Rijksoverheid
29 november 2010
Reacties moties begrotingsbehandeling EL&I
Hierbij bieden wij onze reacties aan op de moties die zijn ingediend tijdens de
begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie. Ook worden nog enkele openstaande vragen beantwoord.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
(w.g.) dr. Henk Bleker
Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Motie Dijksma c.s. (PvdA) 32500 XIII nr. 78
verzoekt de regering, in overleg te treden met de provincies, teneinde snel
duidelijkheid te verschaffen over de manier waarop het regionaaleconomisch
beleid op een succesvolle wijze kan worden voortgezet; verzoekt de regering, in
dit overleg te onderzoeken hoe de handelingsvrijheid en de kapitalisering van de
regionale ontwikkelingsmaatschappijen bevorderd kan worden; verzoekt de
regering, het bevorderen van werkgelegenheid als blijvende doelstelling in het
regionaaleconomisch beleid te handhaven
Het regionaal!economische beleid wordt versoberd gedecentraliseerd. In het debat
met de Tweede Kamer over de begroting van het Ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie zei de staatssecretaris toe op korte termijn met de
provincies te overleggen over de wijze waarop in 2011 gekomen kan worden tot
een overgang naar een regionaal beleid als kerntaak van de provincies, zonder
betrokkenheid van het Rijk. In die overleggen wordt de positie van de ROM's
betrokken. De motie betekent dan ook voor een groot deel ondersteuning van het
beleid.
Daarbij wil ik twee aantekeningen plaatsen. Bij decentralisatie, waarbij regionaal
economisch beleid een kerntaak wordt van de provincies, hoort dat de provincies
zelf verantwoordelijk worden voor de formulering van doelstellingen van dat
beleid. Ten aanzien van de in de motie vermelde overweging over clusters is aan
te tekenen dat de in het regeerakkoord opgenomen clusters beleid van het Rijk
zijn en blijven. De agenda voor die clusters zal in samenhang met de topgebieden
vorm worden gegeven.
Ik laat daarom het oordeel aan de Kamer.
Motie Dijksma (PvdA) c.s. 32500XIII nr. 79
verzoekt de minister, in overleg te treden met lokale overheden en particuliere
eigenaren van parkeergelegenheden, teneinde afspraken te maken over eerlijk
betalen en betaalgemak waarbij meerdere manieren om te betalen mogelijk
worden gemaakt
Zoals reeds opgemerkt in eerste termijn, heeft de Rijksoverheid geen
zeggenschap over de hoogte van parkeertarieven in gemeenten. Het zijn de
decentrale overheden die daarover gaan. Ik verwijs in dat kader ook naar de
antwoorden op kamervragen van de toenmalige minister van Verkeer en
Waterstaat en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 20 juni 2007 (Handelingen 2006!2006, 2096, blz. 4439 en 4440).
Daar waar het om particuliere aanbieders van parkeerruimte gaat, is wel van
belang dat de regels van de Wet oneerlijke handelspraktijken worden nageleefd.
Daarbij gaat het er met name om dat voor consumenten vooraf duidelijk is wat
parkeren per tijdseenheid kost. Verder is het zaak dat er door de verschillende
aanbieders geen onderlinge afspraken worden gemaakt over tarieven en
tariefsverhogingen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit houdt hier toezicht op.
Gezien de rol van de Rijksoverheid in deze, de wettelijke waarborgen en het
Pagina 3 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
toezicht daarop, zie ik op dit moment geen aanleiding om met de gemeenten in
gesprek te gaan.
Ik ontraad daarom deze motie.
Motie Jacobi (PvdA) en Braakhuis (GL) 32500 XIII nr. 80
verzoekt de regering een grondgebonden erkenning van streekproducten te
regelen en het keurmerk Erkend Streekproduct leidend te maken voor het
programma Streekproducten van de Taskforce Multifunctionele Landbouw
Bescherming van overheidswege van streekproducten kan alleen op basis van de
Europese regelgeving op het gebied van beschermde oorsprongsbenamingen,
beschermde geografische aanduidingen of gegarandeerde traditionele
specialiteiten plaatsvinden. Het gebruik van streekproductaanduidingen is tevens
gewaarborgd met het Nederlandse private SPN!keurmerk "erkend" streekproduct.
Het private nationale SPN!keurmerk voorziet reeds in voldoende mate aan
erkenning van streekproducten. En grondgebonden erkenning van
streekproducten waar de motie om verzoekt, zie ik alleen voor me op vrijwillige
basis, privaat geregeld. Het agrobedrijfsleven is hiervoor aan zet.
Tevens verzoekt de motie om het Erkend Streekproduct leidend te maken voor
het programma "Streekproducten" van de Taskforce Multifunctionele Landbouw.
Dit programma heeft een breed karakter, ik kies daarom niet voor een dergelijk
smalle benadering.
Daarom ontraad ik de motie.
Motie Jacobi (PvdA) en De Mos (PVV) 32500 XIII nr. 81
verzoekt de regering, de Kamer voor 1 maart 2011 aan te geven op welke wijze
tot een onafhankelijke en slagvaardige VWA gekomen kan worden.
De verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de nVWA zijn helder. De
nVWA is onafhankelijk in het adviseren van de regering en het communiceren
naar buiten toe (zie ook vraag 19 schriftelijke antwoorden). De nVWA heeft ook
nu al de regie over de uitvoering van de maatregelen op de terreinen veterinair,
fytosanitair, voedselveiligheid en productveiligheid en het toezicht daarop. Zij kan
hierin onafhankelijk van de ministeries opereren. De autoriteitsfunctie van nVWA
kan zich verder ontwikkelen binnen het juridische kader van het wetgevingstraject
rondom de nieuwe status van de nVWA als een baten!lastendienst.
Ik ontraad de motie.
Motie Jacobi (PvdA) c.s. 32500 XIII nr. 82
verzoekt de regering alle adviezen van de commissie Gabor over de
Oostvaardersplassen op te volgens en zo snel mogelijk ten uitvoer te brengen.
