Vesteda
donderdag 9 december 2010
Seminar âMinder maar beter: Woningmarkt na de crisisâ
PERSBERICHT
Vanmiddag organiseert vastgoedbeleggingsfonds Vesteda in de Hermitage
te Amsterdam het seminar âVastgoed na de crisis: minder maar beterâ.
Tijdens het seminar, dat zal worden geleid door dagvoorzitter de heer
mr. drs. L.C. (Elco) Brinkman (voorzitter bouwend Nederland), worden de
visies van vier sprekers uit verschillende achtergronden aan elkaar
getoetst.
Â
De heer prof. dr. J.B.S. (Johan) Conijn, bijzonder hoogleraar
Woningmarkt UvA spreekt over âDe weerbarstige weg naar een gezonde
woningmarktâ. Hij constateert: âIn de koopsector is er sprake van een
fiscale subsidiëring. Mede in samenhang met het starre aanbod op de
woningbouwmarkt heeft dit geleid tot een hoog prijsniveau. Ook de
volatiliteit van de koopprijzen wordt toegeschreven aan de fiscale
subsidiëring. In de huursector gaat het vooral om de
huurprijsregulering en het prijsbeleid van woningcorporaties. Het
feitelijke huurniveau ligt als gevolg hiervan ruim onder het
markthuurniveau. Er is sprake van impliciete subsidiëring ten laste
van de verhuurder. Hierdoor is er minder aanbod in de huursector. Het
is van belang te onderkennen dat de woningmarkt een samenhangend
systeem is. Hoge koopprijzen veroorzaken hoge grondprijzen, niet alleen
voor koopwoningen, maar ook voor huurwoningen. De fiscale subsidiëring
in de koopsector en de huurprijsregulering in de huursector leiden tot
een grote waardekloof tussen beide sectoren. De stagnerende
doorstroming tussen huur en koop hangt hier ook weer mee samen. positie
van de commerciële huurwoning. Sinds de objectsubsidies voor de
nieuwbouw van huurwoningen zijn afgeschaft, is het bergafwaarts gegaan
met de commerciële huursector. Commerciële verhuurders bouwen amper
meer nieuwe huurwoningen omdat zonder objectsubsidie in veel gevallen
een rendabele exploitatie niet goed mogelijk is. De waardekloof tussen
koop en huur leidt tot uitponden van huurwoningen, een vorm van
arbitrage tussen de twee deelmarkten die met elkaar in evenwicht zijn.â
Â
Over het resultaat van het regeringsbeleid zegt hij: âPer saldo is het
beeld gemengd. Er worden stappen gezet, weliswaar nog klein, richting
een meer gezonde woningmarkt. Een duidelijke visie waarin deze kleine
stappen worden geplaatst in een breder, richtinggevend perspectief
wordt echter node gemist.â
Â
Mevrouw ir. E.M. (Liesbeth) van der Pol, Rijksbouwmeester, stelt: âMooi
maakt geld. Functie, ambacht en schaal: de nieuwe ingrediënten van het
nieuwe bouwenâ. Zij ziet nieuwe kansen: âDat alles lijdt er mijns
inzien ook toe dat kwaliteit steeds belangrijker wordt: specifieke
kwaliteit voor specifieke groepen en aandacht voor nichemarkten. Kunnen
we juist in een periode van crisis een kwalitatieve slag maken?
Kwaliteit in tijden van crisis betekent toch bezuinigingen: kwaliteit
âkostâ toch alleen maar? Dat is mijns inziens een misvatting die we
moeten tegengaan. Kwaliteit en schoonheid hoeven niet per se duur te
zijn. Het zijn geen luxegoederen. Iedereen in Nederland, van jong tot
oud, van rijk tot arm, van links tot rechts verdient immers een goede
en prettige woonomgeving die met aandacht vormgegeven is. Bovendien
getuigt het inboeten op kwaliteit van korte termijn denken. Het niet
realiseren van kwaliteit genereert op de lange termijn negatieve
effecten waarvan we voldoende voorbeelden kunnen aanwijzen.â
Â
De heer M. (Maarten) van Poelgeest, wethouder Ruimtelijke Ordening,
Grondzaken, Klimaat en Energie Gemeente Amsterdam, maakt een pas op de
plaats met zijn woningproductie en licht deze toe in zijn bijdrage:
âEerst een pas op de plaats maken en dan op een verstandige manier
verderâ. Hij stelt: De ambities van Amsterdam zijn en blijven groot. De
Amsterdamse regio is één van de weinige gebieden in Nederland waar de
bevolking zal blijven groeien. Die groei wil Amsterdam in de stad
accommoderen. Het groene landschap in de regio is waardevol. Een nieuwe
uitrol van Vinex zou funest zijn. Op de langere termijn moeten er dus
veel woningen worden bijgebouwd in de stad. Dat zijn niet de
makkelijkste woningen om te bouwen. De eenvoudige locaties zijn
inmiddels al ontwikkeld.
Â
Over de planvorming zegt hij: âDe ambities van Amsterdam zijn en
blijven groot. De Amsterdamse regio is één van de weinige gebieden in
Nederland waar de bevolking zal blijven groeien. Die groei wil
Amsterdam in de stad accommoderen. Het groene landschap in de regio is
waardevol. Een nieuwe uitrol van Vinex zou funest zijn. Op de langere
termijn moeten er dus veel woningen worden bijgebouwd in de stad. Dat
zijn niet de makkelijkste woningen om te bouwen. De eenvoudige locaties
zijn inmiddels al ontwikkeld. Amsterdam aan meer plannen wordt gewerkt
dan de gemeente financieel kan dragen. Bovendien is de marktvraag naar
veel van de in de plannen opgenomen programmaâs onvoldoende om ze door
te zetten.
