Rijksoverheid
20 december 2010
Rapport "Van verwerping tot verheffing" over de aanpak Q+koorts en
kabinetsreactie
Geachte voorzitter,
Op ons verzoek heeft de commissie Van Dijk (vanaf nu: de Commissie) een
evaluatie verricht van de Q+koorts uitbraak. Deze evaluatie (bijlage) vormt een
goede basis voor de verantwoording over ondernomen acties en gevoerd beleid
vanaf 2005 tot mei 2010. Op basis hiervan trekt de Commissie conclusies en doet
aanbevelingen waaruit lering getrokken kan worden voor toekomstig beleid met
betrekking tot de bestrijding van zoönosen. Op verzoek van uw Kamer zenden wij
u het rapport en onze reactie daarop toe.
De omvang van de Q+koorts uitbraak in Nederland is uniek in de wereld. Veel
mensen zijn ziek geworden, sommige ernstig of langdurig. Dit heeft grote
gevolgen voor het leven van deze mensen en hun omgeving. Ook de gevolgen
voor de getroffen geitenhouders en hun gezinnen zijn groot. Wij betreuren dat
zeer.
Zoönosen
Zoönosen zijn ziekten die van dier op mens kunnen overgaan. Onlangs nog heeft
een consortium van onderzoeksinstituten onder leiding van het RIVM in het
rapport 'Emerging Zoonoses' in kaart gebracht dat er, naast Q koorts, nog 85 (nu
bekende) zoönosen zijn die mogelijk een probleem in Nederland kunnen gaan
vormen. De risico's verbonden aan zoönosen hebben een direct verband met de
wijze waarop wij in Nederland met dieren leven, recreëren en economisch actief
zijn. Die risico's zijn nooit nul. We moeten accepteren dat we ziek kunnen worden
van een dier. Onze taak als overheid is dat we de uitzonderlijke situaties
oppikken, beoordelen en volgens de laatste stand van de wetenschap een
afweging maken tussen de risico's voor de volksgezondheid enerzijds en de
effectiviteit en de maatschappelijke gevolgen van mogelijke
bestrijdingsmaatregelen anderzijds. Deze afweging zal, ook in de toekomst, met
grote onzekerheden omgeven zijn.
Wicked problem
Zoals de Commissie in haar rapport aangeeft ging het bij Q+koorts om een
vraagstuk waarbij veel onduidelijk was, en nog steeds is. Betrokken partijen
hebben een gezamenlijk leerproces doorlopen, zowel wetenschappelijk, bestuurlijk
als in de uitvoering. De Commissie concludeert dat er op verschillende momenten
doortastender had kunnen en moeten worden opgetreden, al kan de Commissie
ook nu niet met zekerheid zeggen dat de uitkomst en het ziekteverloop dan ook
daadwerkelijk anders waren geweest. Beide constateringen onderkennen wij
volledig. Bij de afweging van het al dan niet inzetten van maatregelen heeft de
volksgezondheid altijd voorop gestaan, maar steeds bleef het moeilijk om in te
schatten of een maatregel het gewenste effect voor de volksgezondheid zou
hebben in de wetenschap dat de consequenties en de proportionaliteit voor de
sector altijd gewogen moeten worden.
De constatering van de Commissie dat 2008 als een verloren jaar beschouwd kan
worden in de bestrijding van de Q+koorts moet in dit licht gezien worden. Ook ná
de introductie van de meldplicht in 2008 (als minimaal 5% van de drachtige
dieren aborteert moet dit gemeld worden) bleken er, evenals daarvóór, slechts
circa vijf bedrijven per jaar besmet verklaard te worden. Daarnaast werden
clusters van patiënten gevonden die niet gerelateerd konden worden aan deze
bedrijven. Behalve de meldingsplicht en hygiënemaatregelen zijn in 2008 ook de
beschikbare vaccins opgekocht. Het gaat om niet+geregistreerde vaccins waarvan
de werkzaamheid bij melkgeiten en melkschapen niet zeker was en die slechts op
beperkte schaal door de fabrikant geleverd konden worden. Medio 2009 kwam een
gevalideerde tankmelktest beschikbaar om bedrijven al dan niet besmet te
verklaren ongeacht of sprake was van abortussen. Deze test is in oktober 2009
voor het eerst toegepast bij alle melkleverende bedrijven. Middels identificatie van
besmette bedrijven met deze test kon er een versnelling plaatsvinden in de
bestrijding, resulterend in de ruiming van drachtige melkgeiten en melkschapen
op uiteindelijk meer dan 90 bedrijven.
