Centrale Raad van Beroep
Ten onrechte zelf in de zaak voorzien. Door instellen hoger beroep niet
in slechtere positie
De door het College toegekende huishoudelijke hulp voor drie uur per
week gedurende een periode van zes weken is niet gebaseerd op een
medische grondslag, maar is bedoeld als afbouwregeling om appellante de
tijd te het huishouden te organiseren met het oog op de inzet van haar
echtgenoot. De Raad merkt daarbij op dat op basis van de in beroep
verkregen informatie van de longarts niet kan worden vastgesteld of de
echtgenoot van appellante met ingang van 30 november 2007 in staat is
gebruikelijke zorg te verlenen. Hieruit volgt dat de rechtbank niet
zelf in de zaak had mogen voorzien. Het College moet alsnog een nieuw
besluit op het bezwaar nemen waarbij het College zijn medisch adviseur
moet laten onderzoeken of de door de longarts verstrekte informatie
aanleiding geeft om aan appellante huishoudelijke hulp toe te kennen en
zo ja, in welke mate en gedurende welke periode. Voorkomen moet worden
dat appellante door het instellen van hoger beroep in een slechtere
positie komt te verkeren dan waarin zij zonder het instellen van hoger
beroep verkeerde. De Raad draagt het College daarom op om aan
appellante - ongeacht de uitkomst van het te verrichten medisch
onderzoek - ten minste huishoudelijke hulp toe te kennen voor drie uur
per week voor de periode van 30 november 2007 tot en met 2 april 2008.
LJ Nummer
BO5995
Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 8 december 2010 Naar boven