Rijksoverheid
1
Wijziging van de Wet implementatie EGrichtlijnen energieefficiëntie
Wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de
Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteit en gasmarkt
MEMORIE VAN ANTWOORD
De leden van de fractie van de SP vroegen aan te geven hoe de ontwikkeling van de
afzonderlijke kosten en batenposten gecontroleerd wordt. Met de leden van de
SPfractie acht ik het van belang om goed zicht te hebben op de ontwikkeling van de
kosten en baten van de uitrol van de op afstand uitleesbare meter. Om die reden is in
2010 door KEMA de kostenbatenanalyse geactualiseerd op basis van de nieuwe
situatie van vrijwillige acceptatie. Uit de KEMAstudie blijkt dat de volgende factoren
het meest van invloed zijn op de kosten en baten: (1) het aantal switches van
leverancier, (2) het uitrolpercentage, (3) de efficiëntie van de uitrol, (4) de kosten van
op afstand uitleesbare meters en (5) energiebesparing.
Ik vind het belangrijk om goed zicht te hebben op de ontwikkeling van deze factoren.
Ik zal daarom vanaf het begin van de kleinschalige uitrol de monitoring op deze
punten starten. De NMa zal mij tijdens de kleinschalige uitrol in ieder geval tweemaal
rapporteren op de marktgerelateerde factoren. In het algemeen geldt dat de NMa
onderzoek zal uitvoeren gericht op het monitoren van kwalitatieve en kwantitatieve
aspecten verbonden aan de uitrol van op afstand uitleesbare meters. Een deel van de
benodigde informatie wordt verkregen op grond van de jaarlijkse rapportage die
netbeheerders met het oog op de uitrol moeten doen op grond van de in het
wetsvoorstel 31 374 voorgestelde artikelen 26ae van de Elektriciteitswet 1998 en 13e
van de Gaswet. De NMa zal de netbeheerders tijdens de kleinschalige uitrol aan de
hand van vragenlijsten assessments laten uitvoeren. De resultaten worden door de
NMa verzameld, geanalyseerd en beoordeeld. Waar nodig zal de NMa in overleg treden
met betrokken netbeheerders. Op deze wijze krijgt de NMa sectorbreed en per
netbeheerder een beeld van de stand van zaken met betrekking tot de verschillende
aspecten van de uitrol. Via diepteinterviews kan dit beeld waar nodig worden
verscherpt. Daarnaast zal de NMa een zogenaamde consumentenbarometer bijhouden
om de consumententevredenheid te monitoren. Ook zal de NMa meningen van andere
betrokkenen bij de uitrol inventariseren. Hierbij moet worden gedacht aan
belanghebbende organisaties, zoals energieleveranciers, woningbouwcorporaties,
gemeenten, vastgoedbeheerders en afnemersorganisaties. Hierdoor kan de NMa
ketenbreed monitoren, vanaf de plaatsing van de meter tot en met de energierekening
op basis van meterstanden.
2
Ten aanzien van de hierboven genoemde factoren geldt meer specifiek het volgende.
Het aantal switches van leverancier wordt meegenomen in het kader van de reguliere
jaarlijkse retailmonitor waarin de NMa rapporteert over marktwerkingsaspecten. Het is
daarbij uiteraard van belang om onderscheid te maken tussen autonome groei van het
switchpercentage en de effecten die aan de introductie van de op afstand uitleesbare
meter zijn toe te schrijven. Het uitrolpercentage, de tweede factor hierboven
genoemd, wordt door de NMa geïnventariseerd aan de hand van de hiervoor
genoemde vragenlijsten. Meer specifiek gaat het dan om aantallen te plaatsen,
geplaatste en geweigerde meters en de vraag of deze meters worden uitgelezen of
administratief uit zijn gezet. De NMa betrekt verschillende aspecten bij de beoordeling
van de efficiëntie van de uitrol en de kosten van de meter, de derde en vierde factor
die hierboven zijn genoemd. Het gaat hierbij onder andere om de installatiecapaciteit,
de beschikbaarheid van voldoende meters, het daarbij behorende kostenniveau en de
kostenefficiëntie van de uitrol. De NMa zal hierover informatie bij de netbeheerders
opvragen. De NMa betrekt hierbij eveneens de monitoring van de kosten die in het
kader van de Regeling meettarieven vanaf 2011 wordt gestart.
Ik geef Agentschap NL een opdracht om de energiebesparing te monitoren. Het is de
bedoeling om zoveel mogelijk aan te sluiten op (proef)projecten met op afstand
uitleesbare meters, zowel in binnen als buitenland. Er is de afgelopen periode een
aantal van dit soort pilotprojecten gestart en mijn verwachting is dat dit de komende
jaren alleen maar zal toenemen. Deze ontwikkeling krijgt immers, mede vanwege het
derde pakket energierichtlijnen, nu breed vorm in de Europese Unie. In al deze
projecten speelt onderzoek een belangrijke rol. Agentschap NL kan deze ervaringen
meenemen in haar monitoring. Het doen van algemene uitspraken over de
besparingseffecten op basis van de kleinschalige uitrol is namelijk ingewikkeld. De
meter is immers nog betrekkelijk onbekend bij de consument en het aanbod van
energiebesparingproducten en diensten verkeert nog in een pril stadium. Bovendien
zijn niet alle situaties in de kleinschalige uitrol even geschikt voor monitoring van
energiebesparingseffecten. Zo zijn nieuwbouw en grootschalige renovatieprojecten
minder geschikt, omdat vergelijking met eerder energieverbruik onder
genormaliseerde omstandigheden minder goed mogelijk is. Tevens zal Agentschap NL
betrokken worden bij inventarisaties rond de ontwikkeling van energiediensten.