Terugkijkend onderschrijven wij de constatering van de Commissie dat er, deels
verklaarbaar door omstandigheden zoals hierboven geschetst, in de eerste fase bij
de aanpak van de Q+koorts onvoldoende voortgang is geboekt. Het kabinet trekt
hier lessen uit voor de toekomst om condities te scheppen die een adequater
optreden mogelijk maken.
Reactie op het rapport
We zijn de Commissie erkentelijk voor het werk dat zij gedaan heeft. Q+koorts
heeft veel beroering teweeg gebracht en we hebben deze evaluatie grondig
bestudeerd om daar lessen uit te trekken. Wij zullen de conclusies en
aanbevelingen van de Commissie betrekken bij, dan wel opnemen in het
toekomstige beleid bij uitbraken van zoönosen. Aan een aantal door de Commissie
aangehaalde conclusies en aanbevelingen willen we hier extra aandacht besteden.
Humane en veterinaire werelden
Het voormalige ministerie van LNV, thans EL&I, heeft een structuur voor het
bestrijden van dierziekten, het ministerie van Volksgezondheid heeft een structuur
voor het bestrijden van humane infectieziekten. Zo liggen er voor
meldingsplichtige dierziekten draaiboeken klaar en wordt gewerkt vanuit een
beproefde structuur bij crises. Bij humane infectieziekten komen indien nodig de
deskundigen bijeen voor een advies aan de verantwoordelijke bestuurders. De
bestuurders beoordelen de proportionaliteit van de adviezen en zetten de
uitvoerders aan het werk. Deze structuren zijn robuust, opschaalbaar bij een crisis
en dragen bij aan een effectieve bestrijding van infectieziekten.
Bij een zoönose als Q+koorts moeten de twee structuren samenkomen. Wij nemen
de aanbevelingen van de Commissie terzake over om in de toekomst sneller te
kunnen schakelen. Deze aanbevelingen sluiten aan bij de reeds ingang gezette
versterking van de zoönosensignalering. De Tweede Kamer is op 6 oktober 2010
(Tweede Kamer, 2010+2011, 29 683, nr.60) over die agenda geïnformeerd.
Maximale transparantie
De Commissie concludeert dat onzekerheden in de bestrijding niet tijdig zijn
gecommuniceerd met het publiek. Het ontbreken van handelingsperspectieven
heeft ons daarvan weerhouden. Wij onderkennen dat in de toekomst wel over
onzekerheden en de dilemma's in de bestrijding gecommuniceerd dient te worden.
Zoals de Commissie voorstelt, zal de sector in de toekomst structureler en
nadrukkelijker betrokken worden bij het afwegen van de wetenschappelijke
adviezen om op die manier ook verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor
maatregelen die de sector zelf kan treffen.
Bij het verstrekken van persoons+ en bedrijfsgegevens door de eigenaar is
enerzijds steeds een zorgvuldige afweging van nut, noodzaak en belangen
noodzakelijk binnen de kaders die de Wet bescherming persoonsgegevens hieraan
stelt. Anderzijds biedt deze wet de mogelijkheid om het belang van de
volksgezondheid te laten prevaleren boven de bescherming van de
persoonsgegevens.
Over de vraag of het brononderzoek in essentie belemmerd is, kan verschillend
worden geoordeeld. Wel bevestigt het nogmaals het nut van verdere integratie
van de humane en veterinaire informatiestromen. GGD+Nederland en de nieuwe
Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) hebben daarom recent een
samenwerkingprotocol Q+koorts opgesteld. Daarmee is de informatievoorziening
die noodzakelijk is om de besmettingsbronnen te kennen en te delen en de
burgers voor te lichten verder gestructureerd. GGD+Nederland en de nVWA
hebben afgesproken dat dit de basis vormt voor een algemeen protocol bij
zoönosen. Ook bij niet+meldingsplichtige zoönosen is het van belang om van
tevoren afspraken te maken over de afweging tussen pricacy+overwegingen en
volksgezondheid. Daartoe wordt een protocol opgesteld voor het reguliere
signaleringsoverleg zoönosen.
