Rijksoverheid
10 december 2010
Beantwoording vragen naar aanleiding van het wetgevingsoverleg
energie op 6 december 2010
Hierbij ontvangt u de beantwoording van de openstaande vragen naar aanleiding
van het wetgevingsoverleg op 6 december jl., zoals toegezegd.
1. Openstaande vragen
Green Deal
De fractie van het CDA vroeg of ik mogelijkheden zie om met de energiebedrijven
tot een Green Deal te komen. In reactie merk ik op dat de energiebedrijven
uiteraard een belangrijke partner zijn bij de uitwerking van de Green Deal. Zij
kunnen op veel terreinen een rol spelen, zoals bij energiebesparing in de
gebouwde omgeving, bij lokale en decentrale opwekking van duurzame energie en
bij de inzet van biomassa. In de komende maanden zal ik een plan van aanpak
opstellen in overleg met de sector.
Deze leden vroegen voorts naar de maatregelen uit het pakket Schoon en Zuinig
van het vorige kabinet. Het programma als zodanig is beëindigd. Dit kabinet
ondersteunt wel het innovatie! en actieprogramma Schone en Zuinige
Agrosectoren (de paraplu waaronder het innovatieprogramma Kas als Energiebron
in de glastuinbouw ook valt). Deze aanpak past naadloos in de door het Kabinet
beoogde Green Deal met de samenleving en het bedrijfsleven. In deze
samenwerking tussen bedrijven, overheid en kennisinstellingen wordt namelijk
aantoonbaar succesvol gewerkt aan ondernemerschap, het bereiken van
duurzaamheidsdoelen en innovatieve oplossingen.
De fractie van de SGP vroeg welke rol WKK in de Green Deal zal innemen.
Ik merk op dat ik in gesprek ga met de sectoren waar het eindverbruik van
energie plaatsvindt: de industrie, de gebouwde omgeving, en de landbouw. Het
uitgangspunt daarbij is dat deze sectoren zelf bepalen welke technieken zij
toepassen. Dit betekent dat ik niet zal sturen op een bepaalde techniek. Ik kan
derhalve geen uitspraak doen over de rol van WKK. Wel zal WKK in de
glastuinbouw onderdeel blijven uitmaken van de EIA investeringsaftrek.
Tevens vroeg deze fractie of de Green Deal zich richt op benutting van decentraal
potentieel voor duurzame energie. Ik kan dit bevestigen. Ik wil afspraken maken
met gemeenten en provincies die actief decentrale en lokale opwekking van
duurzame energie willen ondersteunen en die daarbij actief bewoners willen
betrekken.
De leden van D66 vroegen of ik een nieuw klimaatakkoord met gemeenten zal
afsluiten. De mede!overheden, gemeenten en provincies, zie ik als belangrijke
partijen in de Green Deal. De geldende afspraken vormen daarbij een mooi
uitgangspositie en kunnen worden aangevuld of uitgebreid. Een nieuw
klimaatakkoord acht ik derhalve niet nodig.
Zelflevering
De fractie van het CDA vroeg of ik bereid ben een maatschappelijke kosten!baten
analyse (MKBA) ten aanzien van zelflevering uit te voeren. Ik wacht op dit punt
het aangekondigde initiatiefwetsvoorstel van de heer Samsom (PvdA) af.
Bevoordeling fossiele energie
De fractie van het CDA vroeg naar de fiscale maatregelen voor grijze energie om
een gelijk speelveld te creëren voor het bedrijfsleven in de Europese Unie. Voor
Nederland als open economie onderstreep ik het belang van het level!playing!
field, de positie van energie!intensieve bedrijven en de positie van de
glastuinbouw. Andere Europese landen maken deze afweging ook en maken
daarom gebruik van de mogelijkheden die de richtlijn energiebelastingen biedt tot
het toekennen van vrijstellingen of verlaagde tarieven binnen de energiebelasting.
Daarnaast geldt binnen dezelfde richtlijn een inputvrijstelling voor kolen! en
gascentrales met als doel dubbele belastingheffing te voorkomen. Ik noem in dit
verband tevens de vrijstelling van accijnsheffing op kerosine voor internationaal
luchtverkeer. Deze vrijstelling wordt gevolgd als uitvloeisel van het Verdrag van
Chicago.