Ik heb Staatsbosbeheer gevraagd een plan van aanpak te maken dat rekening
houdt met de adviezen van de commissie Gabor. Ik waardeer en hecht groot
belang aan het advies van de deskundigen, maar ik houd nadrukkelijk eigen
oordeelsruimte.
Ik ontraad deze motie.
Motie Jacobi (PvdA) c.s. 32500 XIII nr. 83
verzoekt de regering, in de nadere invulling van het regeerakkoord en de positie
van voedselzekerheid megastallen en andere vormen van nietduurzame
landbouw uit te sluiten van bijdragen vanuit het budget voor
ontwikkelingssamenwerking
In het kader van het streven naar wereldwijde voedselzekerheid is
schaalvergroting aan de orde om te komen tot efficiencyverbetering. Ook voor
ontwikkelingslanden is het zaak om bij schaalvergroting randvoorwaarden op het
gebied van milieu, dierenwelzijn, diergezondheid, volksgezondheid en ruimtelijke
kwaliteit in het oog te houden. Verantwoordelijkheid en keuzes liggen bij deze
landen zelf. Ik kies voor een vraaggestuurde benadering, waarbij ownership ook
bij de landen zelf moet liggen.
Tegen die achtergrond ontraad ik de motie.
Motie Ziengs (VVD) c.s. 32500 XIII nr. 84
verzoekt de regering, nog dit jaar naast de reeds toegezegde kabinetsreactie op
het rapport Berenschot inzake de Kamers van Koophandel gelijktijdig de Kamer
een scenario voor te leggen waarbij invulling wordt gegeven aan een reductie van
de totale en personeelskosten van minimaal 25% van de gebundelde organisaties
Kamers van Koophandel, Syntens, Agentschap NL en andere organisaties bovenop
de reeds aangekondigde besparing van 900 medewerkers bij Agentschap NL om
op deze manier een efficiencyslag te maken ter versterking en verbetering van het
ondernemersplein
Ik ben het eens met de indieners van deze motie dat het nieuw te vormen
Ondernemersplein slim, slank en servicegericht zal moeten opereren. Voor het
kabinet zal hierbij leidend zijn dat een gerichte bundeling van taken en middelen
van publieke ondernemersorganisaties zowel een betere dienstverlening als
behoorlijke efficiencywinsten met zich meebrengt. In die zin ondersteunen de
overwegingen uit deze motie mijn inzet zoals in eerste termijn geschetst.
Overigens herken ik het in de motie genoemde getal van 900 medewerkers niet.
Ik wil voorkomen dat door vroegtijdig een ambitieus streefgetal te noemen de
ambities van het Ondernemersplein daarmee onder druk komen. Zoals toegezegd
ontvangt uw Kamer nog dit jaar de kabinetsreactie op de wetsevaluatie Kamers
van Koophandel en een ambitieuze visie ten aanzien van het Ondernemersplein.
Ik verzoek de indieners van deze motie dan ook deze aan te houden tot na
ontvangst van de reeds toegezegde kabinetsvisie.
Motie Schaart (VVD) c.s. 32500 XIII nr. 85
verzoekt de regering, voor 1 februari 2011 aan de Kamer te rapporteren hoe de
ambitieuze doelstelling van de Europese Commissie gehaald kan worden met
daarbij specifieke aandacht voor de buitengebieden
Als ik uw vraag zo mag lezen dat ik de Kamer dit voorjaar hierover zal informeren,
dan kan ik de motie zien als ondersteuning van beleid. Ik neem dit punt dan
expliciet mee in de integrale agenda die ik dit voorjaar zal presenteren over het
stimuleren van nieuwe diensten op de digitale snelweg, de digitale agenda.nl.
Oordeel: ondersteuning van beleid.
Motie SnijderHazelhoff (VVD) en Koopmans (CDA), 32500 XIII, nr. 86
verzoekt de regering voor 1 juli 2011 met voorstellen te komen die leiden tot een
forse reductie van de kosten voor archeologisch onderzoek door de nationale kop
te verwijderen
Zoals is aangegeven in de schriftelijke beantwoording van vragen in eerste
termijn, voert de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
momenteel een evaluatie uit. Het is algemeen beleid van het kabinet om, waar
daarvan sprake is, nationale koppen in regelgeving te verwijderen. In die zin
ondersteunt de motie het beleid van het kabinet. Uiteraard is het aan de
staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om uw Kamer hierover
nader te informeren.
Motie Gesthuizen (SP) c.s. 32500 XIII nr. 87
verzoekt de regering, een plan te ontwikkelen om het netwerk van ROM's landelijk
dekkend te maken en er tegelijk op toe te zien dat de ROM's hun rol als versterker
van regionale economie en innovatie optimaal kunnen vervullen in duidelijke
aanvulling op private investeerders
De middelen voor regionale ontwikkelingsmaatschappijen op de begroting van het
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zijn bedoeld als
bijdrage voor de apparaatskosten van de vier ROM's in voormalige
achterstandsregio's. Naast deze vier zijn er in Nederland (regionale)
ontwikkelingsmaatschappijen zonder subsidie! en aandeelhoudersrelatie met de
Rijksoverheid. Hieruit blijkt dat rijksbetrokkenheid niet noodzakelijk is.
In het regeerakkoord staat dat de regionale ontwikkelingsmaatschappijen worden
betrokken bij de vormgeving van regionale economieën. Dat sluit aan op de
transitie naar een regionaal economisch beleid als kerntaak van de provincies,
zonder betrokkenheid van het Rijk. In lijn daarmee wordt de rijkssubsidiëring van
regionale ontwikkelingsmaatschappijen afgebouwd en wordt beëindiging van het
aandeelhouderschap van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie bezien.
De aanvulling op private investeringen, indien er een rol voor het Rijk is
weggelegd, is al geoperationaliseerd met instrumenten zoals het
Innovatiekrediet. Mogelijk kan ook het revolverend fonds hierbij een rol gaan
spelen.
