Rijksoverheid
6 december 2010
Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26
november 2010
Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u
hierbij het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen en de
gezamenlijke Ruimtevaartraad van 25 en 26 november jongstleden. In de bijlage
treft u per onderwerp een nadere toelichting.
Tijdens het industriedeel is van gedachten gewisseld over de industriemededeling
van de Commissie.
Tijdens het onderzoeksdeel zijn conclusies aangenomen over de Innovatie Unie en
de voortgang van gezamenlijk programmeren van onderzoek. Tevens is er een
raadsverklaring aangenomen over het kostenbeheersings! en reductieplan van de
internationale kernfusiereactor ITER.
Onder het agenda punt diversen hebben het voorzitterschap en de Commissie
informatie gegeven over schone en zuinige voertuigen, het ruimtevaartdeel van de
industriemededeling, het artikel 185!initiatief voor het versnellen van de
ontwikkeling van medicijnen tegen HIV/AIDS, malaria en tuberculose, diverse
conferenties en het programma van het aankomende Hongaarse voorzitterschap
op het gebied van onderzoek. Tevens heeft de Raad, op verzoek van Nederland en
Zweden, onder het punt Diversen gesproken over de mogelijkheid van versterkte
samenwerking op het terrein van het EU!octrooi.
Tijdens de gezamenlijke Ruimtevaartraad die op 25 november plaatsvond namen
de ESA!ministers (EU!27 + Noorwegen en Zwitserland) een resolutie aan over het
Europese ruimtevaartbeleid. De Raad heeft deze resolutie vervolgens
bekrachtigd, waarbij Nederland en Oostenrijk een verklaring aan de notulen
hebben toegevoegd. Daarin doen zij afstand van het benoemen van de aankoop
van Europese lanceersystemen als 'hoge' prioriteit. Nederland wil dat de
ruimtevaartambities van de Europese Unie zich richten op de drie prioriteiten die
in de resolutie worden genoemd: Galileo, GMES en veiligheid.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
VERSLAG VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 25*26
NOVEMBER
INDUSTRIEDEEL
Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering
De Commissie, bij monde van commissaris Tajani, gaf een toelichting op de
mededeling 'Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering' van 28
oktober jl. Hij wees op de relevantie van industriebeleid voor de Europa 2020
strategie en de relatie met de Interne Markt Akte en de vlaggenschipinitiatieven
van de Europa 2020 strategie zoals de Innovatie Unie en de Digitale agenda.
Daarbij benadrukte hij te kiezen voor een geïntegreerde aanpak van horizontaal
industriebeleid in combinatie met aandacht voor specifieke sectoren. Commissaris
Tajani wees daarbij op de noodzaak tot herstructurering van industrieën.
Commissaris Tajani wil het streven naar een geïntegreerd industriebeleid kracht
bijzetten door de effecten op industrie en diensten van Europese initiatieven en
regelgeving zorgvuldiger te toetsen (als onderdeel van Impact Assessments op
nieuw beleid en als ex!post evaluaties op bestaand beleid). Ook benadrukte
commissaris Tajani dat het beleid van de EU en de lidstaten op het terrein van
concurrentievermogen moet worden geanalyseerd. De Commissie zal daartoe
jaarlijks verslag uitbrengen aan de raad. Vervolgens kondigde commissaris Tajani
een aantal initiatieven aan. Zo zal de Commissie begin 2011 een voorstel doen
voor hervorming van het normalisatiesysteem. Daarnaast zal de Commissie begin
januari 2011 een strategie over toegang tot schaarse grondstoffen uitbrengen.
Ook zal de Commissie in 2011 een voorstel doen voor een nieuwe clusterstrategie.
