verslag vijftiende reguliere zitting VN-Mensenrechtenraad
Kamerbrief inzake verslag vijftiende reguliere zitting VN-Mensenrechtenraad
Kamerbrief | 14 december 2010
Geachte Voorzitter,
In vervolg op de brief van mijn ambtsvoorganger van 16 september jl.,
over de Nederlandse inzet bij de vijftiende reguliere zitting van de
VN-Mensenrechtenraad (Kamerstuk 2009-2010, 26150, nr. 92 Tweede Kamer),
informeer ik u hierbij omtrent het verloop van betreffende zitting, die
plaatsvond van 13 september tot en met 1 oktober jl. Nederland nam voor
het eerst niet deel als lid van de Raad.
Cuba diende onverwacht een concept-resolutie in, met het doel de
Mensenrechtenraad het laatste woord te geven over het zogenaamde
Programme 19, de bijdrage van de Hoge Commissaris voor de Rechten van
de Mens aan het Strategic Framework van de Secretaris-generaal van de
Verenigde Naties. Cuba werd daarin gesteund door een aantal andere
landen die weliswaar lid zijn van de Raad, maar waarover zorgen bestaan
ten aanzien van de mensenrechtsituatie. De EU, die sterk hecht aan de
onafhankelijkheid van de Hoge Commissaris, is er uiteindelijk in
geslaagd de schade te beperken door Cuba ertoe te bewegen de
concept-resolutie in te trekken, in ruil voor zijn akkoord met een
voorzitterschapsverklaring waarin de Hoge Commissaris wordt uitgenodigd
de Raad vooraf te consulteren over haar bijdrage aan het Strategic
Framework. Na het voorlezen van de voorzitterschapsverklaring, heeft de
EU in een verklaring aangegeven dat de voorzittersverklaring wat haar
betreft niets verandert aan het institutioneel kader waarin de Hoge
Commissaris opereert.
Landensituaties
Zoals voorzien, heeft een algemeen debat plaatsgevonden over de Bezette
Palestijnse Gebieden en zijn er interactieve dialogen geweest met het
Committee of Experts over de follow-up van het Goldstone-rapport
(missie-Tomuschat) en met de Fact-finding mission inzake de Freedom
Flotilla (missie-Hudson-Phillips). Turkije diende een resolutie in naar
aanleiding van het rapport inzake de Freedom Flotilla. De Palestijnse
Autoriteit diende, namens de landen van de OIC, een resolutie in over
het Goldstone-rapport. Nederland zette in de onderhandelingen over deze
resoluties in op evenwichtige teksten, die bij zouden dragen aan de
voortgang van het vredesproces in het Midden-Oosten. Nederland kon -
als niet-lid van de Raad - zelf niet stemmen, maar drong in EU-kader
wel aan op een gemeenschappelijke tegenstem op beide resoluties.
Uiteindelijk konden de EU-leden van de Raad op beide teksten niet
verder gaan dan een gemeenschappelijke onthouding van stemming en heeft
de EU naar aanleiding van de resolutie over het Goldstone-rapport geen
gemeenschappelijke stemverklaring kunnen afgeven. De EU-landen die lid
zijn van de Raad hebben zelf een stemverklaring afgegeven.
Indien Nederland nog lid zou zijn geweest van de Raad zouden wij een
eigen stemverklaring hebben uitgebracht.
Het mandaat van de Onafhankelijke Deskundige voor Somalië is, met
cosponsoring van de gehele EU, voor een jaar verlengd.
Ook het mandaat van de Onafhankelijke Deskundige voor Soedan is
verlengd. Dit jaar was er voor de verlenging een overtuigender
meerderheid te vinden dan in 2009, hetgeen deels te danken lijkt aan de
outreach-activiteiten van de VS en de EU. Opmerkelijk was dat ook
binnen de Aftrikaanse Groep steun voor de verlenging van het mandaat
bleek. Oeganda, dat voor het eerst deelnam als lid van de Raad, lichtte
zijn steun zelfs toe in een stemverklaring. Overigens mag hier het
engagementvan OIC-lid de Malediven niet onvermeld blijven.
Waarschijnlijk mede omdat de president van de Malediven een politieke
gevangene is geweest, verdedigt het met verve het belang van
burgerlijke en politieke rechten.
De interactieve dialoog over de mensenrechtensituatie in Burundi is
uitgesteld tot de volgende reguliere zitting van de Raad, die begint in
februari 2011.