Wij zijn van mening dat in de toekomst moet worden zorggedragen dat monitoring
en brononderzoek ongehinderd en geborgd kan plaatsvinden in het belang van de
volksgezondheid.
Afweging regionale versus nationale aanpak
Het is volgens de Commissie voor betrokkenen, waaronder de regionale
bestuurders, lang onduidelijk of de regie bij het rijk of de regio lag. Terugkijkend
zijn wij van mening dat, niettegenstaande de formele
verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en regio bij de humane infectieziekte+
bestrijding, eerder het besluit had moeten worden genomen dat de Q+
koortsuitbraak de spankracht van de betrokken regio's te boven ging. We zullen
daar in het vervolg gedurende het verloop van een grote infectieziekteuitbraak
periodiek een expliciet besluit over nemen op basis van een transparante afweging
waarbij de regio betrokken is.
Doorzettingsmacht bij VWS
De Commissie geeft aan dat het ministerie van VWS bij een zoönotische crisis het
voortouw moet nemen. Op basis van een advies van het bestuurlijk
afstemmingsoverleg (BAO) zouden de ministers van VWS en de staatssecretaris
van EL&I moeten besluiten. Daarbij moet volgens de Commissie de minister van
VWS doorzettingsmacht krijgen om ook op de terreinen van het ministerie van
EL&I beleid in gang te zetten.
Zoals de Commissie terecht opmerkt, staat bij de bestrijding van zoönosen het
volksgezondheidsbelang voorop. Voor de feitelijke aanpak van de uitbraak is wel
nauwe samenwerking nodig tussen de ministeries van VWS en EL&I. Het
ministerie van EL&I beschikt namelijk over de specifieke kennis van de veterinaire
sector en de wettelijke instrumenten die onmisbaar zijn voor de bestrijding. De
verantwoordelijkheidsverdeling is verankerd in de Gezondheids+ en Welzijnswet
voor Dieren voor het ministerie van EL&I en in de Wet Publieke Gezondheid voor
het ministerie van VWS. Deze regelgeving biedt daarmee ons inziens een geschikt
kader om de aanbevelingen van de Commissie verder op te kunnen volgen. Wij
zullen binnen dat kader de voorwaarden voor het gebruiken van die
mogelijkheden nader uitwerken.
Positie nVWA
De nVWA heeft de regie over de uitvoering van de maatregelen op veterinair
terrein en het toezicht daarop. Daarnaast heeft het Bureau Risicobeoordeling
(BuRO) een wettelijke vastgelegde onafhankelijke rol om gevraagd en ongevraagd
de ministers van VWS en EL&I kennisonderbouwde adviezen te geven. De
Commissie zou willen komen tot een nVWA die op enige afstand van de
ministeries zijn naam als onafhankelijke, deskundige 'autoriteit' beter kan
waarmaken. De autoriteitsfunctie van de nVWA kan zich naar onze mening
uitstekend verder ontwikkelen binnen het juridische kader dat nu is voorzien in
het wetgevingstraject rondom de nieuwe status van de nVWA als een baten+
lastendienst. De concrete uitwerking hiervan vertaalt zich onder andere in het
opnemen van de nVWA als deelnemer in het eerder genoemde humaan+
veterinaire signaleringsoverleg.
Wij zijn ons terdege bewust van de belangen die nu en in de toekomst spelen
rondom een uitbraak van zoönosen. Een aantal van de in het advies genoemde
aanbevelingen is reeds opgepakt in het kader van de hierboven genoemde agenda
voor de risicoanalysestructuur voor opkomende zoönosen. De Commissie heeft die
implementatie nu voorzien van focus en urgentie. We gaan daar mee door. Niet
om elk risico uit te sluiten maar om optimaal te kunnen reageren op toekomstige
bedreigingen.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, De Staatssecretaris van Economische
Welzijn en Sport, Zaken, Landbouw en Innovatie
mw. drs. E.I. Schippers
dr. Henk Bleker