Agentschap NL rapporteert mij, net als de NMa, tijdens de kleinschalige uitrol in ieder
geval tweemaal over de voortgang.
De leden van de SPfractie vroegen in het verlengde hiervan naar de verschillen tussen
autonome ontwikkelingen op het gebied van energiebesparing en marktwerking
tegenover de besparing en lagere kosten die voortkomen uit de introductie van de op
afstand uitleesbare meter.
De baten van autonome trends zijn door KEMA niet aan de op afstand uitleesbare
meter toegerekend. KEMA heeft een conservatieve raming gemaakt van de aan dit
project toe te rekenen baten van energiebesparing, gebaseerd op indirecte feedback,
3
en komt dan op een besparing van 3,2% op elektriciteit en 3,7% op gas, rekening
houdend met verschillend gedrag bij verschillende bevolkingsgroepen. In haar studie
geeft KEMA aan dat er een besparingspotentieel is van 10% (indirecte feedback) tot
15% (directe feedback) over het energieverbruik. Door in de kosten en batenanalyse
uit te gaan van minder dan 4% energiebesparing als gevolg van de introductie van de
op afstand uitleesbare meter heeft KEMA een ruime marge aangehouden om rekening
te houden met andere ontwikkelingen rond energiebesparing.
De baten van meer marktwerking, door de leden van de SPfractie vertaald in een
toename van het aantal switches van leverancier, zijn door KEMA eveneens
conservatief ingeschat. In het onderzoek is uitgegaan van een geleidelijke toename
van het switchpercentage van circa 9% in de aanvangssituatie naar 15% in 2060. Dit
laat ruimte voor autonome groei. In de Monitor kleinverbruikersmarkten gas en
elektriciteit 2009 stelt de NMa namelijk dat de switchbereidheid hoger ligt dan 15%.
Daarbij wordt Nederland in dit onderzoek gekarakteriseerd als een middenmoter in
overstapcijfers. De aanname is daarom dat er naast het effect van de op afstand
uitleesbare meter ruimte is voor een groei van het aantal switches.
Om de baten in kaart te brengen voor zowel energiebesparing als voor het aantal
switches zullen Agentschap NL en de NMa een vergelijking moeten maken tussen
huishoudens die wel en huishoudens die niet over een op afstand uitleesbare meter
beschikken. Op deze manier kan objectief inzicht verkregen worden in de baten van dit
project en wordt voorkomen dat baten ten onrechte worden gezien als succes van de
op afstand uitleesbare meter.
De leden van de SPfractie stelden voorts de vraag op welk moment conclusies worden
getrokken als de kosten en baten afwijken van de verwachtingen. De ontwikkeling van
de kosten en baten heeft mijn volle aandacht. De introductie van de op afstand
uitleesbare meter is immers geen doel op zich, maar een instrument dat moet
bijdragen aan een betaalbare en duurzame energievoorziening. In de rapportage van
KEMA wordt geconcludeerd dat er bij grootschalige uitrol op basis van vrijwilligheid
sprake is van een positieve maatschappelijke business case met een nettocontante
waarde van EUR 770 miljoen. KEMA heeft daarbij ook de onzekerheid die inherent is
aan een ex ante kostenbatenanalyse in beeld gebracht en daaruit blijkt dat de
referentiesituatie in circa 85% van de gevallen positief uitpakt. Ik heb er vertrouwen in
dat het verantwoord is om van start te gaan met de uitrol. Dan kunnen we ook
ervaring gaan opdoen in de praktijk. De kleinschalige uitrol duurt minimaal twee jaar.
Ik zal uw Kamer dan informeren over de uitkomsten van de monitoring. Het besluit
over de start van de grootschalige uitrol zal ik in overleg met uw Kamer nemen. Als
blijkt dat zich negatieve effecten voordoen ten opzichte van de businesscase dan laat
ik dat aan u weten. Het is voor mij klip en klaar dat de kosten en baten niet alleen
tijdens de kleinschalige uitrol, maar ook na de start van de grootschalige uitrol, actief
moeten worden gemonitord, zodat maatregelen kunnen worden genomen als blijkt dat
kosten en baten uit de pas dreigen te lopen. Uiteraard zal ik ook tijdens de
4
grootschalige uitrol de StatenGeneraal op de hoogte houden van de voortgang. In
relatie tot het besluit over de grootschalige uitrol zal ik een voorstel doen over de
frequentie en aard van mijn rapportage over de voortgang van de grootschalige uitrol.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,