De fractie van GroenLinks vroeg of ik bereid ben een onderzoek te starten naar de
volgens deze fractie geldende ¤7,5 mld. jaarlijkse steunmaatregelen naar de
productie en consumptie van fossiele energie. In dit verband verwijs ik u naar het
onderzoek dat de staatssecretaris van Financiën in de Eerste Kamer reeds heeft
toegezegd. Ik zal hier in het Energierapport nader op ingaan.
Grensoverschrijdende infrastructuur
De D66!fractie vroeg naar de mogelijkheden om investeringen in
(grensoverschrijdende) infrastructuur tussen landen te kunnen verrekenen. Op dit
moment bestaat er een verrekeningsfonds tussen de landelijk netbeheerders
(TSO's) van de verschillende landen, maar in de voorstellen die de Europese
Commissie recentelijk heeft gedaan met betrekking tot Europese infrastructuur
prioriteiten geeft de Commissie aan dat in de huidige regelgeving zowel TSO's als
toezichthouders onvoldoende rekening houden met grensoverschrijdende effecten
van investeringen in infrastructuur. Tariefstructuren zijn in de regel opgezet om
nationale kostenefficiëntie te bereiken, terwijl projecten ook van regionaal of
Europees belang kunnen zijn. Een investering in het ene land kan bijvoorbeeld het
transportnet in een buurland ontlasten of zorgen voor meer handelsmogelijkheden
in de regio. Deze investeringen worden nu mogelijk niet gedaan omdat de TSO
hiervoor geen vergoeding ontvangt. Ik vind het dan ook een goed idee dat de
Commissie dit verder onderzoekt zodat zij voorstellen kan doen om hier beter
rekening mee te houden. De Commissie heeft aangegeven in 2011 met concrete
voorstellen te komen.
Voorrang voor Duurzaam
De CDA!fractie vroeg naar de gesprekken met de Europese Commissie over het
onderwerp Voorrang voor Duurzaam' en stelde de vraag waarop door de minister
wordt aangestuurd. De inzet van mijn beleid is dat we in Nederland op zo kort
mogelijke termijn kunnen zekerstellen dat ook in situaties van transportschaarste
duurzaam geproduceerde elektriciteit onbelemmerd getransporteerd kan worden.
Er moet dus snel een volwaardig en transparant congestiemanagementsysteem
worden gerealiseerd waarbij duurzame energie voorrang krijgt op het net. Het
wetsvoorstel is recent aangenomen door de Eerste Kamer, waarbij verschillende
artikelen ten aanzien van de oorspronkelijke kostentoedeling niet in werking zijn
getreden. Dat betekent de facto dat:
a) de kosten van het systeem voor congestiemanagement op basis van de
geldende tariefregulering in de transporttarieven voor afnemers terecht
komen.
b) na aanname van het wetsvoorstel vanaf begin 2011 is verzekerd dat
duurzaam geproduceerde stroom voorrang krijgt op het net.
Ik zal nu vervolgens, in overleg met de NMa, betrokken marktpartijen en beide
Kamers, zekerstellen dat ook voor de langere termijn een economisch
verantwoord systeem kan worden gewaarborgd. Op de korte termijn voorzie ik
geen problemen met deze route, omdat op basis van de laatste prognoses van de
beheerder van het landelijke hoogspanningsnet TenneT de verwachting is dat er
pas in de loop van 2012 kans is op ernstige congestieproblemen (in de
Eemshaven). Vóór 2012 zijn situaties van transportschaarste niet uitgesloten,
maar de inschatting is dat deze beperkt zullen zijn.