Vervolgens nodigde het voorzitterschap de lidstaten uit om van gedachten te
wisselen over de mededeling. De meeste lidstaten, waaronder Nederland,
steunden de focus van de mededeling op de gehele waardeketen en de horizontale
aanpak gericht op het creëren van de juiste randvoorwaarden. Randvoorwaarden
die de lidstaten belangrijk vinden voor een concurrerende Europese industrie zijn
met name de versterking van de interne markt o.a. door het EU!octrooi, het
verbeteren van de toegang tot kapitaal, open markten, goed mededingingsbeleid,
het stimuleren van innovatie en slimme regelgeving onder andere via de impact
assessments. Ook de valorisatie van onderzoek en innovatie is essentieel om het
concurrentievermogen te versterken. Specifiek beleid op Europees niveau moet
volgens de meeste lidstaten, waaronder Nederland, niet verder gaan dan het
creëren van de juiste randvoorwaarden. Een aantal lidstaten gaf aan dat sectoraal
beleid moet inhouden dat de groei van specifieke sectoren wordt bevorderd.
Sommige lidstaten benadrukten daarnaast de dreiging van landen buiten de EU
die de Europese markt verstoren door dumping praktijken en hun eigen markten
gesloten houden door tariefbelemmeringen. Zij vinden dat wederkerigheid voorop
zou moeten staan in het handelsbeleid van de EU. Een aantal lidstaten, waaronder
Nederland, benadrukte daarentegen dat open markten en vrijhandel, goede
randvoorwaarden en een sterke interne markt de beste wegen zijn om
concurrentie op de wereldmarkt tegemoet te treden. De mogelijkheden en
uitdagingen mogen niet tot de reactie leiden van het wederzijds ophogen van
handelsbarrières. De lidstaten deelden breed de noodzaak om het beleid van de
EU en van de lidstaten en de uitwerking daarvan beter te monitoren en de
centrale rol van de Raad voor Concurrentievermogen hierbij. Tenslotte gaven de
lidstaten aan uit te zien naar de mededeling over de toegang tot schaarse
grondstoffen die de Commissie naar verwachting in januari 2011 zal uitbrengen.
De Raad zal naar verwachting op 10 december a.s. conclusies over de mededeling
aannemen.
Ruimtevaartraad
De Raad voor Concurrentievermogen en de Raad van ministers van de Europese
Ruimtevaartorganisatie (ESA) kwamen in een gezamenlijke sessie, de
zogenoemde 'Ruimtevaartraad', bijeen om te spreken over de toekomst van het
Europese ruimtevaartbeleid. Beide raden hebben de gezamenlijke EU!ESA!
conceptresolutie 'Mondiale uitdagingen: ten volle benutten van de Europese
ruimtevaartsystemen' aangenomen.
Het voorzitterschap refereerde aan het Verdrag van Lissabon waarmee de
Europese Unie een expliciet mandaat heeft gekregen om een Europees
ruimtevaartbeleid te ontwikkelen. Zij kan daartoe gemeenschappelijke initiatieven
bevorderen, onderzoek en technologische ontwikkeling steunen en de nodige
inspanningen coördineren voor de verkenning en het gebruik van de ruimte. De
Commissie, bij monde van commissaris Tajani, benadrukte dat ruimtevaart een
maatschappelijke belang dient en daarom strategisch belangrijk is. Begin 2011
komt de Commissie met een Europese ruimtevaartstrategie. Commissaris Tajani
bevestigde dat het satellietnavigatiesysteem Galileo en het programma voor
monitoring van de aarde GMES (Global Monitoring for Environment and Security)
belangrijke programma's zijn voor Europa en dat daarvoor een goede
infrastructuur, zoals lanceerders, nodig is.
Nederland en Oostenrijk hebben in een verklaring die wordt toegevoegd aan de
notulen bezwaar gemaakt tegen het benoemen van de aankoop van Europese
lanceersystemen als 'hoge' prioriteit. Nederland wil dat de ruimtevaartambities
van de Europese Unie zich richten op de drie prioriteiten die in de resolutie worden
genoemd: Galileo, GMES en veiligheid.
