Rijksoverheid
7 januari 2011
vragen Jadnanansing misbruik uitwonendenbeurs
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Jadnanansing (PvdA)
over het grote aantal fraudegevallen met de uitwonendenbeurs.
De vragen zijn mij toegezonden met uw brief met kenmerk 2010Z15123
(ingezonden 22 oktober 2010).
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra
Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatsecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over het grote aantal fraudegevallen met uitwonende
studiebeurs. (Ingezonden 22 oktober 2010)
1
Heeft u kennisgenomen van het bericht 'veel fraude met beurs uitwonende
student'?1
Ja.
2
Hoe beoordeelt u de schokkende resultaten dat in bijna de helft van de
huisbezoeken fraude met de uitwonende studiebeurs werd geconstateerd?
De resultaten van de adrescontroles in Amsterdam bevestigen het beeld dat er
veel studerenden zijn die misbruik maken van de uitwonendenbeurs. Dat is
inderdaad schokkend. Toch moeten we voorzichtig zijn met het extrapoleren van
deze cijfers naar alle studerenden. De controles in Amsterdam zijn uitgevoerd bij
specifieke adressen die zijn geselecteerd op basis van zogenaamde
"risicoprofielen". Die profielen houden een bepaalde combinatie van kenmerken
in, op basis waarvan een verhoogde kans op misbruik met de uitwonendenbeurs
bestaat. Het constateren van misbruik in bijna de helft van de gevallen zegt dus
vooral dat het gebruikte risicoprofiel adequaat is. Ik hoop u in de volgende
voortgangsrapportage meer inzicht te geven in het landelijke beeld.
3
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is om de situatie te laten
voortbestaan waarbij jonge volwassenen bij hun eerste grote financiële transactie
op grote schaal fraude plegen en de overheid er relatief weinig tegen doet? Zo ja,
bent u het er mee eens dat het belang hiervan verder gaat dan de financiële
omvang van de fraude alleen, maar dat het ook een zeer verkeerde les meegeeft
aan jongeren over het gebruik van gemeenschapsgeld?
Ja, ik deel die mening. Mijn voorganger meldde al eerder in reactie op vragen van
de leden Spekman, Besselink en Depla over dit onderwerp aan de Kamer (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 3686) dat het niet goed is dat bij jonge mensen
het beeld ontstaat dat zij de gemeenschap ongestraft vele euro's per jaar extra
kunnen laten uitkeren, zonder veel kans te worden gepakt en zonder dat ze enig
ander risico lopen dan het terugbetalen van het ten onrechte ontvangen bedrag.
Ik zie dit dan ook als een belangrijke reden om het misbruik met de
uitwonendenbeurs aan te pakken. Hiertoe heb ik onder meer een wetsvoorstel
voorbereid. Het wetsvoorstel voorziet in aanpassing van de definitie van uit# en
thuiswonende studerenden in de Wet studiefinanciering 2000, aanwijzing van een
toezichthouder en invoering van een bestuurlijke boete. Met de wetsaanpassingen
en het verdergaand vormgeven en uitvoeren van adrescontroles denk ik
1 Parool, 20 oktober 2010: 'Veel fraude met beurs uitwonende student'
voldoende mogelijkheden te hebben om het misbruik met de uitwonendenbeurs
effectief te kunnen aanpakken.
4
Kunt u concreet aangeven wat dit controleresultaat betekent voor de
aanscherping van maatregelen zoals reeds aangekondigd in het Actieplan Misbruik
Uitwonendenbeurs?
Het controleresultaat is de opbrengst van één van de pilots die op het moment
lopen met gemeenten en sociale recherches in het kader van het misbruik met de
uitwonendenbeurs. Ook uit de andere pilots ontvang ik binnenkort resultaten. De
resultaten geven een indicatie van de omvang van het misbruik en de effectiviteit
van de adrescontroles tot nu toe. De uiteindelijk in te zetten handhavingstrategie
voor de structurele situatie (de situatie waarin ook de wet zal zijn aangepast en er
aan DUO en gemeenten toezichthoudende bevoegdheden zijn toegekend) is
daarvan afhankelijk.
5
In welke mate zijn gemeenten met grote studentenpopulaties op dit moment
toegerust om de controles en handhaving uit te voeren aangezien de Dienst
Uitvoering Onderwijs (DUO) niet bevoegd is? Kunnen de gemeentes dit in
voldoende mate aan op dit moment en op welke wijze denkt u een stabiele inzet
in de toekomst te continueren, ook als gemeentelijke budgetten voor controle en
handhaving onder druk komen te staan in de komende tijden?
Op dit moment lopen er in verschillende gemeenten pilots. In de meeste gevallen
vinden controles plaats met gebruikmaking van de GBA#bevoegdheden waarover
gemeenten beschikken. Met het wetsvoorstel krijgen gemeenten in de structurele
situatie ook WSF 2000#bevoegheden om adrescontroles uit te voeren. Het is de
bedoeling dat in die structurele situatie in alle gemeenten controles kunnen
worden uitgevoerd op verzoek van DUO. Dit zal mede aan de hand van de
uitkomsten van de pilots worden vormgegeven. Overigens heeft DUO in de
structurele situatie de mogelijkheid om ook andere partijen in te zetten voor de
controle. Deze partijen moeten hiertoe worden aangewezen door de minister van
OCW.
6
Deelt u de mening dat het ook noodzakelijk is om bij de aanpak van misbruik bij
de uitwonendenbeurs medewerking van gecontroleerde studenten af te kunnen
dwingen en om hulp van familie/vrienden in het plegen van de fraude ook
strafbaar te stellen?
Zo ja, hoe gaat u er concreet voor zorgen dat deze zaken ook wettelijk mogelijk
worden gemaakt met het oog op effectievere controle en handhaving?
Als bij een controle blijkt dat een studerende niet thuis is of de deur niet opent,
wordt hij na een aantal pogingen schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek bij de
betreffende gemeente. Als de studerende niet meewerkt, kan de gemeente hem
een nadere informatieplicht opleggen op grond van artikel 72 van de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Op de studerende rust dan
de bewijslast om aan te tonen dat hij feitelijk woont op het opgegeven GBA#
adres. Lukt het de studerende niet dat aan te tonen, dan wordt alsnog de
uitwonendenbeurs omgezet in een thuiswonendenbeurs en wordt een bestuurlijke
boete opgelegd.
Wat betreft de mogelijkheid om familieleden die het misbruik faciliteren aan te
pakken; ik heb die mogelijkheid verkend maar ik heb er, in overleg met onder
andere het Openbaar Ministerie, vanwege bewijsrechtelijke problemen niet voor
gekozen deze mogelijkheid in het wetsvoorstel op te nemen. Het is lastig te
bewijzen dat er in dergelijke gevallen sprake is van aantoonbaar bewust gedrag
van betrokken familieleden.