Op de langere termijn geldt echter wel dat ik wil waarborgen dat tegemoet
gekomen kan worden aan de eerder met beide Kamers gewisselde zorgen over
het effect van het in de transporttarieven van de afnemer meenemen van de
kosten op de werking van het systeem, de hoogte van die kosten en het risico van
gaming door marktpartijen, en welke maatregelen in dat kader eventueel nog
nodig zijn. Daar komt bij dat een meerderheid van de Tweede Kamer een heldere
voorkeur heeft uitgesproken voor het voorstel om de kosten bij producenten neer
te leggen. In dat kader acht ik het gewenst om met de Europese Commissie te
overleggen over de ruimte voor het oorspronkelijke voorstel ten aanzien van
herverdeling van kosten. Zodra het overleg met de Europese Commissie is
afgerond, zal ik bezien of de oorspronkelijk voorgestelde wijze van
kostentoedeling moet worden heroverwogen, en zo ja, of dat consequenties heeft
voor de inrichting van het systeem van congestiemanagement. Ik zal uw Kamers
hierover in het eerste kwartaal van 2011 informeren.
In deze gesprekken zal ook worden gesproken over het producententarief. De SP!
fractie vroeg in dat kader naar mogelijkheden om te sturen op de locatiekeuze van
elektriciteitsproducenten, bijvoorbeeld door dit soort partijen een zogenaamd
producententarief in rekening te brengen. Momenteel hanteert Nederland geen
producententarief. Alleen afnemers betalen transportkosten, producenten niet. Als
transportcapaciteit moet worden uitgebreid om nieuwe afnemers of producenten
aan te sluiten, worden de kosten daarvan gesocialiseerd over de afnemers. In dit
systeem worden producenten niet geconfronteerd met de netkosten die zij
veroorzaken. Ook in Brussel begint deze discussie op gang te komen, onder
andere in het licht van het Europese infrastructuurpakket. Ik zie eventuele
aanbevelingen van de Commissie op dit punt dan ook met belangstelling tegemoet
en neem uw suggestie hierin mee. In het nieuwe Energierapport waarin ook de
herziening van het reguleringskader aan de orde komt, zal ik nader ingaan op het
producententarief.
De CDA!fractie wees er op dat bijvoorbeeld WKK's in de tuinbouw maar ook
andere vormen van decentrale energieproductie niet zeker kunnen zijn van een
aansluiting op het net en vroeg hoe dit probleem wordt aangepakt. De Eerste
Kamer heeft vorige week het wetsvoorstel aangenomen waarin voorrang voor
duurzaam is geregeld. Dit wetsvoorstel is in overleg met de Tweede Kamer vorig
jaar aangescherpt, waardoor nu is opgenomen dat producenten met een
aansluiting kleiner dan 10 MVA binnen 18 weken moeten worden aangesloten door
de netbeheerder. Met het oog op zeer zware aansluitingen is de
Rijkscoördinatieregeling beschikbaar waarmee het proces voor een aansluiting
wordt gestroomlijnd. Tenslotte heeft de NMa aan de gezamenlijk netbeheerders
gevraagd zo snel mogelijk een overzicht op te stellen van aansluitmijlpalen op
grond waarvan tussen de aanvragende partij en de netbeheerder zekerheid
geboden wordt over alle stappen in het proces tot een daadwerkelijk aansluiting
(financieel, juridisch, fysiek).
Ruimtelijk beleid voor de ondergrond
De leden van de SP!fractie vroegen of er een ruimtelijke vertaling komt voor het
gebruik van de ondergrond of dat de locatiekeuze volledig aan de markt wordt
overgelaten. Ik ben het met de SP eens dat gelet op het maatschappelijk belang
van de verschillende eigenschappen, functies en kansen die de ondergrond biedt,
het belangrijk is om tot samenhangende ordening van de boven! én ondergrond
te komen. Het gebruik van de diepe ondergrond neemt op het ogenblik sterk toe.
Dit brengt met zich mee dat er in veel gevallen interactie kan ontstaan tussen
verschillende winningsvormen onderling, tussen winning en opslag of tussen
verschillende mogelijke opslagvormen. Belangrijk is om aan te geven dat er een
onderscheid is tussen activiteiten in de diepe ondergrond waarbij de coördinatie
bij het rijk ligt zoals geothermie, winning van olie en gas en opslag op basis van
de Mijnbouwwet en activiteiten in de ondiepe ondergrond waarvoor de coördinatie
bij provincies en gemeenten ligt. Ik laat nu door TNO in samenwerking met de
Universiteit van Groningen een studie uitvoeren, die moet leiden tot een
afwegingskader ten behoeve van de ruimtelijke ordening van de ondergrond. De
eerste uitkomsten van deze studie worden eind 2011 verwacht. Ik zal vervolgens
met mijn collega van Infrastructuur en Milieu bekijken wat de vervolgstappen
zullen zijn.
