Rijksoverheid
1
a
Datum 10 december 2010
Vraag naar aanleiding van de brief over ouderbijdrage voorschoolse
educatie op de peuterspeelzaal
In uw brief van 7 december jl. legt u een dilemma voor naar aanleiding van mijn
voornemen om artikel 166, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs niet
in werking te laten treden. Het voorgelegde dilemma heeft betrekking op
segregatie. U vraagt zich af wat meer segregatiebeperkend kan werken: als de
ouderbijdrage voor deelname aan een voorschoolse educatiegroep voor álle
ouders op een maximum wordt gesteld of als die alleen voor ouders van kinderen
met een risico op een taalachterstand in het Nederlands (doelgroepkinderen) op
een maximum wordt gesteld?
Als we het wettelijke maximum voor voorschoolse educatiegroepen zouden
vaststellen voor alle ouders, dan zullen gemeenten - zoals u zelf ook bevestigde
in uw reactie én zoals wij vanuit signalen van de VNG en gemeenten hebben
vernomen - vrijwel zeker voorschoolse educatiegroepen gaan reserveren voor
alleen de doelgroepkinderen. Dat zou in ieder geval segregatie in de hand werken.
Dat wil ik voorkomen.
Uw Kamer legt de mogelijkheid voor dat als ouders een hogere bijdrage kwijt zijn
aan een peuterspeelzaal dan aan een kinderdagverblijf, dat zij hun kind dan
eerder naar een kinderverblijf zullen brengen. Uw Kamer stelt dat er op die
manier ook segregatie zou kunnen ontstaan. Ik ben van mening dat gemeenten
dit evenwel kunnen voorkomen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is stelselverantwoordelijk voor
de financiële toegankelijkheid van voorschoolse educatie op peuterspeelzalen voor
kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands
(doelgroepkinderen).
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de financiële toegankelijkheid voor niet"
doelgroepkinderen voor alle peuterspeelzalen in hun gemeenten, ongeacht met of
zonder voorschoolse educatie. Gemeenten zullen daarom ook de afwegingen
moeten maken die voor hun gemeente (of bepaalde wijken) het meest passend is
voor die toegankelijkheid. Zij hebben de vrijheid om eenzelfde prijs vast te stellen
voor doelgroepkinderen en niet"doelgroepkinderen of bijvoorbeeld de prijzen vast
te stellen conform de kinderopvang. Gemeenten hebben dus met hun prijsbeleid
een instrument in handen om segregatie tegen te gaan zoals dat in hun gemeente
het meest passend wordt geacht. Ik wil deze vrijheid van gemeenten niet van
rijkswege doorkruisen.
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Onze referentie
258441
Uw brief van
7 december 2010
Pagina 1 van 2
Pagina 2 van 2
Datum
Onze referentie
258441
Ik acht gemeenten beter in staat om segregatie tegen te gaan in de situatie dat
alleen wettelijk is geregeld dat de maximale ouderbijdrage geldt voor
doelgroepkinderen die deelnemen aan voorschoolse educatie op peuterspeelzalen
dan in de situatie dat dit wettelijk geregeld is voor alle ouders. Door artikel 166,
tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs niet in werking te laten treden,
wil ik dit regelen.
Uw Kamer heeft mij in overweging gegeven om het inwerkingtredingsbesluit niet
te wijzigen voordat de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid
heeft kunnen reageren. Hieraan geef ik graag gevolg. Om een tijdige vaststelling
en publicatie van het besluit mogelijk te maken, zou ik het zeer op prijs stellen als
de reactie van de vaste commissie kan worden gegeven op 14 december a.s.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt"Vliegenthart