij die
tussenuitspraak werd de Staat nog in de gelegenheid gesteld om een
passende oplossing te bieden, waardoor de opvang, medische verzorging
en scholing van de kinderen gewaarborgd zouden zijn. De Staat stelde
daarop voor kinderbeschermingsmaatregelen te bevorderen, waardoor de
kinderen in een pleeggezin of residentiële zorginstelling zouden
kunnen worden opgenomen. De moeder en de kinderen hebben zich echter
beroepen op het recht dat hun gezinsleven zou worden gerespecteerd,
welk recht is vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens (EVRM).
Het hof heeft nu geoordeeld dat de door de Staat voorgestelde oplossing
ertoe zal leiden dat de moeder en de kinderen uit elkaar gehaald worden
in de periode tot hun uitzetting uit Nederland. Het hof heeft hun
verzet daartegen afgewogen tegen het belang van de Staat om zijn
vreemdelingenbeleid uit te voeren en het belang van de Staat dat
pogingen om uitgeprocedeerde vreemdelingen uit te zetten niet worden
gefrustreerd door een weigering om mee te werken aan het verkrijgen van
reisdocumenten. Het hof acht in de omstandigheden van dit geval
onvoldoende grond aanwezig om de moeder en de kinderen uit elkaar te
halen voor de in beginsel korte periode dat zij nog in Nederland zijn.
Verbreking van het gezinsleven leidt in deze zaak dan ook tot een niet
gerechtvaardigde inbreuk op artikel 8 EVRM.
De Staat zal de kinderen en de moeder in Ter Apel onderdak en
verzorging moeten blijven bieden totdat zij Nederland zullen verlaten
of totdat in die tijd op andere wijze in gelijkwaardige opvang en
verzorging van het gezin zal zijn voorzien.
LJ Nummer
BO9924
Zie het origineel
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 11 januari 2011 Naar boven