Lidstaten refereerden aan het strategische belang van ruimtevaart en gaven aan
dat het operationaliseren van de programma's Galileo en GMES essentieel is. Een
aantal lidstaten steunden het belang van een autonome toegang tot de ruimte en
ontwikkeling van lanceerders. Wel wezen zij daarbij op het belang om daarbij de
kosten in het oog te houden. Naast het maatschappelijke belang noemden de
lidstaten ook concurrentiekracht van de industriële sector als aandachtspunt.
Verschillende lidstaten gingen in op de nieuwe bevoegdheid van de Europese Unie
aanvullend aan de bevoegdheden van ESA en gaven aan uit te zien naar een
goede samenwerking met een duidelijke taakverdeling.
ONDERZOEKSDEEL
Innovatie Unie
In de inleiding benadrukte de Minister voor Wetenschappelijk Onderzoek van de
Brusselse hoofdstedelijke regering, Benoît Cerexhe, namens het Belgisch
voorzitterschap het belang van waardecreatie uit kennis en de noodzaak voor een
geïntegreerde onderzoek! en innovatiestrategie op Europees niveau. Ook
benadrukte het voorzitterschap het belang van concrete acties om de Innovatie
Unie te realiseren met verwijzing naar de routekaart voor acties die in de
conclusies zijn opgenomen. De raadsconclusies zijn bedoeld als voorbereiding voor
de bespreking over innovatie tijdens de Europese Raad in februari 2011.
De Commissie, bij monde van commissaris Geoghegan!Quinn (Onderzoek en
Innovatie), gaf aan dat het verbeteren van het innovatievermogen één van de
grootste uitdagingen is voor Europa en dat actie nodig is. Om de Innovatie Unie
tot een succes te maken zal de Commissie onder andere meer aandacht geven
aan het monitoren van de vooruitgang. De Commissie benadrukte het belang van
goede randvoorwaarden voor innovatie zoals het EU!octrooi, innovatief
aanbesteden en standaardisering. De Commissie gaf aan dat Europese
innovatiepartnerschappen centraal staan in de Innovatie Unie. Deze
partnerschappen moeten volgens de Commissie maatschappelijke uitdagingen
aanpakken en bestaande onderzoeks! en innovatie!instrumenten beter op elkaar
te laten aansluiten. De Commissie riep de lidstaten en belanghebbenden op om
mee te werken aan een proefinitiatief op het terrein van gezond en actief ouder
worden.
De lidstaten onderstreepten het belang van waardecreatie uit kennis. Nederland
gaf, net als veel andere lidstaten, aan dat het hiervoor nodig is om te investeren
in een duurzame kennisbasis, onder andere via de Europese onderzoeksraad
(ERC) en om de samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven te
bevorderen. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van
innovatief aanbesteden en betere toegang tot kapitaal, vooral voor het MKB, om
het innovatievermogen van Europa te versterken. Alle lidstaten pleitten voor het
verbeteren van de randvoorwaarden voor innovatie. Ze noemden onder andere
het EU!octrooi, versneld stellen van standaarden en vereenvoudiging van
Europese regels, instrumenten en procedures. Nederland, en enkele andere
landen, wezen hierbij in het bijzonder op het belang van een betere afstemming
tussen de verschillende programma's op Europees niveau en op reductie van het
aantal instrumenten voor onderzoek en innovatie. Enkele lidstaten gaven aan dat
de Europese onderzoeksruimte versterkt moet worden door de mobiliteit voor
onderzoekers te verbeteren, door te investeren in goede opleiding van
onderzoekers en door talent aan te trekken uit niet EU!landen. Lidstaten
verwelkomden de Europese innovatiepartnerschappen als methode voor een beter
geïntegreerd onderzoek en innovatiebeleid en om op effectieve en efficiënte wijze
maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Nederland roept op om de
partnerschappen te benutten om een transparanter Europees onderzoeks! en
innovatielandschap te organiseren. Lidstaten steunden het lanceren van een
proefinitiatief op het terrein van actief en gezond ouder worden. Eén van de
lidstaten wilde naar aanleiding van de bespreking van het diversenpunt in de
passage over het EU!octrooi een expliciete verwijzing naar een akkoord op basis
van unanimiteit. Dit was voor het voorzitterschap niet acceptabel en is dus niet
gehonoreerd.