Gasopslag Bergermeer
De leden van de D66!fractie vroegen naar de business case van de gasopslag
Bergermeer en het nationaal belang. Tevens gaven de leden van de PVV!fractie
aan dat zij alleen opslag van gas wensen, indien daarvoor draagvlak bestaat. In
reactie op deze vragen merk ik op dat Gasopslag van nationaal belang is.
Flexibiliteit is essentieel voor een goed functionerende gasmarkt. Daarom moet er
meer opslagcapaciteit beschikbaar komen in Nederland. Dit is temeer van belang
omdat de flexibiliteit van ons Groningenveld afneemt. Bergermeer is een
investeringsproject van een privaat bedrijf, een belangrijke buitenlandse
investering van ruim ¤800 miljoen. Het betreft een investering die een belangrijke
bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de regio Alkmaar als energiecluster.
Bergermeer valt vanwege het nationale belang onder de rijkscoördinatieregeling.
In dit besluitvormingstraject is het belangrijk evenwicht te vinden tussen enerzijds
vereenvoudiging en snelheid en anderzijds zorgvuldigheid. Veiligheid voor
gasopslag is daarbij een essentiële voorwaarde. Gasopslag vindt in Nederland
alleen plaats onder strenge condities. Zo worden voor de gasopslag Bergermeer
de voorwaarden van opslag vastgelegd in de (ontwerp)besluiten die onlangs zijn
genomen. Zorgvuldigheid is ook om het proces zoveel mogelijk samen met alle
betrokkenen te doorlopen.
Over de inhoud van de besluiten heeft dan ook met het oog op draagvlak en
daarmee op effectieve besluitvorming, intensief overleg plaatsgevonden met alle
betrokken gemeenten (inclusief Bergen) en de Provincie Noord!Holland. De
gemeente Alkmaar, Heiloo, Schermer en de provincie Noord!Holland staan zeer
positief ten opzichte van het project en hebben inmiddels de ontwerpbesluiten
genomen. De samenwerking met de gemeente Bergen heeft niet tot het gewenste
resultaat geleid. Ten aanzien van de gemeente Bergen heb ik derhalve de
besluitvorming samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu overgenomen.
In de besluitvorming is wel rekening gehouden met de zorg van Bergen. Het
besluitvormingsproces heeft aldus zorgvuldig plaatsgevonden. Zorgvuldigheid
betekent niet dat een project niet doorgaat als een enkele partij hier geen
voorstander van is. Daarvoor hebben we de Rijkscoördinatieregeling in het leven
geroepen. Deze maakt het mogelijk om energie!infrastructuurprojecten die we
met elkaar als projecten van nationaal belang hebben aangemerkt ook
daadwerkelijk te kunnen realiseren.
Energiebrief
De leden van D66 vroegen om een energiebrief waarin onder meer ingegaan zal
worden op het energielandschap de komende decennia en de inkomsten van de
Staat uit energie. Zoals aangegeven in het debat ben ik voornemens om in het
voorjaar een energierapport uit te brengen. In het Energierapport zal ik uitgebreid
op deze vragen ingaan.
SDE+
De leden van de PVV!fractie stelden de vraag wat ik vind van de ervaringen met
de Duitse een feed!in regeling. Het Duitse systeem kent een aantal nadelen die de
afgelopen tijd steeds manifester zijn geworden. Zo is het Duitse systeem zeer
duur gebleken. Daarom is er nadrukkelijk voor gekozen om van de SDE+ geen
open einde regeling te maken. Dit zou namelijk leiden tot hoge kosten voor
burgers en bedrijven. Tevens is er in het Duitse systeem sprake van verplichte
inkoop door de netbeheerder van geproduceerde duurzame energie. Dit acht ik
ongewenst. Daarmee zou de netbeheerder als energie handelaar optreden. Dit
past niet bij de Wet Onafhankelijk Netbeheer, om commerciële en gereguleerde
activiteiten te splitsen. Wel neem ik de financiering via een opslag op de
energietarieven over en zal de gedifferentieerde aanpak voor wind op land worden
bezien.