De motie wordt om deze redenen ontraden.
Motie Gesthuizen (SP) 32500 XIII nr. 88
verzoekt de regering, deze categorie diensten, voor zover zij betrekking heeft op
zaken welke tot wettelijke taken van de overheid behoren, zoals een adequate
rechtsgang, uit te sluiten van openbare aanbesteding tenzij de aanbestedende
dienst overtuigende argumenten heeft die onderbouwen waarom wel tot openbare
aanbesteding moet worden overgegaan ("comply or explain"principe) en deze de
uitvoering van de wettelijke taak niet in gevaar brengt
Zoals ook is aangegeven in de beantwoording van de door het lid Gesthuizen (SP)
gestelde kamervragen over de aanbesteding van tolken en vertalers (Aanhangsel
van de handelingen, Tweede Kamer, 2010!2011, nummer 501), ben ik niet van
plan het aanbesteden van dergelijke diensten bij wet te verbieden. Op basis van
de Europese richtlijnen geldt al een zeer beperkt aanbestedingsregime voor deze
taken. Aanbestedende diensten kunnen dergelijke diensten aanbesteden, maar
zijn hiertoe niet verplicht.
Dat de aanbesteding van diensten van tolken en vertalers wellicht minder goed is
gelopen, is niet zozeer gelegen in het feit dat er is aanbesteed, maar door de
wijze waarop verschillende opdrachten tot één grote opdracht zijn geclusterd.
Door middel van een nota van wijziging op het wetsvoorstel voor een nieuwe
Aanbestedingswet zal het proportionaliteitsbeginsel zodanig worden aangepast dat
het clusteren van opdrachten hier ook onder valt. Ik verwacht dat hierdoor de
problemen, zoals die zich bij de aanbesteding van de diensten van tolken en
vertalers hebben voorgedaan, beter worden aangepakt dan door het in zijn geheel
verbieden van aanbestedingen.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Van Gerven (SP) en Thieme (PvdD) 32500 XIII, nr. 89
spreekt de wenselijkheid uit dat de Voedsel en Waren Autoriteit onder
verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS wordt gebracht,
draagt het kabinet op, deze herpositionering van de Voedsel en Waren Autoriteit
door te voeren
De verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de nieuwe Voedsel en Waren
Autoriteit (nVWA) zijn helder. De nVWA heeft een eigen onafhankelijke positie ten
aanzien van het adviseren van de regering en het communiceren naar buiten toe,
bijvoorbeeld richting burgers en bedrijven.
In de opdrachtgeversrelatie aan de nVWA is er sprake van nevenschikking tussen
het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Ik ontraad de motie.
Motie Van Gerven (SP) en Dijsselbloem (PvdA) 32500 XIII nr. 90
verzoekt het kabinet, dit (standstillprincipe pelsdierhouderij) in overleg met
andere overheden en de sector ook tot haar beleidslijn te maken
Het kabinet zet in op het verbeteren van dierenwelzijn, en niet op verbod op de
pelsdierhouderij. Het kabinet is daarom geen voorstander van standstill!
maatregelen.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Van Gerven (SP) en Dijsselbloem (PvdA) 32500 XIII nr. 91
verzoekt het kabinet, te komen met een plan om armoede onder boeren te
bestrijden
Voor boeren die onder de armoedegrens leven, geldt reeds het instrumentarium
dat ook voor andere burgers beschikbaar is, zoals het Besluit Bijstandsverlening
Zelfstandigen. Verder steunt het kabinet bij bedrijfsbeëindiging het project
'Boerenkans', dat boeren begeleidt naar werkgelegenheid buiten de agrarische
sector.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Van Gerven (SP) 32500 XIII nr. 92
verzoekt de regering, adequate brandbestrijdingsmiddelen verplicht te stellen als
er sprake is van het bedrijfsmatig houden van dieren en verzoekt de regering
daartoe een voorstel uit te werken
De stalbranden en de gevolgen ervan baren ook mij zorgen, daar moeten we met
partijen serieus naar kijken. Momenteel worden op basis van onderzoek
gesprekken gevoerd met alle betrokken partijen over effectieve preventie en
verbetering van bestrijding van stalbranden. Naar verwachting kan ik u aan het
einde van dit jaar informeren over de mogelijke vervolgacties voor het voorkomen
van brand in stallen.
De sector en betrokken partijen hebben hierbij een primaire verantwoordelijkheid,
ik zie voor de overheid een faciliterende rol. Ik zie de noodzaak van het bestrijden
en voorkomen van brand in stallen, maar ik ben niet voor een verplichting voor
brandbestrijdingsmiddelen.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Verburg (CDA) c.s. 32500 XIII nr. 93
verzoekt de regering, de spelers in de Topgebieden en regio's in Nederland in
staat te stellen om voor 1 april 2011 een businessplan op te stellen op grond
waarvan de regering voor 1 juni 2011 de middelen toekent
De intentie van deze motie spreekt mij zeer aan. Ik lees erin dat we tempo
moeten maken en dat ben ik van harte met u eens. Ik zou zelf voor 'business!
plan' liever 'integrale agenda' lezen en voor toekenning van middelen liever een
helder 'actieplan' met duidelijke afspraken over wie wat en wanneer gaat doen.
Het gaat niet alleen en eigenlijk niet in de eerste plaats om toekenning van
middelen, maar om het ontwikkelen van een gezamenlijke agenda (bedrijven,
overheid, kennisinstellingen, regio's). Met daarin uiteraard duurzaamheid als
integraal en prominent onderdeel. Een agenda per topgebied die bestaat uit een
visie waar we naar toe willen, wat ons mogelijk belemmert, wat er nodig is en wat
we concreet gaan doen. Over een breed terrein: regelgeving, onderwijs,
arbeidsmarkt, innovatie, onderzoek, export enz. Actieplannen per topgebied
moeten er voor 1 juni 2011 wat mij betreft zijn. Als het gaat om geld zijn extra
middelen daarbij eigenlijk niet aan de orde; het gaat om het beter richten van
bestaande geldstromen.