Thematische kwesties
De Verenigde Staten heeft zijn stempel op deze zitting gedrukt door
succesvol te pleiten voor een speciale rapporteur inzake de vrijheid
van vereniging en vergadering, die bijvoorbeeld ook kijkt naar het
recht op vreedzame demonstraties. Met het instellen van dit mandaat,
hebben alle grondrechten een eigen Speciale Rapporteur. Nederland
onderhandelde voor wat betreft deze resolutie namens de EU en heeft
zich in die hoedanigheid ingezet voor een brede resolutie, waarbij met
succes is gepleit voor vermelding dat de vrijheid van vereniging en
vergadering essentieel is voor het goed functioneren van een democratie
en het kunnen uiten van politieke opvattingen.
Colombia en Mexico zetten zich in voor het instellen van een
onafhankelijk expert op het gebied van gelijkheid van vrouwen voor de
wet. Pogingen van de OIC-landen om een aantal cultuurrelativistische
elementen in de daarvoor benodigde resolutie in te brengen, haalden het
niet. Uiteindelijk is het op aandringen van de Afrikaanse groep
overigens helaas niet gekomen tot een onafhankelijk expert, maar tot
een werkgroep, die kan worden beschouwd als een iets minder effectief
instrument. Nederland heeft hiermee ingestemd.
De resolutie op het gebied van moedersterfte werd zonder stemming
aangenomen met ruim 90 cosponsors uit verschillende regionale groepen.
De no-action motion van Pakistan, waarbij verzet werd gevoerd tegen het
verwelkomen van de recente OHCHR-studie over moedersterfte, haalde het
niet.
Nederland organiseerde met een aantal gelijkgezinde landen op 17
september een side event over mensenrechten en seksuele oriëntatie,
waarbij aandacht werd gevraagd voor het beëindigen van strafrechtelijke
sancties op grond van seksuele oriëntatie of gender-identiteit. Het
evenement kon rekenen op een voor deze gelegenheid opgenomen
videoboodschap van aartsbisschop Tutu en de aanwezigheid van HCHR
Pillay die bij deze gelegenheid een boodschap van SGVN Ban-ki Moon
voorlas. Een van de conclusies van het side event was dat
strafbaarstelling van homoseksualiteit niet alleen strijdig is met
internationale mensenrechtenstandaarden, maar ook bijdraagt aan een
cultuur van geweld en intolerantie.
Op voorstel van Pakistan heeft de voorzitter van de Mensenrechtenraad
naar aanleiding van de plannen van een aantal Amerikanen om de Koran te
verbranden, een verklaring voorgelezen over `religieuze
onverdraagzaamheid'. Hoewel er binnen de EU duidelijke kanttekeningen
bij deze tekst werden geplaatst, bijvoorbeeld ten aanzien het
veroordelen van `heiligschennis', heeft de EU er mede op aandringen van
de VS voor gekozen de verklaring te laten voorlezen. De EU heeft
daarbij direct aangegeven dat deze verklaring eigenlijk niet thuishoort
in de Mensenrechtenraad en bovendien dat zij geen officiële status
heeft.
De Raad heeft het rapport van de Werkgroep Recht op Ontwikkeling inzake
de implementatie van dit recht besproken en uiteindelijk met steun van
de EU een resolutie aangenomen. De resolutie weerspiegelt in grote
lijnen de inzet van Nederland: deskundigen en maatschappelijk
middenveld blijven betrokken bij de uitwerking en er ligt niet vast dat
er een bindend instrument moet komen. De Werkgroep wordt gevraagd om op
basis van reacties van staten en andere relevante partijen op hun
rapport een aantal standaarden te ontwikkelen die tot implementatie
moeten leiden. De EU heeft in een stemverklaring overigens nog eens
benadrukt tegen een internationaal juridisch bindend instrument te
zijn.
Zowel tijdens de interactieve dialoog als gedurende de onderhandelingen
over de door Zuid-Afrika ingediende resolutie over het gebruik van
huurlingen en private veiligheidsbedrijven, heeft Nederland zich in
EU-verband actief verzet tegen het oproepen tot een nieuw juridisch
instrument en het instellen van een intergouvernementele werkgroep.
Gedurende de onderhandelingen bleek echter veel steun voor het
instellen van een intergouvernementele werkgroep te bestaan. De EU
heeft tevergeefs getracht het mandaat van de werkgroep te beperken tot
het onderzoeken van de mogelijkheid tot het instellen van een juridisch
bindend instrument.
Tenslotte heeft Nederland de door Duitsland en Spanje ingediende
resolutie over het recht op water en de rol van de particuliere sector
bij de verwezenlijking ervan gesteund. Het Verenigd Koninkrijk heeft
aangegeven zich te distantiëren van consensus, met als argumentatie dat
de resolutie niet duidelijk is over wat het recht op veilig drinkwater
en sanitatie precies behelst.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Dr. U. Rosenthal
Ministerie van Buitenlandse Zaken