De leden van de D66!fractie vroegen waarom ik afvalverbrandingsinstallaties
(AVI's) in de SDE+ opneem, ondanks de huidige overcapaciteit op de markt voor
afvalverbranding. Ik wil de SDE+ toekomstbestendig maken. Daarom neem ik nu
alle opties op die goedkoper kunnen produceren dan 15 cent/kWh, inclusief AVI's.
Het klopt dat de AVI's een convenant hebben getekend dat er voorlopig geen
nieuwe AVI's meer bijkomen, echter toekomstige installaties wil ik niet uitsluiten.
De leden van de CDA!fractie stelden de vraag hoe het staat met de verlaagde
energiebelasting voor de tuinbouw. De huidige stand van zaken is als volgt.
Nederland heeft de Europese Commissie toestemming gevraagd voor het
verlengen van het verlaagd Energiebelastingtarief voor de tuinders. De
verwachting is dat de Commissie haar beslissing nog in 2010 kenbaar zal maken.
Het doel van het verlaagde tarief is dat belastingdruk voor de glastuinbouw gelijk
is aan die van andere energie intensieve sectoren. De sector levert daarvoor een
tegenprestatie in de vorm van het CO2!vereveningssysteem. Dat is een nationale
afspraak, bedoeld om op een flexibele wijze de CO2!emissie voor de gehele
glastuinbouw in Nederland te plafonneren. Ondernemers krijgen zo een prikkel
voor verduurzaming en het ontwikkelen en oppakken van energie!innovaties.
Wel is een wijziging van Wet milieubeheer nodig om de introductie van een CO2!
vereveningssysteem mogelijk te maken. Het wijzigingsvoorstel ligt op dit moment
bij uw Kamer.
De leden van de fracties van het CDA en van D66 stelden de vraag of ik bereid
ben de huidige vergunningen voor windparken op zee te verlengen, zodat deze
kans blijven maken op realisatie. Ik heb aangegeven dat de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Milieu hiervoor verantwoordelijk is. Op 13 december 2010 is een
debat gepland over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
(MIRT) en het Nationaal Waterplan, waarin deze vraag aan de orde zou kunnen
komen.
De leden van de fractie van D66 stelden de vraag of er een exclusieve shortlist of
longlist bestaat voor technieken in de vrije categorie. Dit kan ik bevestigen.
Jaarlijks zal worden bekeken of de technieken die in aanmerking komen voor de
vrije categorie bijstelling behoeft. Voorafgaand aan de openstelling zal ik de
technieken die in aanmerking komen voor de SDE+ en de bijbehorende
basisbedragen met de Kamer en de marktpartijen delen. Zoals aangegeven tijdens
het debat zal ook wind op zee hiervoor in aanmerking komen.
De leden van de fractie van D66 vroegen in hoeverre ik bij de opzet van de SDE+
geleerd heb van ervaringen met veilingen. De SDE+ heeft kenmerken van een
veilingsystematiek. Uit ervaringen met veilingen, zoals bijvoorbeeld de tender
wind op zee uit 2010, heb ik lessen getrokken. Een aantal voorbeelden: de
concurrentie tussen verschillende initiatieven moet zoveel mogelijk onder gelijke
voorwaarden plaatsvinden. De systematiek moet voor deelnemers transparant
zijn. De toegang tot de SDE+ moet niet nodeloos bemoeilijkt worden door
bureaucratische regels. Partijen moeten snel duidelijkheid krijgen en daarnaast
moet voorkomen worden dat partijen onrealistisch gaan bieden en daarmee
budget voor enige tijd vasthouden. Tenslotte moet de systematiek ook
uitvoerbaar zijn en de administratieve lasten beperkt blijven. Met de vormgeving
van de SDE+ heb ik rekening gehouden met deze elementen, bijvoorbeeld door de
keuze voor een gefaseerde verhoging van basisbedragen. Zo wordt concurrentie
tussen verschillende initiatieven gestimuleerd en overschrijding en onderuitputting
bij individuele technieken voorkomen.