De Raad nam vervolgens de conclusies aan.
Voortgang van de Europese Onderzoeksruimte
Het voorzitterschap gaf een korte presentatie over de voortgang van gezamenlijk
programmeren. Het voorzitterschap onderstreepte het belang van gezamenlijk
programmeren van onderzoek en de bijdrage van de opgestelde vrijwillige
richtlijnen voor randvoorwaarden. De lidstaten en de Commissie zouden zich nu
moeten richten op de rol van gezamenlijk programmeren in de implementatie van
de Europa 2020 strategie en de aansturing van gezamenlijk programmeren in de
toekomst. Commissaris Geoghegan!Quinn (Onderzoek en Innovatie) benadrukte
dat de Commissie gecommitteerd is en, samen met de lidstaten, wil bijdragen aan
het laten slagen van de gezamenlijk programmeren initiatieven.
Tevens presenteerde het voorzitterschap kort de voortgang van de Europese
onderzoeksruimte en werden de evaluatie van het zevende Kaderprogramma voor
onderzoek en technologische ontwikkeling en de internationale
onderzoekssamenwerking gepresenteerd.
De rapporteur van de expertgroep die de tussentijdse evaluatie van het zevende
Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische ontwikkeling heeft
uitgevoerd, presenteerde de belangrijkste evaluatieresultaten. Een belangrijk
sterk punt van het Kaderprogramma is de positieve impact op de Europese
wetenschap en het feit dat het bijdraagt aan de ontwikkeling van de Europese
Onderzoeksruimte. Een ander sterk punt is dat het excellentie beginsel in de
selectie van te subsidiëren projecten is opgenomen. Bovendien slaagt de Europese
Onderzoeksraad (ERC) in het aantrekken en financieren van onderzoek op
wereldklasse niveau. Tegelijkertijd kent het Kaderprogramma ook een aantal
aandachtspunten. Zo is er nog te veel focus op risico's in plaats van vertrouwen
waardoor de administratieve lasten erg hoog zijn. Ook is het slagingspercentage
erg laag en is de verbinding tussen onderzoeksinstellingen en industrie nog te
beperkt. Vervolgens lichtte de rapporteur van de expertgroep een aantal
verbeterpunten met de daarbij behorende aanbevelingen toe. Aanbevolen wordt
om het kaderprogramma meer te laten aansluiten bij de strategie van de
Innovatie Unie en de Europese onderzoeksruimte. Hiertoe zou onder andere meer
focus moeten worden gelegd op de bijdrage aan grote maatschappelijke
uitdagingen. Daarnaast is het van belang dat er een goede balans is tussen de
verschillende groepen deelnemers, zoals kleine en grote bedrijven, universiteiten
en onderzoeks! en technologie organisaties en dienen deze organisaties beter
betrokken te worden bij het bepalen van de onderzoeksagenda. Tevens is het van
groot belang om te blijven inzetten op de verdere vereenvoudiging van de
deelnameregels aan het Kaderprogramma en moet er een meer op vertrouwen
gebaseerde verantwoording ingevoerd worden. Om het Europese onderzoek! en
innovatielandschap transparanter te maken beveelt de expertgroep een
moratorium op nieuwe instrumenten aan zolang de bestaande instrumenten niet
voldoende ontwikkeld en geëvalueerd zijn. Het budget van het Kaderprogramma
moet, volgens de evaluatiecommissie, op zijn minst behouden blijven.
