Rijksoverheid
8 december 2010
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de antwoorden op de vragen
van het Kamerlid Bouwmeester (PvdA) over onterechte en gemiste diagnose ADHD
en de gevolgen voor behandeling (Ingezonden 21 september 2010).
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten+Hyllner
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Bouwmeester over onterechte en
gemiste diagnose ADHD en de gevolgen voor behandeling.
(Ingezonden 21 september 2010)
1
Bent u bekend met nieuw onderzoek van Michigan State University dat wijst op 1
miljoen kinderen die mogelijk onterecht zijn gediagnosticeerd met
aandachtsstoornis ADHD? 1)
1. ja
2
Bent u van mening dat het stellen van de diagnose ADHD gecompliceerd is, dat
het mogelijk is dat daardoor onvoldoende rekening wordt gehouden met leeftijd
en achtergrond, en dat er sprake kan zijn van een onjuiste diagnose ADHD? In
hoeverre is hiervan sprake in Nederland?
2. In Nederland is een diagnostiekprotocol met gestandaardiseerde instrumenten
beschikbaar voor diagnostiek rondom ADHD, waarin rekening wordt gehouden met
leeftijd en achtergrond van de patiënt. Diagnostiek wordt uitgevoerd door BIG
geregistreerde professionals. Ik ga er vanuit dat deze professionals bekend zijn
met de beschikbare protocollen en werken met de gestandaardiseerde
instrumenten die hen beschikbaar zijn en die gebaseerd zijn op wetenschappelijke
kennis. Hierdoor worden de kansen op een onjuiste diagnose geminimaliseerd.
3
Bent u ervan op de hoogte dat de Gezondheidsraad 2) al in 2000 aangaf dat de
afbakening van het begrip ADHD tot op zekere hoogte arbitrair is, dat richtlijnen
en protocollering een sterk positieve invloed op de kwaliteit van diagnostiek en
behandeling hebben en dat de overheid een kenniscentrum op dit gebied zou
moeten ontwikkelen? Zo ja, wat is er sindsdien door de overheid in gang gezet?
Zo nee, bent u bereid een regierol te vervullen in het opzetten van een
kenniscentrum en onderzoek naar de kwalitatieve en kwantitatieve praktijk van
diagnostiek en behandeling te stimuleren?
Ik ben op de hoogte van de aanbevelingen die de Gezondheidsraad destijds heeft
gedaan.
In opdracht van het ministerie van VWS en met betrokkenheid van het ministerie
van OCW is destijds door het Trimbosinstituut het project Actieplan ADHD opgezet
om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Gezondheidsraad voor
verbeterde zorg bij ADHD. Concrete producten daarvan op het gebied van
diagnostiek en behandeling zijn onder andere:
+ De multidisciplinaire richtlijn ADHD. Hierin wordt ingegaan op signalering,
diagnostiek, farmacotherapie bij kinderen en jeugdigen met ADHD en
psychosociale interventies bij ADHD;
+ Een Landelijk Basisprogramma ADHD bij kinderen en jeugdigen;
+ Protocollen Diagnostiek en Behandeling bij ADHD;
+ Een leergang evidence based werken bij ADHD, ontwikkeld door Trimbos.
(2007)Deze leergang is gericht op professionals die werken met jeugdigen
met ADHD;
+ Onderzoek naar de implementatie van de multidisciplinaire richtlijn ADHD
en zorgprogrammering in jeugdzorg en onderwijs.
Om niet alleen de bundeling en verspreiding van kennis over ADHD te stimuleren,
maar dit ook voor andere stoornissen mogelijk te maken, is destijds bewust
gekozen om de oprichting van een algemeen kenniscentrum voor kinder+ en
jeugdpsychiatrie te stimuleren. Het Landelijk Kenniscentrum Kinder+ en
Jeugdpsychiatrie, waarbij alle academische centra voor kinder+ en
jeugdpsychiatrie en alle regionale partnerinstituten voor kinder+ en
jeugdpsychiatrische zorg en de relevante ouder/patiëntenverenigingen zijn
aangesloten, heeft tot taak het bundelen en verspreiden van actuele
wetenschappelijke kennis over kinder+ en jeugdpsychiatrische stoornissen en de
beschikbare protocollaire behandelvormen. Tegen deze achtergrond is er voor mij
geen aanleiding om het oprichten van een specifiek kenniscentrum ADHD te
stimuleren.
Over ADHD is op de website van het Landelijk Kenniscentrum Kinder+ en
Jeugdpsychiatrie informatie over het ziektebeeld, diagnostiek, medicatie en
protocollaire behandelvormen te vinden, die gebaseerd is op de laatste
wetenschappelijke inzichten. Deze website is voor iedereen toegankelijk.
ADHD is in deze periode ook het onderwerp geweest van vele wetenschappelijke
onderzoeken. Gelet op al deze ontwikkelingen vind ik het niet opportuun om
onderzoek naar de praktijk van diagnostiek en behandeling verder te stimuleren.
4
Maakt u zich zorgen over de enorme stijging van het aantal jonge kinderen met de
diagnose ADHD en ook over de grote toename van het medicijngebruik door hen?
Welke alternatieve behandelingen zijn er voor ADHD? Welke van deze
behandelingen worden in Nederland toegepast en in welke mate? 3)
4. Mede dankzij de acties genoemd in het antwoord op vraag 3 is de kennis over
ADHD de laatste jaren toegenomen. Het wordt steeds beter en eerder herkend,
waardoor kinderen sneller in zorg komen. Tevens spelen ontwikkelingen als het
verminderen van het taboe op psychiatrische stoornissen en het steeds
ingewikkelder worden van de maatschappij waardoor kinderen eerder tegen
problemen aanlopen een rol bij het toegenomen aantal jeugdigen dat in
behandeling komt bij de jeugd+ggz.
De multidisciplinaire richtlijn ADHD (2005) stelt dat de behandeling van ADHD in
het algemeen op twee pijlers berust: medicatie en gedragstherapeutische /
psychosociale behandeling. Er is tevens een medicatieprotocol ADHD beschikbaar
op de website van het Landelijk Kenniscentrum Kinder+ en Jeugdpsychiatrie.
Methylfenidaat, het middel dat als eerste wordt ingezet bij de behandeling van
ADHD, is uitgebreid wetenschappelijk onderzocht bij kinderen. Het
medicatieprotocol ADHD is in maart 2010 geactualiseerd en gebaseerd op de
laatste wetenschappelijke inzichten.
Tot gedragstherapeutische / psychosociale behandeling behoren psycho+educatie,
gedragstherapie en begeleiding gericht op de ouders, de leerkracht en de school
en niet+medicamenteuze behandeling van het kind, bijvoorbeeld via
zelfregulatietraining. Waarbij de gedragstherapeutische / psychosociale
behandeling van kortere duur kan zijn dan het medicatiegebruik. Mij zijn geen
signalen bekend dat deze richtlijn niet goed nageleefd wordt.
5
Bent u op de hoogte van het onderzoek van Trimbos+onderzoeker Van de Glind, in
samenwerking met onderzoekers uit elf landen, die stelt dat ADHD'ers extra
gevoelig zijn voor verslaving?
6
Wat is uw reactie op zijn opvatting dat mensen in de verslavingszorg, maar ook
cliënten in de geestelijke gezondheidszorg en patiënten van huisartsen met
depressieve klachten als onderliggende oorzaak ADHD hebben?
5 en 6.
Ik ben bekend met het onderzoek.
Het is bekend dat er een relatie bestaat tussen enerzijds ADHD en verslaving en
anderzijds tussen depressie en verslaving. De relatie tussen ADHD en depressie
wordt verondersteld. Het beantwoorden van de vraag naar de aard, de relevantie
en de consequenties van deze relatie, moet worden overgelaten aan de
professionals en wetenschappers.
