UMC Utrecht
Biomarker voorspelt PTSS bij militairen
Nederlandse militairen waarvan witte bloedcellen voor de missie veel
stresshormoon-receptoren bevatten, hebben na hun missie meer kans op
symptomen van posttraumatische stress. Dat schrijven onderzoekers van
het UMC Utrecht en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg in het
tijdschrift American Journal of Psychiatry van januari 2011.
Neuropsycholoog Mirjam van Zuiden van het UMC Utrecht onderzocht ruim
450 soldaten die tussen 2005 en 2008 gedurende vier maanden op missie
naar Afghanistan vertrokken. Na afloop van de missie bleken 34 soldaten
veel symptomen van posttraumatische stress te hebben. Bij deze 34
soldaten analyseerde ze vervolgens diverse bloedwaarden en vergeleek
die met de bloedwaarden van 34 collega's die dezelfde uitzending
meemaakten en die geen posttraumatische stress-symptomen hadden.
Wat blijkt? Soldaten waarbij witte bloedcellen voor hun uitzending meer
stresshormoon-receptoren (de zogenaamde `glucocorticoid receptor')
bevatten, kampen na de missie 7,5 maal vaker met symptomen van
posttraumatische stress. De concentratie stresshormoon-receptoren was
één en zes maanden na terugkomst nog steeds verhoogd bij deze soldaten.
De stresshormoon-receptor speelt waarschijnlijk een belangrijke rol bij
het ontwikkelen van posttraumatische stressklachten. De receptor
reageert op het stresshormoon cortisol. Onder stressvolle
omstandigheden wordt dit hormoon aangemaakt, zodat het lichaam goed
reageert op stress. Maar langdurige en hoge stress en daarmee
langdurige blootstelling aan cortisol heeft waarschijnlijk nadelige
effecten, hoewel het onderliggende mechanisme grotendeels onbekend is.
Hoogleraar psychoneuroimmunologie prof. dr. Cobi Heijnen van het UMC
Utrecht: "Ik denk dat deze biomarker bijdraagt aan kennis over
veerkracht van mensen, maar ook over de kwetsbaarheid voor het
ontwikkelen van klachten van posttraumatische stress. Misschien kan het
uiteindelijk leiden tot een methode om bij militairen te bepalen of zij
na afloop van hun missie extra begeleiding nodig hebben. In combinatie
met een psychologische analyse kan het helpen bij het voorkomen en op
tijd behandelen van posttraumatische stress. Wellicht kan het onderzoek
in de toekomst ook leiden tot een instrument dat behulpzaam is bij
screening van militairen vóór uitzending."
Ongeveer 3 tot 5 procent van de uitgezonden soldaten ontwikkelt na
afloop een posttraumatische stress stoornis (PTSS). Deze veteranen
hebben onder meer last van herbeleving van traumatische ervaringen,
vermijding van prikkels die aan deze traumatische ervaring doen denken,
agressie en slaapproblemen. Het heeft een sterk nadelige invloed op hun
dagelijks functioneren.
Mirjam van Zuiden voerde haar onderzoek uit in samenwerking met de
Militaire Geestelijke Gezondheidszorg van het ministerie van Defensie
(Dr. Elbert Geuze). Vanuit het UMC Utrecht begeleidden prof. dr. Cobi
Heijnen en dr. Annemieke Kavelaars haar onderzoek.
dinsdag 4 januari 2011