Rijksoverheid
30 november 2010
Betreft SDE+
Met deze brief wil ik u informeren over mijn plannen met betrekking tot de
stimulering van duurzame energie na 1 januari 2011. Conform het Regeer! en
Gedoogakkoord zal de SDE die sinds 2008 in werking is, eindigen per 1 januari
2011 en worden omgevormd naar een efficientere SDE+. Het is mijn voornemen
om de SDE+ ook flexibel te maken voor technologische ontwikkeling. Daarmee
stimuleer ik ondernemerschap in de duurzame energiesector en kan ik een flinke
stap zetten in de richting van de duurzame energiedoelstellingen in 2020.
Voor technologische ontwikkeling en een gunstig investeringsklimaat is
continuiteit van beleid belangrijk. Uitgaande van de basissystematiek van de SDE
vind ik het echter wel noodzakelijk om een aantal wijzigingen door te voeren om
juist ook in de toekomst continuiteit te kunnen waarborgen. Mede in het licht van
de taakstelling Rijksambtenaren, wil ik de uitvoeringskosten zo laag mogelijk
houden.
Ik richt de SDE+ op een helder doel. Waar de SDE zich in het verleden op twee
doelen richtte: uitrol en innovatie, wil ik de SDE+ focussen op een efficiente
manier van uitrol om stappen te zetten richting de Europese doelstelling van 14%
duurzame energie in 2020. Gegeven de forse bezuinigingen die we deze
kabinetsperiode moeten doorvoeren, is het van belang om ook met betrekking tot
het duurzame energie beleid iedere Euro efficient te besteden. Dit wordt dan ook
het uitgangspunt van de SDE+. De beleidsambities vereisen een goede
samenhang tussen meters maken ten behoeve van de meest kosteneffectieve
productie en innovatie gericht op kostenreductie van technieken, zodat zo snel
mogelijk meerdere technologieen kunnen bijdragen aan de grootschalige productie
van duurzame energie. Voor innovatie zal ik via andere instrumenten gericht
beleid voeren.
SDE+ systematiek
De SDE+ heeft als doel om op een kosteneffectieve manier stappen te zetten
richting de Europese duurzame energie doelstelling. Tevens moet de SDE+
robuust zijn en flexibel ten opzichte van technologische ontwikkeling. Hiertoe wil
ik de SDE+ omvormen en stroomlijnen op een drietal punten, te weten:
* Vaststellen maximum basisbedrag;
* Gefaseerde openstelling;
* Introductie van een gvrije categorieh.
Maximum basisbedrag
In de SDE+ ga ik uit van een maximum basisbedrag van 15 ct/kWh1. Voor dit
bedrag zijn volgens ECN voldoende opties beschikbaar om de verplichte Europese
doelstelling in te vullen. Voor groen gas en warmte geldt een maximum
basisbedrag dat vergelijkbaar is qua subsidieniveau. De opties die duurder zijn
dan 15 ct/kWh zie ik als opties die nog onvoldoende doorontwikkeld zijn om
grootschalig uit te rollen. Dit betekent niet dat we op deze opties geen beleid
willen voeren. Juist daarvoor zal het innovatie!instrumentarium ingezet worden
dat specifiek focust op het verbeteren en meer marktrijp maken van
technologieen die potentie hebben voor de Nederlandse economie. Met het
maximum basisbedrag van 15 ct/kWh verwacht ik op een kosteneffectieve wijze
een aanzienlijke bijdrage te kunnen leveren aan duurzame energieproductie.
Gefaseerd openstellen
Onder het maximum basisbedrag wil ik de concurrentie tussen de verschillende
opties bevorderen. Daarom stel ik slechts een subsidieplafond vast voor alle
categorieen, in plaats van verschillende subsidieplafonds per technologie, zoals in
de huidige SDE gebruikelijk is. Ik zal de SDE+ jaarlijks, gefaseerd openstellen in
vier fases. In de eerste fase zal het subsidiebedrag per kWh op een lager niveau
liggen dan in de opvolgende fases. Het basisbedrag zal per fase oplopen tot het
maximum van 15 ct/kWh in de laatste fase. De opties die in het begin subsidie
aanvragen en dus relatief goedkoop zijn, hebben een grotere kans dat er
voldoende budget beschikbaar is. Als er na de eerste fase nog budget is, kunnen
in de tweede fase, naast de goedkoopste opties, ook iets duurdere opties
aanvragen. Zo gaat de SDE+ in fases voor steeds duurdere opties open. Dit leidt
ertoe dat ik het beschikbare budget jaarlijks op de meest kosteneffectieve manier
inzet.
Binnen de fases geldt nog steeds het systeem van ewie het eerst komt, wie het
eerst maaltf, om binnen een redelijke termijn van 13 weken uitsluitsel te kunnen
geven over een subsidiebeschikking.
1 Voor groen gasopties komt dit overeen met een maximum basisbedrag van 132 ¤ct/Nm3.
Binnen een fase geldt voor iedere technologische optie een eigen basisbedrag.
Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat een optie wordt overgesubsidieerd. De
Europese Commissie staat dat ook niet toe. Voor het vaststellen van de
basisbedragen per optie zal ik! zoals gebruikelijk! me laten adviseren door een
onafhankelijk bureau.
Vrije categorie
Om ook innovatieve ondernemers, die goedkoper uitkunnen dan gemiddeld is bij
hun technologie, toegang te bieden tot de SDE+, open ik in iedere fase een vrije
categorie. Er zullen namelijk altijd producenten zijn die goedkoper kunnen
produceren dan het gemiddelde basisbedrag dat voor die categorie is berekend.
Hier speel ik op in door ze de kans te geven om in een eerdere fase tegen een iets
lager basisbedrag in te schrijven in de vrije categorie. Door voor een iets lager
basisbedrag subsidie aan te vragen, vergroten producenten de kans dat er nog
budget resteert en ze dus een subsidiebeschikking krijgen. Ook stel ik projecten
met een technologie die boven het maximum basisbedrag van 15 ct/kWh valt
hierdoor in de gelegenheid om toch subsidie aan te vragen tegen een basisbedrag
van maximaal 15 ct/kWh.
In de vrije categorie kunnen alle technologieen die zijn opgenomen in de SDE+
regeling aanvragen voor een basisbedrag dat lager is dan het vastgestelde
basisbedrag voor de betreffende categorie. Door eerder in te dienen kan een
kosteneffectief project de kans op SDE+ vergroten.
Daarnaast bied ik in de vrije categorie ruimte aan een aantal technologieen die
gemiddeld duurder zijn dan 15 ct/kWh, tegen een basisbedrag van maximaal 15
ct/kWh. Deze technologieen zijn: elektriciteit uit mest covergisting, thermische
conversie van biomassa 15 kWp, vrije stromingsenergie,
osmose en geothermie. Het is te verwachten dat individuele projecten rendabel
kunnen opereren tegen 15 ct/kWh. Op deze wijze kunnen slimme, innovatieve
ondernemers toch kwalificeren voor SDE+. Zo bied ik mogelijkheden aan
technologieen met toekomstpotentie, terwijl die nu gemiddeld genomen nog aan
de dure kant zijn voor een snelle uitrol.
Verdeling over fases
In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende fases en de
technologieen die binnen deze fases kunnen aanvragen. Ter illustratie zijn de door
ECN berekende basisbedragen voor 2010 vermeld. De bedragen voor gas (in
ct/Nm3) zijn equivalent aan die voor elektriciteit (in ct/kWh).
Tabel 1: Indicatief overzicht van de openstelling SDE+ in fases, op basis van
basisbedragen 2010.2
Fase I II III IV
Maximum
basisbedrag
per fase:
elektriciteit
9 ct/kWh 11 ct/kWh 13 ct/kWh 15 ct/kWh
Maximum
basisbedrag
per fase:
groen gas
79 ct/Nm3
97 ct/Nm3
114 ct/Nm3
132 ct/Nm3
RWZI/AWZI en stortgas elektriciteit of groen gas
(6,0 ct/kWh en 28,7 ct/Nm3)
AVIfs
(6,2 ct/kWh)
Waterkracht . 5m
(7,2 ct/kWh)
RWZI/AWZI en stortgas groen gas
(28,7 ct/Nm3)
Allesvergisting groen gas
(73,8 ct/Nm3)
Vrije categorie
(9 ct/kWh)
(79 ct/Nm3)
Wind op land
(9,6 ct/kWh)
Mest covergisting groen gas
(83,1 ct/Nm3)
Vrije categorie
(11 ct/kWh)
(97 ct/Nm3)
Biomassa verbranding >10 MW
(12,1 ct/kWh)
Waterkracht
(12,3 ct/kWh)
Vrije categorie
(13 ct/kWh)
(114 ct/Nm3)
Allesvergisting
elektriciteit
(13,4 ct/kWh)
Basisbedrag
per
technologie
Vrije categorie
(15 ct/kWh)
(132 ct/Nm3)
2 ECN (ECN.E..09.058), zoals geverifieerd door Fraunhofer Instituut.
Openstelling SDE+ 2011
Ik zal in 2011 al beginnen met een gefaseerde openstelling. Door het aanpassen
van de regelgeving en voorbereidingstijd voor de sector streef ik ernaar de SDE+
in 2011 eenmalig later open te laten gaan, namelijk uiterlijk op 1 juli, dan ik in de
toekomst van plan ben. Voor een paar categorieen wil ik nu vast een nadere
duiding geven.
Wind op land
In 2011 zal de methodiek voor wind op land ongewijzigd blijven. Ik ben echter
voornemens om de systematiek per 2012 te wijzigen om te kunnen differentieren
tussen windrijke en windarme gebieden, naar Duits voorbeeld. Hiervoor is wel een
wijziging van het Besluit SDE nodig. Die wijziging zal ik in 2011 voorbereiden.
Groen gas
In het regeerakkoord is afgesproken dat we overstappen van de Nederlandse
doelstelling voor duurzame energie naar de Europese doelstelling. Aan de
Europese doelstelling leveren groen gas en warmte relatief een grotere bijdrage
dan aan de Nederlandse doelstelling. Groen gas wordt daardoor dus een
aantrekkelijkere optie binnen de SDE+.
Groen gas hubs
In de SDE+ zullen ook vergisters aangesloten op een groen gas hub
(hubvergisters) subsidie kunnen aanvragen. Op verzoek van uw Kamer
(Kamerstuk 31239 nr. 83) is het Besluit SDE daar reeds op aangepast. Momenteel
ligt het wijzigingsbesluit ter advisering bij de Raad van State. Ik verwacht het
begin 2011 in het Staatsblad te kunnen publiceren, ruim op tijd voor openstelling
van de SDE+ medio 2011. Hubvergisters kunnen op dezelfde manier als gewone
vergisters subsidie aanvragen. Wel ligt er voor hubvergisters expliciet een kans in
de vrije categorie. Met de hub beogen de initiatiefnemers om efficienter te
produceren dan andere vergisters.
Warmte
Wat betreft warmte zal 2011 een overgangsperiode zijn. De bestaande
warmtestaffel, waarbij elektriciteitsproducenten een bonus krijgen op hun
elektriciteitstarief als zij de restwarmte nuttig inzetten, wordt op een aantal
punten uitgebreid, in lijn met de Europese doelstelling. Naast elektriciteit en groen
gas kan ook duurzame warmte een aanzienlijke bijdrage leveren richting de
Europese doelstelling. De productie van warmte zal daarom toegevoegd worden
aan de subsidiabele technologieen in de SDE+. Hiermee kom ik ook tegemoet aan
de wens van de sector om ruw biogas te stimuleren. Het ruwe biogas wordt
immers ingezet voor de productie van warmte. Omdat hiervoor een wijziging van
het Besluit SDE nodig is, kan ik warmte pas vanaf 2012 opnemen in de SDE+.
Ook gebruik van restwarmte bij duurzame elektriciteitsproductie zal vanaf 2012
direct worden gesubsidieerd. De warmtestaffel kan dan verdwijnen.
Warmtekrachtkoppeling
In 2010 is de SDE opengesteld geweest voor gasgestookte warmtekrachtkoppeling
met een vermogen van 150 MW of groter. Bij dergelijke installaties gaat het om
energiebesparing, en niet om duurzame energie. Daarom kies ik ervoor de
vangnetregeling voor grootschalige warmtekrachtkoppeling niet terug te laten
keren in de SDE+. Voor energiebesparing zet ik in op generieke prikkels en een
gelijk speelveld voor warmtekrachtkoppeling en andere energiebesparende
technieken. Net als die alternatieven is warmtekrachtkoppeling immers een middel
om energie te besparen, en geen doel op zichzelf.
Grootschalige bij. en meestook
Grootschalige bij! en meestook van biomassa in kolencentrales is een
kosteneffectieve manier om de duurzame energie doelstelling in 2020 dichterbij te
brengen. Ik streef er dan ook naar om bij! en meestook hieraan een grote
bijdrage te laten leveren. Grootschalige bij! en meestook was in het verleden
onderdeel van de MEP!regeling. Deze optie kan snel een fors beslag leggen op
beschikbare middelen. Omdat kasmiddelen pas vanaf 2013 beperkt beschikbaar
zijn, ligt het niet voor de hand grootschalige bij! en meestook in aanmerking te
laten komen voor de SDE+. Daarom onderzoek ik of ik op een andere manier kan
komen tot het stimuleren van grootschalige bij! en meestook van biomassa in
kolencentrales.
Financiering
De SDE+ zal worden gefinancierd vanuit een opslag op de energierekening en
mogelijk voor een deel door een kolen! en gasbelasting. Hiermee komt er een
directe link tussen het gebruik van energie en de investeringen in de
verduurzaming van de energievoorziening. De opslag maakt het voor de
energiegebruiker inzichtelijker welke uitgaven verbonden zijn aan de
verduurzaming. Daarnaast biedt de opslag meer zekerheid over de langjarige
beschikbaarheid van middelen om duurzame energie te stimuleren. De verdeling
van de opslag over burgers en bedrijven is in lijn met de opbrengst van de
energiebelasting (circa 50% burgers en 50% bedrijven) en evenredig verdeeld
over gas en elektriciteit. Ik bereid hiertoe een wetsvoorstel voor dat ik uiterlijk
medio 2011 naar de Kamer wil sturen. Een eventuele kolen! en gasbelasting wil ik
op Europees niveau aankaarten.
In het Regeer! en Gedoogakkoord wordt voorzien in kasuitgaven voor de SDE+
vanaf 2013. Desalniettemin kan ik de SDE+ al in 2011 openstellen, omdat er een
forse periode zit tussen het afgeven van de subsidiebeschikking en de realisatie
van een project. Subsidiering vindt plaats vanaf het moment dat er duurzame
energie wordt geproduceerd. Op dat moment zal de opslag op de
elektriciteitsrekening een feit zijn.
In 2011 ben ik voornemens een budget open te stellen van maximaal . 1,5
miljard om nieuwe verplichtingen aan te gaan met de SDE+ (dit correspondeert
met 15 jaar lang . 100 miljoen per jaar aan kasbetalingen). Gegeven de huidige
inzichten omtrent o.a. de lange termijn elektriciteitsprijs, verwacht ik deze ruimte
voor nieuwe verplichtingen in deze kabinetsperiode jaarlijks geleidelijk op te
kunnen laten lopen. Ik zal daarbij tevens bezien welk deel van het beschikbare
budget ik wil aanwenden voor innovatie.
De lopende subsidiebeschikkingen uit de SDE en de MEP zullen nog steeds uit de
algemene middelen worden gefinancierd. Zodoende zal de opslag slechts
geleidelijk oplopen. In totaal wil ik deze kabinetsperiode voor de MEP, de SDE en
de SDE+ committeringen aangaan die leiden tot uitgaven (inclusief MEP en SDE)
van maximaal . 1,4 miljard per jaar vanaf 2015.
Innovatie
De nieuwe SDE+ richt zich primair op het zetten van stappen richting de Europese
duurzame energiedoelstelling voor Nederland van 14% in 2020 en zodoende op de
korte termijn. Gegeven de achterliggende doelstellingen van de verduurzaming
van onze energievoorziening is het verstandig verder te kijken, tot na 2020, en nu
al te investeren in technologieen die nu nog relatief duur zijn, maar op de
middellange termijn een grote bijdrage kunnen gaan leveren. Daarom is het van
belang dat naast de SDE+ aanvullend innovatie!instrumentarium wordt ingezet
dat zich richt op het verder ontwikkelen van innovatieve technieken en het
creeren van marktkansen op terreinen waar Nederland comparatieve voordelen
heeft.
Overigens biedt de vormgeving van de SDE+, waarbij technieken onderling
concurreren, al een innovatieprikkel. Technieken die snel in kostprijs dalen hebben
een grotere kans op meer marktaandeel. Het is de markt zelf die kiest. Ik zal uw
Kamer later informeren over het voorgenomen energie innovatiebeleid.
Planning
Om de SDE+ in 2011 open te kunnen stellen, is vooralsnog geen wijziging van het
Besluit SDE nodig. Wel zullen de ministeriele regelingen die de SDE+ in 2011 open
stellen, anders worden vormgegeven dan voorheen. Over deze regelingen zal ik
uw Kamer in het voorjaar informeren. Ik zal de regelingen daarna zo snel mogelijk
publiceren in het Staatsblad. Ik streef ernaar om de SDE+ uiterlijk op 1 juli open
te laten gaan.
Parallel aan de openstelling in 2011 start ik een traject om het Besluit SDE te
wijzigen, zodat ik vanaf 2012 de mogelijkheden voor kosteneffectieve opties kan
uitbreiden. Hierbij denk ik aan wijziging van het Besluit SDE met betrekking tot:
winddifferentiatie en subsidiering van warmte. De reeds lopende wijziging van het
Besluit SDE voor biogashubs zal begin 2011 afgerond zijn en kan dus wel
meegenomen worden in de openstelling 2011.
Voor de financiering van de SDE+, de opslag op het elektriciteitstarief, bereid ik
een wetsvoorstel voor dat ik uiterlijk medio 2011 naar de Kamer wil sturen. Op
een later moment in 2011 zal ik terugkomen op de mogelijkheden van een kolen!
en gasbelasting. Aldus, meen ik de overgang van SDE naar SDE+ voor
marktpartijen zo soepel mogelijk te laten plaatsvinden.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie