Over hunebedden, duivels en reuzen


Twee nieuwe boeken over de onderzoeksgeschiedenis van de Drentse hunebedden

Leiden, 20101201 -- Hunebedden hebben altijd al de aandacht getrokken van hun bezoekers. Deze meest zichtbare en tastbare restanten van de prehistorische bewoners van het huidige Nederland hebben dan ook aanleiding gegeven tot de eerste beschrijvingen en onderzoeken op het gebied van archeologie en tot de allereerste theorieën over de prehistorische mens. Twee nieuwe boeken door specialisten Jan Albert Bakker en Wout Arentzen traceren de fascinatie voor hunebedden en het antiquarische onderzoek door de eeuwen heen.

Megalith Research in the Netherlands, 1547-1911 biedt een zeer volledig overzicht van het vroegste antiquarische onderzoek van de Nederlandse hunebedden, van hun 'herontdekking' in de 16e eeuw tot vlak voor het gebruik van moderne onderzoekstechnieken. Hunebedden, of 'reuzen bedden', dateren uit de tijd van onze eerste Europese boeren, meer dan vijfduizend jaar geleden. De vroegste sagen rond de oorsprong van deze steentijdmonumenten lopen uiteen van creatie door mythische wezens tot demonische altaren.

W.J. de Wilde (1860-1936) is waarschijnlijk de raadselachtigste figuur in de geschiedenis van de Nederlandse prehistorische archeologie. De Wilde, voormalig student geneeskunde, verloor zijn interesse in de medische wetenschap en richtte zich geheel op de studie naar de hunebedden. Hij ontwikkelde een eigen visie op het ontstaan van deze monumenten, waarin hij hoofdzakelijk het toenmalige idee bestreed dat de hunebedden door de Kelten gebouwd waren. Het boek is een portret van Wilde en zijn onderzoek, verrijkt met correspondentie uit archieven en fragmenten van een roman geschreven door Wilde over drie vrienden op een fietstocht van Drenthe.

Beide boeken zijn rijk geïllustreerd met prachtige antiquarische afbeeldingen en zijn een schat voor iedereen die geïnteresseerd is in prehistorische monumenten en de geschiedenis van de archeologie als discipline.





Ingezonden persbericht