ChristenUnie
Bijdrage Joël Voordewind inbreng wijziging Wet op het voortgezet onderwijs en
arbeidstijdenwet
woensdag 08 december 2010 14:00
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling
kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs
en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een
maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Genoemde leden zien
de maatschappelijke stage als waardevol om leerlingen de kans te geven
een bijdrage aan de samenleving te leveren en kennis te maken met
beroepsgebieden die bij hen passen. Uit de onderzoeken blijken
positieve resultaten over de maatschappelijke stage, bovendien blijkt
dat de kennismaking met vrijwilligerswerk bij een deel van de
leerlingen tot blijvende betrokkenheid bij vrijwilligerswerk leidt.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het belangrijk dat
de maatschappelijke stage onderdeel uitmaakt van de schoolloopbaan van
de leerling. Scholen kennen voor de invulling bovendien de vrijheid om
keuzes te maken over de aard en inhoud van de maatschappelijke stage.
De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven dat scholen
hierin vrijheid moeten hebben. Anderzijds is ook van belang dat de
leerling een stage kan volgen die aansluit bij behoefte en wensen.
Welke ruimte krijgt de leerling in deze keuze?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in vervolg op
voorgaande ook in hoeverre er voldoende aanbod en diversiteit is in
stageplaatsen. Er zijn voorbeelden van leerlingen die meer dan tien
organisaties, overheidsinstellingen of bedrijven hebben aangeschreven
en dat alle aanvragen zijn afgewezen. Op welke manier wordt bevorderd
dat bedrijven, overheidsinstellingen en andere organisaties open staan
voor het volgen van een stage?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de mate van
vrijheid van scholen en leerlingen om invulling te geven aan de
maatschappelijke stage. Op welke manier wordt verantwoording gevraagd
over de invulling van de stage en de besteding van middelen? Worden
scholen niet met een extra verantwoordingslast geconfronteerd?
Joël Voordewind