Rederij EVT krijgt niet meer ligplaatsen in de haven van Terschelling
Leeuwarden, 6 januari 2010 - Op 6 januari 2011 heeft de rechtbank
Leeuwarden zes uitspraken gedaan over de veerdienst tussen Harlingen en
Terschelling. Deze uitspraken zijn gepubliceerd onder LJN BO9743, LJN
BO9746, LJN BO9751, LJN BO9754 en LJN BO9759. Eerder heeft de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) al een aantal
uitspraken gedaan over dit onderwerp. Deze zijn gepubliceerd onder LJN
BI4530 en LJN BL3317.
In de uitspraak met LJN BO9743 heeft de rechtbank het beroep van
rederij Eigen Veerdienst Terschelling B.V. (EVT) tegen de
ligplaatsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van
de gemeente Terschelling (hierna: het college) heeft verleend aan
rederij Terschellinger Stoomboot Maatschappij B.V. (TSM) voor een plek
in de haven van Terschelling (hierna: plek 2) ongegrond verklaard.
Volgens EVT is dit besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat
EVT eerder dan TSM een vergunning heeft aangevraagd voor plek 2 en het
college deze vergunning eerst heeft geweigerd en vervolgens heeft
verleend met een beperkend voorschrift dat niet is verbonden aan de
vergunning van TSM. De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat EVT
inmiddels wel een vergunning voor plek 2 heeft gekregen en het daaraan
verbonden beperkende voorschrift niet voortvloeit uit de aan TSM
verleende vergunning.
EVT heeft ook beroep ingesteld tegen het beperkende voorschrift dat het
college heeft verbonden aan de aan haar verleende vergunning voor plek
2. Dit voorschrift houdt in dat EVT plek 2 niet mag gebruiken rondom de
tijden dat TSM deze plek gebruikt. Het college heeft dit voorschrift
aan de vergunning verbonden om (bijvoorbeeld) te kunnen voorkomen dat
meerdere schepen tegelijk aankomen. Het college heeft aansluiting
gezocht bij de privaatrechtelijke overeenkomsten die gelden voor plek
2. In de uitspraak met LJN BO9746 heeft de rechtbank dit voorschrift in
stand gelaten. Het feit dat geen vergelijkbaar voorschrift is verbonden
aan de vergunning van TSM voor plek 2 is volgens de rechtbank niet in
strijd met het gelijkheidsbeginsel. TSM is op grond van een
privaatrechtelijke overeenkomst met de Staat en de gemeente
Terschelling verplicht een veerdienst te onderhouden en EVT is dat
niet. Ook onderhoudt TSM al veel langer dan EVT een veerdienst en is
aannemelijk dat het college en TSM al voor de aanvraag van EVT
overlegden over een verplaatsing van de sneldienst van TSM naar plek 2.
In de uitspraak met LJN BO9751 heeft de rechtbank het beroep van EVT
tegen de weigering van het college om EVT vergunning te verlenen voor
het laten in- en uitstappen van passagiers op een aantal plekken in de
haven van Terschelling ongegrond verklaard. Het college heeft de
vergunning geweigerd, omdat deze in strijd zou zijn met het beleid van
het college om passagiers van veerdiensten alleen te laten in- en
uitstappen in het westelijk gedeelte van het haventerrein (hierna: het
concentratiebeleid). De rechtbank is van oordeel dat dit beleid
redelijk is. In de uitspraak met LJN BL3317 was de ABRvS ook al tot dat
oordeel gekomen.
In de uitspraak met LJN BO9754 heeft de rechtbank het beroep van EVT
tegen een aan haar opgelegde last onder dwangsom ongegrond verklaard.
Het college heeft EVT verboden om passagiers van haar veerdienst te
laten in- en uitstappen op een steiger in de Kom in de haven van
Terschelling, omdat dit in strijd zou zijn met het concentratiebeleid
en omdat het college de steiger daarvoor ongeschikt vindt. De rechtbank
is van oordeel dat het verbod redelijk is.
In de uitspraak met LJN BO9759 heeft de rechtbank het beroep van EVT
tegen een aan TSM verleende bouwvergunning voor een (al veel eerder
gebouwde) afmeervoorziening ongegrond verklaard.
LJ Nummers
BO9743
BO9746
BO9751
BO9754
BO9759
Zie het origineel
Bron: Rechtbank Leeuwarden
Datum actualiteit: 6 januari 2011 Naar boven
Gerechtelijke organisatie