Â
Over de consequenties voor de woningmarkt zegt hij: âUiteindelijk
leidde deze exercitie tot terugdringen van het woningbouwprogramma van
65.000 naar 36.000 voor de periode 2010-2019 en een halvering van het
kantorenprogramma (een miljoen m' bvo minder in de plannen). In de
afweging zijn naast financiële overwegingen ook inhoudelijke (âwat
voor stad willen we zijnâ) en programmatische (âpast het aanbod bij de
vraagâ) overwegingen leidend.â
Â
De heer mr. H.C.F. (Huub) Smeets, CEO van Vesteda Groep bv, gebruikt
zijn credo als titel voor zijn bijdrage: âKiezen voor kwaliteitâ. Hij
noemt de overheid mede veroorzaker van het probleem, maar ook deel van
de mogelijke oplossing: âDe huidige crisis in het vastgoed, meer
specifiek de woningmarkt, wordt niet veroorzaakt door hoog oplopende
rente en/of een sterk stijgende werkeloosheid, integendeel. De
kredietcrisis is weliswaar veroorzaker van de stagnatie in de markt,
maar een aantal structurele problemen versterkt in ernstige mate het
disfunctioneren van de woningmarkt. Het zijn voor het overgrote deel de
reeds bestaande overheidscomponenten: de zeer forse
hypotheekrenteaftrek (kosten ca. ⬠1 miljard per maand) en de zelfs
groter wordende kloof met de ondersteuning van de huursector, de in
stand blijvende overdrachtsbelasting, en de inflatievolgende huurgroei,
de voorgenomen overheveling van ⬠760 miljoen huursubsidie naar de
eigenaren van huurwoningen. Los nog van het principe dat de sterkste
schouders de zwaarste lasten zouden moeten betalen (nu gaat 80% van de
hypotheekrenteaftrek naar de 20% rijkste woningbezitters), blijft
andermaal de zo noodzakelijke structurele hervorming van de woningmarkt
uit, onder verwijzing naar de crisis. Zowel in goede als in slechte
tijden blijft de noodzakelijke hervorming van de woningmarkt dus uit.
Het politieke element overheerst in sterke mate de ratio. Tegen beter
weten in steunen de grote hypotheekverstrekkers de onaantastbaarheid
van de hypotheekrenteaftrek. Dit terwijl de consument aanvoelt dat op
termijn overheidsingrijpen niet kan uitblijven, al was het alleen maar
door de enorme kostenomvang en de ontoegankelijkheid van de markt voor
starters. Natuurlijk is een goede termijn van invoeren noodzakelijk en
ligt een annuïteitenafbouw voor de handâ.
Â
Hij schetst de nabij toekomst voor de woningmarkt: âDe woningmarkt uit
het recente verleden met een productie van 80.000 woningen zal niet
meer terugkeren. Een productie net onder of boven de 40.000 woningen is
realistisch. En met wie kan men nog zaken doen, welke ontwikkelaars,
welke corporaties, welke beleggers, welke gemeenten? De rollen zullen
fundamenteel veranderen en er zal veelal sprake zijn van een
grondexploitatie-keuze in plaats van een gewenste strategische keuze
bij het bepalen van de productieplekken. Het binnenstedelijk bouwen
voor de sterk groeiende één en tweepersoonshuishoudens komt, mede
door uitblijvende financiële steun nog verder onder druk. De crisis
heeft zijn weerslag op het woningtekort. Dit zal in 2030 volgens het
meest aannemelijke scenario in de buurt van de 200.000 woningen uit
gaan komen.â
Â
Zijn eindconclusie luidt: âhet vele geld dat in de hypotheekrenteaftrek
blijft zitten houdt niet alleen de woningmarkt op slot, maar dit geld
is ook hard nodig om strategisch en duurzaam te kunnen bouwen in de
(binnen)steden met een goede zorgcomponent en een keuzevrijheid voor
koop of huur. Bovendien zou het noodzakelijke geld voor de
krimpgebieden beschikbaar kunnen komen en zou de culturele sector meer
armslag kunnen houden. Een meer rationele politieke beslissing in het
totale woningmarktdossier zou al deze kwaliteitsslagen gefaseerd
mogelijk maken!â
Â
________________________________________________________________Â
Â
Aansluitend vindt een receptie plaats ter gelegenheid van het afscheid
van de heer mr. H.C.F. (Huub) Smeets als CEO van Vesteda Groep bv.
Â
Voor verdere details zie de uitnodiging, het programmaboekje en de
presentaties op www.vesteda.com/seminar. Â
Â
Profiel Vesteda
Vesteda is een vastgoedbeleggingsfonds en richt zich op de
vastgoedsector âwoningenâ in Nederland. De organisatie verwerft,
verhuurt, beheert en verkoopt woningen en bouwt zo aan de kwaliteit van
zijn vastgoedportefeuille. Met zijn huurwoningen voorziet Vesteda
huishoudens in hun woonbehoefte en met de vastgoedportefeuille
beleggers in beleggingsmogelijkheden in de Nederlandse woningmarkt.Â
Vesteda is niet-beursgenoteerd. Aandeelhouders in Vesteda zijn
institutionele beleggers: pensioenfondsen en verzekeraars. In de
Nederlandse woningmarkt richt Vesteda zich met moderne en duurzame
appartementen en woningen met name op vijftigplussers en jongere
alleenstaanden en tweeverdieners in en rond de grote en middelgrote
steden. Bij Vesteda werken circa 335 medewerkers (FTE).
---
Informatie (waaronder dit persbericht) kunt u bekijken op onze website
www.vesteda.com. Voor telefonische informatie: Romain Groenen (06) 29
59 40 38 of Oscar Toebosch (06) 29 59 40 18