Als ik deze motie zo mag uitleggen, dan beschouw ik deze als ondersteuning van
beleid.
Motie Verburg (CDA) c.s. 32500 XIII nr. 94
verzoekt de regering om de biobased economy te benutten in de transitie naar
duurzame energie, onder meer door biobased op te nemen in de "Green Deal" die
het kabinet gaat sluiten
De biobased economy is een wenkend toekomstperspectief voor Nederland. Juist
het koppelen van ecologie en economie is een krachtige manier om de
Nederlandse economie structureel te versterken en tegelijk een bijdrage te
leveren aan zowel vermindering van de milieubelasting van het energiegebruik als
de vermindering van afhankelijkheid van fossiele bronnen. Ik deel dan ook uw
wens dat de biobased economy een onderdeel gaat uitmaken van de Green Deal.
Ik kom daarover verder met u te spreken tijdens het wetgevingsoverleg op 6
december aanstaande.
Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van beleid.
Motie Verburg (CDA) c.s. 32500 XIII nr. 95
verzoekt de regering, innovatie en verduurzaming eenopeen te koppelen in haar
beleid en instrumentarium
Ik ondersteun de overwegingen die in deze motie staan. Duurzame ontwikkeling is
een essentiële voorwaarde voor economische groei én een economische kans. Het
stimuleren van duurzame economische groei zie ik daarom als een opgave. In
het innovatiebeleid en het instrumentarium neemt duurzaamheid dan ook een
belangrijke plaats in. Op korte termijn worden de voorwaarden op het vlak van
duurzaamheid in het Kaderbesluit EZ subsidies verder verduidelijkt.
In die zin zie ik de motie als een ondersteuning van mijn beleid.
Pagina 9 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Motie Verburg (CDA) c.s. 32500 XIII nr. 96
verzoekt de regering, de tot 80% verhoogde borgstelling voor BMKBkredieten tot
¤250.000 met 1 jaar te verlengen
In eerste termijn heb ik uw Kamer aangegeven om welke redenen het vorige
kabinet bepaalde crisismaatregelen heeft verlengd. Het gros van de uitbreidingen
van het garantie!instrumentarium is nog met een jaar verlengd. De uitbreiding
waar motie nr. 96 naar verwijst, zou per 1 januari aanstaande weer worden
teruggedraaid. Zoals ik reeds heb aangegeven, ben ik bereid in samenspraak met
de minister van Financiën ook deze uitbreiding met een jaar te verlengen, indien
uw Kamer daarom verzoekt.
Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan uw Kamer over.
Motie Koopmans (CDA) c.s. 32500 XIII nr. 97
verzoekt de regering, de nationale dierverzamelregelgeving te herzien en
versoepelingen door te voeren met als randvoorwaarde dat bewaking van
diergezondheid en dierenwelzijn voorop dient te staan
De regels voor het verzamelen van vee zijn vastgelegd in de Regeling preventie,
bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's en
dienen ter voorkoming van de insleep en het verspreiden van besmettelijke
(bestrijdingsplichtige) dierziekten. In de regeling zijn de afgelopen jaren een
aantal verruimingen op de standaardnorm aangebracht, mits daarvoor een
goedgekeurd kwaliteitssysteem bestaat, zoals de uitzondering voor het
verzamelen van weiderunderen, de tweede verzamelslag voor nuchtere kalveren
en de tweede verzamelslag voor slachtschapen en !geiten. De altijd latent
aanwezige dreiging van dierziekten is voor mij een belangrijke reden om
voorzichtig om te gaan met mogelijke verdere versoepelingen in regelgeving die
juist ziet op de preventie van het verspreiden van dierziekten.
Ik beschouw de motie als ondersteuning van mijn beleid.
Motie Koopmans (CDA) en SnijderHazelhoff (VVD) 32500 XIII nr. 98
verzoekt de regering, de mededingingswetgeving van nationale koppen te ontdoen
en met voorstellen, gebruikmakende van het gestelde in de overwegingen, te
komen om de prijsvorming in de keten te verbeteren
De Nederlandse Mededingingswet is geënt op de Europese mededingingsregels.
Wat de Europese mededingingsregels verbieden, is ook volgens de
Mededingingswet verboden. Wat de Europese mededingingsregels toelaten, is ook
volgens de Mededingingswet toegestaan, want alle Europese vrijstellingen werken
automatisch door in de Mededingingswet. Er is dus geen sprake van dat de
Europese mededingingsregels meer ruimte geven dan nu door Nederland wordt
benut. Ook de Europese specifieke mededingingsregels voor de landbouwsector
Pagina 10 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
worden nationaal analoog toegepast. Van een 'nationale kop' is dan ook geen
sprake.
Ik ontraad de motie.
Motie Koopmans (CDA) en Wiegmanvan Meppelen Scheppink (CU) 32500
XIII nr. 99
verzoekt de regering, een systeem à la Appellation d'Origine Contrôlée samen met
bedrijfsleven te ontwikkelen en ondernemers te ondersteunen bij het opsporen
van potentieel te beschermen producten en te begeleiden naar een aanvraag voor
bescherming
In Europese regelgeving is vastgelegd op welke wijze een product op Europees
niveau kan worden beschermd. Een lidstaat kan daarvan niet afwijken. Het
ontwikkelen van een systeem à la Appellation d'Origine Contrôlée kan alleen op
vrijwillige basis geschieden, en vind ik allereerst een aangelegenheid voor het
bedrijfsleven. Indien nodig wil ik dit faciliteren. Vanuit het Ministerie van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie worden reeds bedrijven ondersteund
die een aanvraag op Europees niveau willen indienen.
Als ik de motie zo mag duiden dat de bal voor het ontwikkelen van een dergelijk
privaatrechtelijk systeem bij het bedrijfsleven zelf ligt, dan zie ik deze motie als
ondersteuning van beleid. Ik ben bereid hierbij het gesprek met betrokken
partijen te faciliteren.
Motie Verhoeven (D66) c.s. 32500XIII nr. 100
verzoekt de regering om in deze nota op te nemen:
De effecten van het stopzetten van programmatische innovatiegelden;
Een plan voor de continuïteit van investeringen;
Een voorstel voor cofinanciering van de Kaderprogramma' s;
Op welke manier sociale innovatie verder kan worden bevorderd;
Op welke manier zo veel mogelijk hoogwaardige werkgelegenheid kan worden
behouden;
Op welke manier de top vijf voor Nederland dichterbij kan komen
Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid.
Immers:
1. In de bedrijfslevennota stelt het kabinet, samen met partners uit de gouden
driehoek van overheid, bedrijfsleven en kenniswereld, een integrale agenda op
met concrete actiepunten. Uiteenlopend van het aanpakken van onnodige
regels, de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt, fiscaliteit, innovatie en
duurzaamheid. Ik wil nu nog niet vooruit lopen op welke thema's dat precies
moeten zijn. Kern van de aanpak is dat we dit samen met bedrijven en
kennisinstellingen gaan bepalen.
Pagina 11 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
2. De ambitie is om Nederland te maken tot dé plek om te ondernemen en te
innoveren. Nederland moet op de shortlist staan van de buitenlandse
investeerders.
3. Onderzoek van kennisinstellingen en bedrijven worden langjarig gebundeld. Er
komt een transitiepad van de huidige innovatieprogramma's
richting de agenda's van topgebieden. Dat transitiepad zal rekening houden
met de gevolgen voor alle betrokken partijen.
4. Onderdeel van deze aanpak is de werking van een revolverend fonds of in de
woorden van D66 een "terugverdienpot", om risicovolle investeringen in
innovatie te bevorderen. De publieke investeringen vloeien voor een groot
deel terug, zodat het fonds zichzelf vult.
5. Zowel voor de agenda's op topgebieden als meer in algemene zin is het zaak
om vanaf het begin zo goed mogelijk aan te sluiten bij Europese initiatieven.
Ten eerste om goed mee te kunnen doen in kansrijke Europese
programma's, zoals het Europese Kaderprogramma voor onderzoek. In de
tweede plaats is de aansluiting belangrijk omdat bij een aantal
van die Europese initiatieven nationale cofinanciering nodig is om Europese
middelen überhaupt beschikbaar te krijgen. Die cofinanciering is
bijvoorbeeld vereist bij de Joint Technology Initiatives. De nationale
middelen die worden ingezet voor de topgebieden, kunnen voor die
cofinanciering worden ingezet. En het toekomstige revolverende fonds zou een
bijdrage kunnen leveren aan de nationale financiering van internationale
samenwerkingsprojecten van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in
Eureka! en Eurostars!verband. Door eigen nationale middelen te investeren in
deze projecten worden kennis en kunde uit binnen! en buitenland slim
gecombineerd, wat veelal leidt tot synergievoordelen voor de
projectdeelnemers.
Motie Verhoeven (D66) c.s. 32500 XIII nr. 101
verzoekt de regering, de verplichte bijdrage aan de KvK's voor voorlichting en
regiostimulering om te zetten tot een vrijwillige bijdrage en hiermee de lasten
voor ondernemers te verlichten met 150 mln.;
verzoekt de regering tevens, continuering van het Handelsregister te borgen
Ik heb u in eerste termijn aangegeven hoe ik op hoofdlijnen met de Kamers van
Koophandel verder wil, mede met het oog op de totstandkoming van
Ondernemerspleinen. Ik zal hierbij streng zijn op taken, streng zijn op heffingen,
zorgen dat er meer gestuurd wordt op het profijtbeginsel en dat ondernemers
meer waar voor hun geld krijgen, en voorstellen doen ter verlaging van de
heffingen. Echter, het volledig vrijwillig maken van de heffingen kan de financiële
basis onder de vorming van de Ondernemerspleinen doen wegvallen. Bovendien
ontstaan er potentiële freerider!problemen.
Om die redenen ontraad ik dan ook aanname van de motie.
Pagina 12 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Motie Van Veldhoven (D66) c.s. 32500 XIII nr. 102
verzoekt de regering, om de komende jaren, in overleg met de partijen van het
convenant duurzame veehouderij en het platform duurzaam voedsel, de door
artikel 68 geboden ruimte maximaal te benutten voor het opschalen van
succesvolle pilotprojecten op vlak van innovatie voor duurzame en diervriendelijke
landbouw, rekening houdend met het investeringsvermogen in de sector zelf
In mijn schriftelijke beantwoording op de mondelinge vragen uit de eerste termijn,
heb ik u reeds aangegeven momenteel de mogelijkheden voor een verhoogde
inzet van artikel 68 in kaart te brengen en u daar begin 2011 over te zullen
informeren. Ik wil namelijk de mogelijkheden bezien om in 2012 en 2013 meer
ruimte te bieden voor maatregelen op het gebied van versterking
concurrentiekracht, marktoriëntatie, verduurzaming en maatschappelijke
diensten. Daarover zal ik ook nog nader overleggen met vertegenwoordigers van
de landbouwsector en andere maatschappelijke organisaties. Ik wil mij
vooruitlopend daarop echter nog niet vastleggen op de maximale benutting van
artikel 68 tot 10%.
De overwegingen van deze motie spreken mij derhalve aan, maar het verzoek
gaat nu te ver. Om die reden ontraad ik de motie.
Motie Van Veldhoven (D66) en Jacobi (PvdA) 32500 XIII nr. 103
verzoekt de regering, tijdens de komende Europese onderhandelingen in te zetten
op het benoemen van een termijn waarbinnen deze transitie naar een zelfstandig
opererende land en tuinbouw kan worden gerealiseerd
Vanzelfsprekend zet deze regering in op een concurrerende en
marktgeoriënteerde land! en tuinbouw. Tegelijkertijd acht de regering het echter
van belang dat boeren betaald kunnen worden voor maatschappelijke prestaties
die niet door de markt beloond worden. Bovendien zijn er gebieden, zoals de Less
Favoured Areas, waar ondersteuning van boeren op gebiedsniveau noodzakelijk
blijft. Hierdoor blijft ondersteuning vanuit het Gemeenschappelijk Landbouw
Beleid (GLB) dus van belang.
Ik ontraad deze motie om die redenen.
Motie Van Veldhoven (D66) en Jacobi (PvdA) 32500 XIII nr. 104
verzoekt de regering, in haar reactie op het rapport van de commissieVan Dijk te
onderzoeken de gezondheidsadvisering door GGD'en aan gemeenten/provincies
bij de vergunningverlening veehouderij verplicht te stellen, waar grote
concentraties van dieren aan de orde zijn
Naar aanleiding van de Q!koortsproblematiek wordt momenteel door de
ministeries van Infrastructuur en Milieu, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, samen met de VNG en het IPO reeds
bezien of het noodzakelijk en wenselijk is om het volksgezondheidsbelang steviger
Pagina 13 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
in de Wet milieubeheer en/of de Wet ruimtelijke ordening te verankeren. In dat
verband zal ook worden nagegaan of er aanleiding is om bij de
vergunningverlening aan intensieve veehouderijen onder bepaalde
omstandigheden advisering door GGD'en aan gemeenten/provincies, bijvoorbeeld
door het uitvoeren van een gezondheidseffectscreening (GES), verplicht te stellen.
Ik ontraad de motie.
Motie Van Vliet (PVV) 32500 XIII nr. 105
verzoekt de regering, een uniform kader op te stellen voor aanbestedingen onder
de Europese drempelwaarden met inachtneming van zo laag mogelijke
drempelwaarden
In overleg met aanbestedende diensten en bedrijfsleven wordt reeds een uniform
kader voor opdrachten onder de Europese drempelbedragen opgesteld. De motie
zie ik op dat punt dan ook als een ondersteuning van het huidige beleid. Het
verwijzen naar een zo laag mogelijke drempelwaarde kan ik in dit verband minder
goed plaatsen.
Als u besluit de motie in deze vorm in te dienen (waardoor ik de gevolgen niet
goed kan overzien), moet ik de motie ontraden. Ik geef daarom u in overweging
de motie aan te houden zodat nog overleg kan plaatsvinden over wat u precies
bedoelt.
Motie Graus (PVV) 32500 XIII nr. 106
verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat mkb'ers die zich aan de wet en
regels houden niet meer onder het verkapte mom van winkelpandrenovatie,
blijvend onder het door hen gehuurde pand kunnen worden gezet
Over huurbescherming van winkeliers is in 2009 een uitvoerige discussie geweest
met de Tweede Kamer, in eerste instantie naar aanleiding van een rapport van de
SP. Hierop is gereageerd door de staatssecretaris van Economische Zaken bij brief
van 3 april 2009 (TK 2008!2009, 30995, nr 67). Vervolgens zijn daar in de loop
van dat jaar twee sets kamervragen over gesteld van VVD en SP. Deze vragen
zijn beantwoord door de minister van Justitie, mede namens de minister van
Wonen, Wijken en Integratie en de staatsecretaris van Economische Zaken.
De essentie van de beantwoording is dat huurders van bedrijfsruimte een
aanzienlijke rechtsbescherming genieten. Oplossingen voor specifieke problemen
van huurders van bedrijfsruimte kunnen beter worden gezocht op lokaal niveau en
in gedragscodes, dan in algemeen bindende wetgeving. Gemeenten ontwikkelen
ondersteuningsprogramma's voor ondernemers en treden in overleg met
corporaties en projectontwikkelaars over grote renovatietrajecten.
Wel is er in najaar 2009 overleg gevoerd met de branchekoepels om de omvang
en reikwijdte van de problematiek nader in kaart te brengen, en hieruit een beeld
te vormen om te zien of additionele regelgeving nodig is. Partijen is daarbij
gevraagd voor medio januari 2010 nadere informatie aan te leveren die inzicht
geeft in de omvang van de genoemde problematiek. Deze informatie is niet
Pagina 14 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
opgeleverd, en er is dan ook geen aanleiding om bestaande wet! en regelgeving
aan te passen. Bovendien behelst de strekking van de motie een sterke beperking
van de eigendomsrechten van eigenaren van winkelpanden.
Om bovengenoemde redenen wil ik dan ook de aanname van deze motie
ontraden.
Motie Graus (PVV) 32500 XIII nr. 107
verzoekt de regering, tot een verbod op rituele slachtingen
Momenteel ligt het initiatiefwetsvoorstel van het lid Thieme voor parlementaire
behandeling in uw Kamer. Het kabinet wacht de behandeling daarvan af.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Graus (PVV) en Helder (PVV) 32500 XIII nr. 108
verzoekt de regering, zwaardere straffen in te stellen voor daders van
dierenmishandeling en/of verwaarlozing
De maximumstraf voor het mishandelen van dieren of het aan het dier onthouden
van de nodige verzorging is op grond van de Gezondheids! en welzijnswet voor
dieren een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de
vierde categorie, te weten ¤16750. Ik heb geen reden om aan te nemen dat dit
strafmaximum onvoldoende is voor het adequaat bestraffen van geweld tegen en
verwaarlozing van dieren.
In uw Kamer is onlangs een initiatiefwetsvoorstel van de leden Jacobi en Ormel
(kamerstukken I 2009/10, 30511, nr. A) aangenomen waarmee wordt beoogd
voor het opzettelijk en wederrechtelijk doden, beschadigen, onbruikbaar maken of
wegmaken van andermans dieren in het Wetboek van strafrecht datzelfde
strafmaximum te laten gelden.
Het is aan de rechter om te bepalen of een straf wordt opgelegd en in
voorkomend geval, welke straf wordt opgelegd. De rechter houdt daarbij rekening
met de omstandigheden waarin de overtreding is begaan.
In het licht van het voorgaande ben ik van mening dat het huidige strafmaximum
volstaat voor het adequaat bestraffen van geweld tegen en verwaarlozing van
dieren.
Ik ontraad dan ook de motie.
Motie Graus (PVV) en Helder (PVV) 32500 XIII nr. 109
verzoekt de regering, een levenslang verbod op het houden van dieren mogelijk te
maken voor dierenmishandelaren
Het kabinet is geen voorstander van een levenslang houdverbod voor
dierenmishandelaars. Een houdverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde
is effectiever dan een zelfstandig houdverbod, omdat het meer mogelijkheden
biedt voor tenuitvoerlegging en handhaving. Immers, wanneer een houdverbod
Pagina 15 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd, kan bij de overtreding onmiddellijk
worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde
gedeelte van de hoofdstraf (boete, gevangenisstraf), zonder dat rechterlijke
tussenkomst noodzakelijk is. Overtreding van een zelfstandig houdverbod zou een
nieuw strafbaar feit zijn dat opnieuw vervolging behoeft, met de mogelijkheid voor
de verdachte om tot in hoogste instantie te procederen. Tevens wijs ik u in dit
kader op het initiatiefwetsvoorstel van de leden Ormel en Jacobi in verband met
het verhogen van het maximaal op te leggen houdverbod van maximaal 3 naar
maximaal 10 jaar, dat in behandeling is bij de Eerste Kamer. De huidige duur van
het houdverbod wordt door verhoging van de maximaal op te leggen periode voor
een houdverbod effectiever gemaakt.
Tegen deze achtergrond ontraad ik de motie.
Motie Graus (PVV) 32500 XIII nr. 110
verzoekt de regering, tot het opstellen van een stalbrandpreventieplan in
samenwerking met brandweer, veehouders en verzekeringsmaatschappijen
Zoals aangegeven in mijn reactie op de motie Van Gerven (SP) 32500 XIII nr. 92,
maak ik me ook zorgen om de stalbranden en de gevolgen ervan. Samen met
betrokken partijen moeten we daar serieus naar kijken. Momenteel worden op
basis van onderzoek gesprekken gevoerd met deze partijen over effectieve
preventie en verbetering van bestrijding van stalbranden. Naar verwachting kan ik
u aan het einde van dit jaar informeren over de mogelijke vervolgacties voor het
voorkomen van brand in stallen. Ik zal met betrokkenen bezien of een
brandpreventieplan hier onderdeel van moet zijn. De sector en betrokken partijen
hebben hierbij een primaire verantwoordelijkheid, ik zie voor de overheid een
faciliterende rol. Ik zie de noodzaak van het voorkomen van brand in stallen, maar
ik ben er niet voor dat de overheid een dergelijk plan gaat opstellen.
Ik ontraad de motie.
Motie Graus (PVV) 32500 XIII nr. 111
verzoekt de regering, tot verplichte etikettering van haal vlees opdat consumenten
een vrije keuze kunnen maken en niet onwetend dieronvriendelijk geslacht vlees
eten
Etikettering van vlees is een Europese aangelegenheid. In het Europees Parlement
is een amendement aangenomen waarin de Commissie wordt gevraagd om ritueel
geslacht vlees verplicht te etiketteren; dit geldt zowel voor kosher als voor halal
vlees. In het kader van de nieuwe verordening voedselinformatie aan
consumenten wordt dit amendement meegenomen. De Commissie zal dus het
komende jaar met een voorstel komen. Daarna zullen de Europese lidstaten
bepalen of deze verplichting wordt ingevoerd. Nederland wacht deze ontwikkeling
af.
De motie is daarom prematuur en moet ik om die reden ontraden.
Pagina 16 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Motie Graus (PVV) 32500 XIII nr. 112
verzoekt de regering tot het bijvoeren van grote grazer in (af)gesloten gebieden
tijden lang aanhoudende vorstperiodes;
Verzoek de regering voorts tot diervriendelijke, gebiedsafhankelijke,
geboortebeperking door middel van de een zogenoemde prikpil door dierenartsen
met een (verdovings)wapen
Recent heeft de Commissie Gabor advies uitgebracht over het beheer van de
Oostvaardersplassen. In dat advies wordt bijvoeren en de toepassing van
geboortebeperkende maatregelen ontraden.
Ik verzoek de motie aan te houden tot uw Kamer het rapport van de Commissie
Gabor heeft behandeld.
Motie Graus (PVV) c.s. 32500 XIII nr. 113
verzoekt de regering, zwaardere bestraffing mogelijk te maken voor daders van
mishandeling van politiedieren
Zoals ik naar aanleiding van vragen van het lid Graus over dit onderwerp heb
aangegeven, vind ik het van groot belang dat dergelijke dierenmishandeling stevig
wordt aangepakt. De maximumstraf voor het mishandelen van dieren is een
gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde
categorie, te weten ¤ 16 750. In uw Kamer is onlangs een initiatiefwetsvoorstel
van de leden Jacobi en Ormel (kamerstukken I 2009/10, 30511, nr. A)
aangenomen, waarmee wordt beoogd voor het opzettelijk en wederrechtelijk
doden, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken van andermans dieren in
het wetboek van strafrecht eenzelfde strafmaximum te laten gelden. Het is aan de
rechter om te bepalen of een straf wordt opgelegd en, in voorkomend geval,
welke straf wordt opgelegd. De rechter houdt daarbij, binnen het wettelijk
strafmaximum, rekening met de omstandigheden waarin de overtreding is
begaan. Ik heb in het mondelinge debat over de begroting aangegeven dat ik zal
bezien of er mogelijkheden zijn om te zorgen dat mishandeling van dieren die
door de politie worden ingezet, stevig wordt aangepakt. Daartoe zal ik met het
Openbaar Ministerie in overleg treden om te bezien in hoeverre de omstandigheid,
dat sprake is van geweld tegen een dier dat door de politie is ingezet, als
verzwarende omstandigheid kan bijdragen aan een hogere strafeis. Als deze motie
wordt aangenomen, beoog ik daaraan met voorgenoemd overleg uitvoering te
geven. Ik interpreteer de motie niet als een verzoek tot een wettelijke verhoging
van de strafmaat. Een dergelijke wijziging is in het licht van het voorgaande thans
niet nodig, hoewel deze niet bij voorbaat wordt uitgesloten.