De leden van de SGP!fractie stelden de vraag of de subsidie voor het windpark in
de Noordoostpolder al was toegezegd door de vorige minister en of deze niet meer
terug te draaien is. Zoals ik al in het overleg heb aangegeven vind ik het
terugdraaien van deze besluiten onwenselijk. Zowel de SDE!subsidie als de
incidentele innovatiesubsidie zijn inmiddels verleend en kunnen niet meer worden
ingetrokken. Deze subsidieverlening is door mijn ambtsvoorganger uitvoerig
besproken met uw Kamer.
De leden van de SP!fractie vroegen of ik voornemens ben om het Nationaal
Actieplan Hernieuwbare Energie aan te passen. Eind 2011 zal ik een
monitoringsrapportage naar de Europese Commissie sturen. Vanzelfsprekend zal
ik nieuwe ontwikkelingen in het regeringsbeleid daarin meenemen.
De leden van de SP!fractie stelden voorts de vraag waarom er nog niet aan de
voorwaarden voor plaatsing van windturbines op land is voldaan. Hierover kan ik
melden dat de Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu het aanspreekpunt is
voor een eventuele structuurvisie en welstandsregels voor wind op land.
De leden van de VVD!fractie hebben gevraagd of ik kan aangeven welke
toezeggingen er gedaan zijn voor wind, met name op zee, waarmee gestopt kan
worden en hoeveel geld dat zou opleveren. Hierover kan ik u melden dat er vier
toezeggingen zijn gedaan. Het betreft allereerst twee operationele windparken op
zee die reeds produceren en daarvoor subsidie ontvangen. Daarnaast gaat het om
de beide parken boven de Wadden die in mei zijn gecommitteerd aan Bard
Engineering. Bovendien ben ik gehouden een derde subsidiebeschikking af te
geven in het kader van de Regeling windenergie op zee 2009. Op grond van de
Algemene wet bestuursrecht kan ik deze subsidieverlening niet stopzetten. Het is
dus niet mogelijk om activiteiten stop te zetten. Ik merk hierbij op dat uitbetaling
van de subsidie pas zal plaatsvinden op basis van de daadwerkelijk geproduceerde
elektriciteit: mochten windparken niet tot stand komen of minder elektriciteit
produceren dan voorzien, dan zullen de uitgaven lager uitvallen dan nu geraamd.
In onderstaande tabel zijn de geraamde kasuitgaven voor de volledige looptijd
van de afgegeven beschikkingen weergegeven. De eveneens reeds toegekende
incidentele innovatiesubsidie voor het windpark Noordoostpolder (maximaal ¤116
mln) staat niet in de tabel.
MEP kasuitgaven SDE kasuitgaven
Wind op land ¤ 1,5 mrd ¤ 1,6 mrd
Wind op zee ¤ 0,6 mrd ¤ 4,5 mrd
Motie Grashoff c.s. (32500, nr. 150)
Het lid Grashoff diende een motie waarin de regering werd verzocht om onder
andere met het oog op collectieve projecten voor de aanschaf van zonnepanelen
voorstellen te doen teneinde de salderingsgrens van 5000 kWh per jaar te
verhogen. Ik wil uw Kamer hierin het volgende ter overweging meegeven. Het lid
Samsom heeft tijdens het overleg aangekondigd een initiatiefwetsvoorstel voor te
bereiden teneinde de salderingsmogelijkheden bij collectieve zelflevering te
verruimen. De motie van de heer Grashoff sluit hierop aan. Mijn suggestie is om
de wens van de heer Grashoff bij dit initiatiefwetsvoorstel te betrekken. Ook wijs
ik er op dat het wetsvoorstel dat regelt dat de salderingsgrens wordt verhoogd
van 3000 naar 5000 kWh per jaar op dit moment nog wordt behandeld in de
Eerste Kamer. Daarnaast kan ik op dit moment de financiële gevolgen en
eventuele uitvoeringsproblemen niet overzien. Als u uw motie nu toch in
stemming brengt, moet ik deze in dat geval daarom ontraden.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie