Rijksoverheid
8 december 2010
Kamervragen ADHD lid Dibi.
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de antwoorden op de vragen
van het Kamerlid Dibi (GroenLinks) over medicatie voor Attention Deficit
Hyperactivity Disorder (ADHD) (Ingezonden 7 oktober 2010).
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten,Hyllner
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Dibi over medicatie voor Attention
Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD). (Ingezonden 7 oktober 2010)
1
Bent u bekend met de TV,uitzending waaruit blijkt dat niet alleen jongens, maar
ook steeds meer meisjes en volwassenen te horen krijgen dat ze ADHD hebben en
dat het gebruik van medicatie in vijf jaar tijd is verdubbeld? 1)
1. ja
2
Deelt u de mening dat het merkwaardig is dat steeds meer jeugdigen aangewezen
zijn op professionele jeugdhulpverlening en medicijnen, terwijl epidemiologische
gegevens laten zien dat het aantal kinderen met ernstige gedrags, en emotionele
problemen niet toeneemt , zoals reeds ook is onderschreven in de
toekomstverkenning Jeugdzorg Dichterbij van de parlementaire werkgroep? Zo ja,
bent u bereid onderzoek te doen naar het hoe, wat en waarom van deze
tegenstrijdige ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?
2. De kennis over ADHD is de laatste jaren toegenomen. Er is een
multidisciplinaire richtlijn en een basisprogramma ontwikkeld en er zijn signalering
en behandelprotocollen beschikbaar gekomen. Het wordt steeds beter en eerder
herkend, waardoor kinderen sneller in zorg komen.
Tevens spelen ontwikkelingen als het verminderen van het taboe op
psychiatrische stoornissen en het steeds ingewikkelder worden van de
maatschappij waardoor kinderen eerder tegen problemen aanlopen een rol bij het
toegenomen aantal jeugdigen dat in behandeling komt bij de jeugd,ggz.
Dit speelt breder in de jeugdsector. Onderzoek door TNO1 wijst op belangrijke
maatschappelijke ontwikkelingen die het groeiend beroep op specialistische hulp
verklaren. Zo worden kinderen en jongeren tegenwoordig blootgesteld aan een
grote hoeveelheid prikkels. Jeugdigen met milde problemen die vroeger nog
konden meekomen, vallen nu vaker buiten de boot. Hoge verwachtingen van
opvoeders kunnen druk leggen op kinderen en leiden tot hogere zorgvraag. De
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en de Raad voor de Volksgezondheid &
Zorg wijzen er op dat ouders minder vaak een beroep doen op sociale netwerken
en eerder op professionals als ze zich zorgen maken over de opvoeding.2 De
betrokkenheid van de naaste omgeving bij de opvoeding van kinderen is minder
vanzelfsprekend geworden. Het aanbod van vroeghulp of lichte vormen van
opvoed, en gezinsondersteuning is volop in ontwikkeling, maar nog niet
toereikend.
Voorstellen om deze ontwikkelingen te keren zijn gedaan in 'Perspectief voor
Jeugd en Gezin, Kabinetsvisie op toekomst van zorg en ondersteuning voor
jeugdigen en gezinnen', wat op dit moment nog ter besluitvorming in de Tweede
Kamer ligt.
Ik zie op dit moment dan ook geen reden om nader onderzoek te doen naar de
toegenomen vraag naar professionele hulpverlening.
3
1 TNO (2007), Toename gebruik ondersteuning jongeren met een gezondheidsbeperking.
2 RMO / RVZ (2009), Investeren rondom kinderen.
Komt het vaker voor dat ouders het idee hebben door school onder druk te
worden gezet opdat hun kind(eren) onterecht 'een diagnose aangepraat krijgen' of
dat hun kind(eren) medicijnen moeten slikken, en bij weigering gedreigd wordt
met het speciaal onderwijs? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat? Zo nee, bent u bereid
dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
3. Over de vraag of ouders het idee hebben onder druk te worden gezet, zijn
landelijk geen gegevens beschikbaar. Het beeld is wel dat de huidige systematiek
om in aanmerking te komen voor een indicatie voor (voortgezet) speciaal
onderwijs / leerlinggebondenfinanciering, het stellen van diagnoses en het
etiketteren van kinderen stimuleert. Het hebben van een diagnose is immers één
van de onderdelen van de indicatiestelling. Voorts is het zo dat in het huidige
systeem zowel scholen als ouders en leerlingen belang hebben bij het aanvragen
van een indicatie. Op basis daarvan worden immers extra middelen toegewezen.
Al met al heeft dit in de afgelopen jaren geleid tot een sterke groei van het aantal
indicaties. Dat is een onwenselijke situatie en een belangrijke reden om door te
gaan met passend onderwijs. De bedoeling is om in dat kader de huidige wijze
van indicatiestelling af te schaffen. In plaats daarvan wordt het uitgangspunt wat
leerlingen wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen en welke extra
ondersteuning nodig is om de leerling een passend onderwijsaanbod te bieden.
4
Kunt u uiteenzetten wat uw oordeel is over de stelling wat betreft de krachtige
lobby van de farmaceutische industrie, waarvan gezegd wordt dat nieuwe,
duurdere merkgeneesmiddelen aan terrein hebben gewonnen? Bent u voorts
bereid te onderzoeken in hoeverre deze stelling gegrond is?
4. De farmaceutische industrie ontwikkelt geneesmiddelen en brengt deze naar de
markt. De registratie autoriteiten (European Medicines Agency / College ter
Beoordeling van Geneesmiddelen) wegen de werkzaamheid en veiligheid af en
laten het middel al dan niet toe op de markt.
Het is aan de professional om af te wegen of hij dit middel voorschrijft aan een
patiënt, rekening houdend met professionele richtlijnen hieromtrent.
Het staat alle partijen vrij een klacht in te dienen bij de stichting Code
Geneesmiddelen Reclame over ongeoorloofde (publicitaire) druk van de
farmaceutische industrie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht.
Er bereiken mij geen signalen dat dit stelsel van checks and balances onvoldoende
zou functioneren ten aanzien van het ADHD medicatiegebruik.
Gezien bovenstaande en ook gezien de eerder genoemde oorzaken voor de
stijging van het aantal diagnosen en behandeling voor ADHD zie ik geen noodzaak
om de rol van de farmaceutische industrie in de toename van het
medicatiegebruik voor ADHD te onderzoeken.
5
Bent u net als de Amerikaanse psychiater Frances van mening dat diagnosecriteria
voor ADHD te ruim zijn gesteld? Zo ja, waarom? Ziet u voor uzelf een taak
weggelegd hier iets aan te doen? Zo nee, waarom niet?
5. Voor het stellen van een diagnose wordt in de GGZ in Nederland gewerkt met
DSM,classificaties3. De DSM is een internationaal classificatiesysteem voor
psychiatrische aandoeningen, uitgegeven en opgesteld door de American
Psychiatric Association. De werkgroep die zich hier mee bezig houdt bestaat uit
internationaal vooraanstaande psychiaters.
Dit classificatiesysteem is onderhavig aan een onderhoudscyclus en wordt
daardoor steeds aangepast aan de laatste wetenschappelijke inzichten. Op dit
moment wordt gewerkt aan de DSM,V, waarin gekeken wordt of naast de
diagnose ook de ernst van de problematiek meegenomen kan worden.
Ik ga er van uit dat de criteria voor de diagnose ADHD zorgvuldig zijn opgesteld.
Daarbij is het aan de beroepsgroep om te bepalen met welke criteria en
instrumentarium zij werken voor het stellen van de diagnose ADHD. De afgelopen
jaren zijn in Nederland protocollen en richtlijnen opgesteld voor het stellen van de
diagnose ADHD. Ik zie dan ook geen aanleiding om mij hier in te mengen.
6
Bent u bereid in gesprek te gaan met betrokken actoren uit het onderwijs, het
speciaal onderwijs, de jeugd,ggz, met kinderartsen, wetenschappers, ouders en
jeugdigen over noodzaak en wenselijkheid van toenemend medicijngebruik bij
jeugdigen met opvoed, en opgroeiproblemen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover
voor de begrotingsbehandeling Jeugd en Gezin informeren? Zo nee, waarom niet?
6. In het antwoord op vraag twee heb ik aangegeven dat het toenemend beroep
op de jeugdzorg, en daarmee de stijging in medicijngebruik, in diverse
onderzoeken aan de orde is gekomen. In 'Perspectief voor Jeugd en Gezin,
Kabinetsvisie op toekomst van zorg en ondersteuning voor jeugdigen en
gezinnen', wat op dit moment nog ter besluitvorming in de Tweede Kamer ligt,
worden voorstellen gedaan over hoe hier mee om te gaan.
Ik vind het wel van belang om ook over het toenemend medicijngebruik bij
jeugdigen met opvoed, en opgroeiproblemen in gesprek te blijven met de
verschillende actoren. Het lijkt mij goed om dit ook in de context van een groeiend
beroep op professionele hulpverlening te doen. Hier gaan de genoemde
voorstellen op in. Ik zal daarom zorgen dat in de gesprekken die in het kader
daarvan gevoerd gaan worden met het veld, ook het punt van het toenemend
medicijngebruik op de agenda blijft staan.
1) Zembla, 'de ADHD,hype', 18 september 2010
3 Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders.