Nederlandsch Octrooibureau
Europees merkenrecht tegenover nationaal merkenrecht
Het Gerechtshof in Den Haag heeft onlangs vragen gesteld aan het
Europese Hof van Justitie. Een Gemeenschapsmerk is geldig in alle
aangesloten 27 landen. Moet het Gemeenschapsmerk dan ook in al deze
landen worden gebruikt ter handhaving van het recht of is gebruik in
één land genoeg? Een belangrijke kwestie op het gebied van
intellectuele eigendom.
Gebruik in meer dan één lidstaat
Een oppositie in de Benelux op grond van een Gemeenschapsmerk werd door
het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom afgewezen omdat de
merkhouder uitsluitend gebruik van zijn merk in Nederland aantoonde.
Volgens het Benelux Bureau is dit niet genoeg voor handhaving van het
recht in de hele Europese Gemeenschap. Natuurlijk deelde de houder van
het aangevallen merk, de firma Hagelkruis, deze opvatting. In de
Gemeenschapsmerkenverordening staat dat een Gemeenschapsmerk binnen
vijf jaar na de inschrijving binnen de Gemeenschap normaal gebruikt
moet worden. Hagelkruis vindt dat gebruik in één lidstaat niet genoeg
is ter instandhouding van een Gemeenschapsmerk. Volgens haar is "binnen
de Gemeenschap" niet hetzelfde als "in 1 lidstaat". Het is niet de
bedoeling dat een merkhouder de gehele Europese markt blokkeert met een
merk dat hij slechts in een klein deel ervan gebruikt.
Gebruik in één lidstaat
Volgens de merkhouder, die het gebruik moest aantonen, is gebruik in
één lidstaat voldoende om aan de gebruikseis te voldoen. Dit is in lijn
met de doelstelling van het Gemeenschapsmerk om zonder belemmering in
de gehele gemeenschappelijke markt handel te kunnen drijven. De
merkhouder verwijst hiertoe naar de Joint statement van de Raad en de
Europese Commissie.
Overwegingen Gerechtshof
Partijen zijn het erover eens dat de Joint statement van de Raad en de
Europese Commissie niet bindend is. Het Gerechtshof legt daarom vragen
voor aan het Hof van Justitie. Dit instituut is er om uitleg te geven
over EU recht.
Uit eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie kan worden
geconcludeerd dat de territoriale omvang van het gebruik een van de
aandachtspunten is waarmee rekening moet worden gehouden. Enerzijds is
gebruik in de gehele Gemeenschap niet vereist en anderzijds is gebruik
in één lidstaat niet in alle gevallen voldoende.
De gestelde vragen
Het Gerechtshof heeft - kort samengevat - de volgende vragen aan het
Hof van Justitie voorgelegd:
1) Is normaal gebruik van een merk binnen de grenzen van één lidstaat
voldoende ter instandhouding van een Gemeenschapsmerk.
2) Zo nee, is gebruik van een Gemeenschapsmerk binnen één lidstaat
nooit voldoende om het recht te behouden? Als dit het geval is, welke
eisen moeten dan worden gesteld aan de territoriale omvang van het
gebruik?
3) Als het antwoord op vraag 1 negatief is, spelen dan de grenzen
tussen de lidstaten een rol of moet worden gekeken naar het
marktaandeel van het merk op de verschillende markten binnen de EU?
Conclusie
Er wordt met spanning uitgekeken naar de antwoorden op deze vragen. Het
EU merkenrecht is erg populair gezien het aantal aanvragen per jaar
(dit jaar al ca. 80.000) en het aantal ingeschreven Gemeenschapsmerken
(ca. 600.000).
Maar naast het Gemeenschapsmerk biedt het nationale merkrecht nog
steeds bescherming aan die merken die
binnen de landsgrenzen gevoerd worden. Wat heeft een nationaal
merkrecht nog te bieden als een Gemeenschapsmerk door gebruik binnen
één lidstaat gehandhaafd kan worden? Aan de andere kant, worden
bedrijven uitgesloten van Europees merkenrecht als zij hun merk maar in
één lidstaat voeren?
Beschikking Leno vs Hagelkruis
30 november 2010, Gerechtshof Den Haag