De voorzitter van het strategisch forum voor internationale samenwerking (SFIC)
op het gebied van wetenschap en technologie gaf een presentatie over de
voortgang die de afgelopen twee jaar gemaakt is. Het forum is opgezet om de
afstemming in onderzoekssamenwerking van de lidstaten en de Commissie met
derde landen te verbeteren. Het eerste initiatief dat hiervoor van start is gegaan
richt zich op betere afstemming van de samenwerking met India op het thema
water. Daarnaast worden er initiatieven ontwikkeld voor de samenwerking met
China, Afrika, Zuid!Amerika en de Verenigde Staten.
De conclusies over gezamenlijk programmeren zijn zonder verdere discussie
aangenomen.
Internationale Kernfusiereactor (ITER)
Namens het voorzitterschap leidde de Minister voor Wetenschappelijk Onderzoek
van de Brusselse hoofdstedelijke regering, Benoît Cerexhe, dit agendapunt in.
ITER is een in Frankrijk te bouwen internationale wetenschappelijke testfaciliteit
om de mogelijkheden van kernfusie voor het opwekken van schone en veilige
energieopwekking te onderzoeken. De nadruk tijdens deze Raad zou volgens het
voorzitterschap moeten liggen op het voorliggende kostenbeheersing! en
reductieplan van Fusion for Energy. Fusion for Energy is de door de lidstaten en de
Commissie gezamenlijk opgerichte organisatie die de aanbestedingen voor de
bouw van het Europese aandeel aan ITER coördineert. Met het voorliggende plan
geeft de organisatie aan hoe zij de eerder door de Raad vastgestelde reductie van
kosten tot stand wil brengen en stelt zij maatregelen voor om in de toekomst de
kosten van het project binnen Europa en binnen de Internationale ITER!
organisatie beter in de hand te houden.
Commissaris Geoghegan!Quinn verwelkomde allereerst het kostenbeheersings! en
reductieplan van Fusion for Energy. Daarna gaf zij een toelichting op de plannen
voor de Commissie ten aanzien van de verbetering van de aansturing van de
activiteiten van de Unie op het gebied van ITER. Er zijn al belangrijke stappen
gezet met de vervanging van de directeuren van zowel de internationale ITER!
organisatie als van Fusion for Energy. Beide nieuwe directeuren zijn vastbesloten
om de kosten te beheersen en de aansturing te verbeteren. Op basis van het plan
zal de Commissie samen met de lidstaten overleggen over verdere mogelijkheden
voor verbetering van de aansturing.
Vervolgens nam de Raad zonder verder discussie een verklaring aan over het
kostenbeheersings! en reductieplan van Fusion for Energy. In deze verklaring
verwelkomt de Raad de inspanningen die tot nu toe zijn gedaan om de aansturing
van het project te verbeteren en dringt hij aan op verdere actie en strikte
handhaving van de tot nu toe afgesproken maximumkosten voor het aandeel van
de Europese Unie aan ITER. Tenslotte herhaalt de Raad in de verklaring de oproep
tot een jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Raad en het aanstellen van een
onafhankelijke expert die deze voortgang beoordeelt.
Diversen
Talenregime EUoctrooi
Op verzoek van Nederland en Zweden sprak de Raad wederom over het
talenregime van het EU!octrooi. Dit gebeurde onder het punt Diversen. Aanleiding
hiervan was de brief van Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en
Slovenië over de mogelijkheid van versterkte samenwerking en de afloop van de
Raad van 10 november jl.
Het voorzitterschap, bij monde van minister van Quickenborne, en een aantal
lidstaten gaven aan te betreuren dat de vele inspanningen tijdens de afgelopen
raden niet hebben geleid tot een akkoord over het talenregime van het EU!octrooi
op basis van unanimiteit. De Commissie, bij monde van commissaris Barnier,
stelde vervolgens dat er ondanks alle pogingen tot compromissen geen
eenparigheid is bereikt. Commissaris Barnier betoogde dat de EU zich de luxe niet
kan veroorloven om de impasse te laten voortbestaan, omdat dit kostbare
consequenties voor het bedrijfsleven heeft.