Dit is door het veld ook opgepakt. Ik licht enkele punten uit. Zo heeft ZonMW in
het kader van het Richtlijnenprogramma Jeugdgezondheid opdracht gegeven voor
de ontwikkeling van een Richtlijn Jeugdgezondheidszorg ADHD. Deze richtlijn
geeft aan hoe artsen op het consultatiebureau of schoolartsen ADHD in een vroeg
stadium kunnen signaleren en wanneer zij voor verdere diagnostiek door moeten
verwijzen. Daarbij geeft de richtlijn aandacht aan de samenwerking met
huisartsen, kinderartsen en Jeugd+GGZ. Ook is een Richtlijn ADHD voor de
behandeling van ADHD in ontwikkeling. Via het programma Zorg voor jeugd heeft
ZonMw opdracht gegeven om een proefimplementatie van de Richtlijn ADHD voor
behandelaars uit te voeren. Deze is gericht op medewerkers in de Jeugd+GGZ en
Jeugdzorg.
Het Landelijk Kenniscentrum Kinder+ en Jeugdpsychiatrie ontwikkelt in 2011
samen met het Trimbos instituut en het Nederlands Jeugdinstituut een evidence+
based protocol voor diagnostiek, behandeling met psychofarmaca en effectieve
interventies voor jeugdigen waarbij comorbiditeit van psychiatrische stoornissen
en middelengebruik speelt. Dit protocol wordt ontwikkeld met behulp van een
gerichte subsidie van VWS in het programma 'effectieve interventies' van ZonMw
Jeugd.
Door het Trimbos wordt naar aanleiding van Nemesis II, een grootschalige studie
naar de psychische gezondheidstoestand van de Nederlandse bevolking van 18 tot
en met 64 jaar, gewerkt aan een onderzoek met als doel het nagaan van in welke
mate ADHD en gedragsstoornissen een effect hebben op het ontstaan en beloop
van alcoholstoornissen.
7
Bent u van mening dat het goed mogelijk is dat enerzijds veel kinderen ten
onrechte de diagnose ADHD krijgen en daarmee samenhangend ten onrechte
behandeld worden met geneesmiddelen, terwijl anderzijds de diagnose ADHD bij
volwassenen met depressieve klachten wordt gemist?
7. Ik ben niet van mening dat veel kinderen ten onrechte de diagnose ADHD
krijgen en daarmee samenhangend ten onrechte behandeld worden met
geneesmiddelen. Ik ga er vanuit dat de professionals die deze diagnose kunnen
stellen bekend zijn met de beschikbare protocollen en werken met de
gestandaardiseerde instrumenten die hen beschikbaar zijn en die gebaseerd zijn
op wetenschappelijke kennis. Hierdoor wordt de kans op een onjuiste diagnose
geminimaliseerd. Overigens zijn minder jeugdigen in behandeling zijn voor ADHD
dan op grond van prevalentiecijfers verwacht mag worden. Het Landelijk
Kenniscentrum Kinder+ en Jeugdpsychiatrie wijst er op dat er in het veld eerder
zorgen zijn over dat bepaalde groepen jeugdigen die nog onvoldoende bereikt
worden, bijvoorbeeld allochtone jeugdigen en jeugdigen in de jeugdzorg. In
de visie van het demissonaire kabinet ""Perspectief voor jeugd en gezin" wijzen
wij er wel op dat door dicht bij het kind en het gezin tijdig passende
ondersteuning te bieden in aansluiting op de eigen kracht en het sociale netwerk,
ernstiger problemen later zo veel mogelijk voorkomen kunnen worden. Naar onze
mening is hier nog veel winst te boeken.
De relatie tussen ADHD en depressie is nog onderwerp van professioneel /