De Nederlandse Bank
Voorkeuren van pensioendeelnemers
Nieuwsbericht
Datum 16 december 2010
Werknemers zijn bereid fors hogere premies te betalen voor een
gegarandeerde pensioenuitkering. Zij lijken meer waarde te hechten aan
een gegarandeerd pensioen dan aan bijvoorbeeld handhaving van de
pensioenleeftijd op 65 jaar. Dit blijkt uit een recente peiling onder
de Nederlandse bevolking met het DNB Household Survey. Werknemers
koesteren te optimistische verwachtingen over hun toekomstige
pensioenuitkering, is een andere uitkomst van het onderzoek.
Betalingsbereidheid en de behoefte aan zekerheid is groot
Hoewel uit eerdere enquêtes bleek dat werknemers pensioenzekerheid
belangrijk vinden, is veel minder bekend of en hoeveel werknemers voor
deze zekerheid willen betalen. Veel werknemers zeggen in de meest
recente peiling bereid te zijn fors hogere pensioenpremies te betalen
om de zekerheid van de pensioenuitkering te verhogen. Zo geeft bijna
twee op de drie werknemers aan bereid zijn te zijn om 50 euro extra
pensioenpremie te betalen van iedere 1000 euro aan loon. Dit komt
grosso modo overeen met een toename van de gemiddelde pensioenpremie
van 15 procent van de bruto loonsom naar 20 procent. Ook de
betalingsbereidheid voor een pensioen ter hoogte van 70 procent van het
laatstverdiende inkomen is groot. Afgaande op de enquêteresultaten is
55 procent van de werknemers bereid om 50 euro extra pensioenpremie te
betalen van iedere 1000 euro aan loon als dat is nodig om een
pensioeninkomen van circa 70 procent van het laatstverdiende inkomen
mogelijk te maken. De betalingsbereidheid voor handhaving van de
pensioenleeftijd op 65 jaar is lager. Vertaald naar nieuwe
pensioencontracten betekent dit dat contracten met hoge garanties de
voorkeur krijgen boven contracten die veel beleggingsrisico's bij de
deelnemers leggen. Werknemers lijken meer te zien in het aanpassen van
de premies en wellicht de pensioenleeftijd dan in het onzeker maken van
pensioenaanspraken. Bij deze bevindingen moet worden opgemerkt dat de
daadwerkelijke bereidheid om hogere premies te betalen pas blijkt
wanneer de werknemer het in de portemonnee voelt. Niettemin geven de
uitkomsten een duidelijke richting aan.
Optimistische verwachtingen
Momenteel wordt een brede discussie gevoerd over nieuwe
pensioencontracten. Ondanks de pensioendiscussies gaan veel werknemers
er nog steeds van uit dat zij met een grote mate van zekerheid een
aanzienlijke pensioenuitkering zullen ontvangen. Gemiddeld verwachten
zij dat de uitkering tussen 67 en 80 procent van het laatstverdiende
inkomen zal liggen. Berekeningen van de AFM laten zien dat een
pensioenverwachting van circa 70 procent van het laatstverdiende
inkomen voor veel mensen niet realistisch is. Werknemers koesteren dus
te optimistische verwachtingen ten aanzien van hun pensioen. Ook nieuwe
pensioencontracten moeten in de ogen van werknemers een hoog
ambitieniveau bevatten: een meerderheid wil een ambitie van 70 procent
of meer van het laatstverdiende inkomen. De enquête brengt tevens in
kaart op welke leeftijd werknemers van plan zijn met pensioen te gaan.
De uitkomsten laten zien dat werknemers anticiperen op een verhoging
van de pensioenleeftijd. Gemiddeld over alle werknemers ligt de
verwachte pensioenleeftijd op 65 jaar, maar veel werknemers onder de 50
jaar gaan ervan uit dat zij op 67-jarige leeftijd of later met pensioen
gaan.
Nominale garanties en reële ambities
Wij hebben geïnformeerd naar de gewenste minimumgaranties in een
pensioencontract dat een zekere minimale uitkering bevat met
daarbovenop een uitkering die afhangt van de resultaten van het
pensioenfonds zodat de beleggingsrisico's voor rekening van de
deelnemers komen. Werknemers die deze vraag beantwoorden hebben een
duidelijke voorkeur voor een hoge garantie: 94 procent wil een garantie
van 50 procent of meer van het laatstverdiende inkomen, zeven op de
tien wil 70 procent of meer gegarandeerd zien. Het gemiddelde is gelijk
aan 70 procent. In combinatie met de pensioenambitie van 70 procent,
betekent dit deelnemers feitelijk het liefst de hele pensioenuitkering
gegarandeerd willen zien. Kanttekening hierbij is dat niet duidelijk is
of zij beseffen dat de huidige pensioencontracten nominale garanties
proberen na te streven en dat reële garanties kostbaar zijn. Dit is
belangrijk omdat nominale garanties maar een beperkte waarde hebben en
uiteindelijk de koopkracht van de uitkering relevant is voor
pensioendeelnemers. Als werknemers moeten kiezen tussen nominale
garanties of onzekere reële ambities, komt geen duidelijke voorkeur
naar voren. Dit kan samenhangen met het feit dat de gevolgen van
inflatie vaak worden onderschat. Gepensioneerden rapporteren wel vaker
een voorkeur voor reële ambities boven een nominale garantie en tonen
zich daarmee meer bewust van het belang van inflatie voor de koopkracht
van de pensioenuitkering.
Intergenerationele solidariteit belangrijk
Als pensioenrechten neerwaarts worden aangepast, hebben gepensioneerden
weinig mogelijkheden om in reactie hierop extra inkomen te verwerven.
Jongeren kunnen gemakkelijker reageren door meer te sparen of langer
door te werken. Dit kan een argument zijn om in nieuwe
pensioencontracten ouderen meer zekerheid te bieden dan jongeren,
bijvoorbeeld door een groter deel van het beleggingsrisico te laten
neerslaan bij jongeren (zowel bovengemiddelde positieve als negatieve
rendementen). Tegen deze achtergrond is het belangrijk te weten hoe
deelnemers aankijken tegen intergenerationele solidariteit. Deze
solidariteit staat onder druk. Niettemin hecht de meerderheid van de
Nederlandse bevolking sterk aan solidariteit, zij het dat die dan wel
van twee kanten moet komen. Veel ouderen vinden het redelijk dat zij
een bijdrage leveren aan de oplossing van de pensioenproblematiek;
jongeren vinden relatief vaak dat zij al een groot deel van de
vergrijzingrekening betalen.
Steun voor meer keuzevrijheid
Het verplicht sparen voor het pensioen staat wat de deelnemers betreft
niet ter discussie. Een grote meerderheid ziet de voordelen hiervan in
en erkent dat zij anders mogelijk te weinig geld opzij zou leggen of is
blij zich hier niet mee bezig te hoeven houden. Wel heeft de
pensioencrisis het vertrouwen in pensioenfondsen aangetast. De
meerderheid van de werknemers is voorstander van meer zeggenschap over
de pensioenopbouw (al geldt dit minder voor de hoger opgeleiden). Zo
staan werknemers weliswaar terughoudend tegenover het nemen van
beleggingsbeslissingen, maar bestaat -als de beleggingsrisico's toch
bij de deelnemers komen te liggen - wel enige steun voor een opzet die
het mogelijk maakt uit een beperkt aantal duidelijk gespecificeerde
beleggingsprofielen te kiezen.
Downloads
* Bijlage Pensioenvoorkeuren (PDF: 105,0 Kb)
---