De Commissie en de Juridische Dienst van de Raad gaven vervolgens een
toelichting op de procedure van versterkte samenwerking en de verenigbaarheid
met het verdrag. Ze bevestigden dat versterkte samenwerking op dit terrein
verenigbaar is met het verdrag. Versterkte samenwerking kan op terreinen waar
de EU niet exclusief bevoegd is. Dit geldt voor uniforme octrooibescherming. Ook
benadrukten ze dat versterkte samenwerking niet discriminerend is als het
uniform patent ook voor bedrijven uit landen die niet deelnemen aan het EU
octrooi toegankelijk is. Alle gebruikers zullen profiteren van kostenreducties en
meer rechtszekerheid. Een uniforme octrooibescherming draagt verder bij aan
doelstellingen als versterking van de interne markt en het stimuleren van
R&D!investeringen. De Juridische Dienst van de Raad wees er vervolgens op dat
de procedure van versterkte samenwerking start met het formeel vaststellen dat
een akkoord met alle lidstaten binnen afzienbare tijd niet mogelijk is. Er zijn
minimaal negen lidstaten nodig om een verzoek tot versterkte samenwerking aan
de Commissie te doen.
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en
Duitsland gaven aan een formeel verzoek voor versterkte samenwerking aan de
Commissie te doen, omdat een akkoord op basis van unanimiteit binnen
afzienbare tijd niet mogelijk is. Deze lidstaten deden een oproep aan andere
lidstaten hetzelfde te doen. Een aantal lidstaten gaven aan versterkte
samenwerking te steunen, maar verwezen niet expliciet naar het formele verzoek.
Daarnaast gaf een groep lidstaten aan de voorwaarden van versterkte
samenwerking nader te bezien naar aanleiding van de toelichting van de
Commissie en de Juridische Dienst van de raad. Twee lidstaten maakten bezwaar
tegen agendering van het talenregime van het EU!octrooi onder het agendapunt
Diversen. Zij deden een oproep de onderhandelingen voort te zetten en te streven
naar unanimiteit, maar gaven daarbij aan dat een akkoord op basis van het
Commissievoorstel niet mogelijk is.
Het voorzitterschap constateerde vervolgens dat een akkoord met alle lidstaten
binnen afzienbare tijd niet mogelijk is en dat vanwege de urgentie van het
probleem een aantal lidstaten de Commissie zal verzoeken om versterkte
samenwerking. Daarnaast constateerde het voorzitterschap dat versterkte
samenwerking op dit terrein verenigbaar is met het verdrag. Het onderwerp zal
wederom worden geagendeerd voor de Raad van 10 december 2010.
Schone en zuinige voertuigen
De Commissie informeerde de Raad over de voortgang van de in juni
geaccordeerde mededeling over schone en zuinige voertuigen.
Verklaring elektrisch rijden
Het voorzitterschap presenteerde een verklaring van een aantal lidstaten over
elektrisch rijden in Europa.
Conferenties georganiseerd door het voorzitterschap
Het voorzitterschap informeerde de Raad over diverse door haar georganiseerde
conferenties.
Ruimtevaartdeel van de mededeling industriebeleid
De Commissie informeerde de Raad over het hoofdstuk over ruimtevaart uit haar
mededeling over het Europese industriebeleid.
Werkprogramma van het Hongaars voorzitterschap (1ste helft 2011)
De minister van Hongarije presenteerde kort het programma van het
voorzitterschap voor het onderzoeksdeel van de raad.
Artikel 185initiatief European & Developing Countries Clinical Trials Partnership
(EDCTP)
Het voorzitterschap lichtte de stand van zaken toe over de voortgang bij EDTCP.
Dit initiatief richt zich op het versnellen van de ontwikkeling van medicijnen tegen
HIV/AIDS, malaria en tuberculose voor ontwikkelingslanden.