Motie de Mos(PVV) 32500 XIII nr. 114
verzoekt de regering, te garanderen dat er nergens in Nederland CO2 wordt
opgeslagen, zolang iedere vorm van draagvlak, zoals nu ook in het noorden van
het land, ontbreekt
Pagina 17 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
CCS is een belangrijke technologie op weg naar een CO2!neutrale
energiehuishouding. CO2!opslag op zee kan daarom doorgang vinden. CO2!opslag
op land vindt plaats met inachtneming van lokaal draagvlak. Draagvlak is
daarmee één van de wezenlijke elementen die worden meegewogen, maar niet de
enige. De opslag in Noord!Nederland betreft een groot demonstratieproject om te
zorgen dat CCS kostenefficiënt wordt. Het kabinet zal werken aan het versterken
van het lokale draagvlak. Het communicatietraject in Noord!Nederland is nog
maar kort geleden gestart. Er is ook nog geen sprake van een concreet project op
een specifieke locatie. De conclusie dat het lokale draagvlak volstrekt zou
ontbreken in Noord!Nederland is mijns inziens dan ook niet juist.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie De Mos (PVV) en Koopmans (CDA) 32500 XIII nr. 115
verzoekt de regering, de wens van EUlandbouwcommissaris Ciolos om
natuurbeleid na 2013 een grotere rol te laten spelen naast zich neer te leggen en
zich in te zetten voor een economisch sterke landbouwsector die zich niet laat
kapen door milieugoeroes door voortzetting van gemeenschappelijk
landbouwbeleid met gelijkblijvend budget na 2013
Ik ben het met de fracties van PVV en CDA eens dat boeren uitstekende
natuurbeheerders kunnen zijn. Mijn inzet is er dan ook op gericht dat het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zich enerzijds richt op versterking van
concurrentiekracht, duurzaamheid en innovatievermogen van de sector, maar
anderzijds boeren ook beloont voor hun prestaties op het gebied van natuur en
landschap. Het kabinet heeft uw Kamer haar standpunten over de toekomst van
het GLB en de EU!begrotingsevaluatie op 26 resp. 22 november kenbaar gemaakt.
Het kabinet hecht daarbij veel waarde aan een gelijk speelveld en de belangen
van de Nederlandse agrofoodsector. De Commissievoorstellen voor de EU!
begroting 2014!2020 worden in de loop van 2011 verwacht.
Tegen die achtergrond vraag ik de Kamer de motie aan te houden.
Motie Braakhuis (GroenLinks) c.s. 32500 XIII nr. 116
verzoekt de regering, om voor 1 maart 2011 met een brede consumentenagenda
te komen waarin voorstellen worden gedaan om tot meer transparantie op de
markt en tot een betere bescherming van consumentenrechten te komen;
verzoekt de regering in haar brede consumentenagenda de nadruk te leggen op
voorstellen om eerlijke prijzen en betere service voor de consument te
bewerkstelligen
Op dit moment wordt de Wet handhaving consumentenbescherming geëvalueerd,
waarbij ook naar het functioneren van de Consumentenautoriteit wordt gekeken.
Het gaat daarbij onder meer over de vraag of Consumentenautoriteit effectief
optreedt en de goede prioriteiten kiest. Bij de evaluatie zullen onder meer
Pagina 18 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
consumentenorganisaties en het bedrijfsleven uitgebreid worden gehoord. Medio
2011 zal deze evaluatie, met de beleidsconclusies die daaraan verbonden zullen
worden, aan uw Kamer worden aangeboden. Het is in mijn ogen niet verstandig
daarop vooruitlopend met een brede agenda te komen. Ik zou uw Kamer willen
verzoeken eerst de evaluatie en mijn beleidsconclusies daarop te willen
afwachten. In het debat naar aanleiding hiervan kan dan bezien worden wat de
meest wenselijke en benodigde acties zijn.
Ik ontraad daarom deze motie.
Motie Braakhuis (GroenLinks) c.s. 32500 XIII nr. 117
verzoekt de regering, om onafhankelijke energieexperts te vragen een onderzoek
in te stellen naar de steunmaatregelen voor fossiele energie en daarbij te kijken of
de steunmaatregelen investeringen in groene energie en energiebesparing
belemmeren, wat het effect ervan is op de concurrentie en innovatiekracht van
het Nederlandse bedrijfsleven en te beoordelen welke van deze steunmaatregelen
op korte termijn afgeschaft kunnen worden;
verzoekt de regering, om in elk geval het Planbureau voor de Leefomgeving en
Energieonderzoek Centrum Nederland bij dit onderzoek te betrekken
De fractie van GroenLinks baseert zich in haar berekeningen over vermeende
steunmaatregelen aan fossiele energie op een rapport van de TU Delft en de Vrije
Universiteit uit 2002. In de schriftelijke beantwoording is reeds aangegeven dat de
duiding steunmaatregelen hier niet op zijn plaats is. De achtergrond van
bijvoorbeeld het verlaagde tarief voor de energiebelasting is namelijk niet om
kolenstroom te bevorderen of windmolens tegen te werken, maar om binnen de
Europese Unie een gelijk speelveld voor het bedrijfsleven te creëren. Nederland
conformeert zich op dit punt exact aan EU!regelgeving. Verhoging van het tarief
alleen in Nederland zou leiden tot een lastenverzwaring voor bedrijven, en
daarmee tot verlies van werkgelegenheid hier. De desbetreffende bedrijven
zouden uitwijken naar omringende landen, waardoor het milieuvoordeel nihil
wordt. Ik zie dan ook geen meerwaarde in een onderzoek door onafhankelijke
energie!experts. Daarnaast streef ik een terughoudend beleid na bij de inhuur van
externe expertise.
Ik ontraad daarom deze motie.
Motie Wiegmanvan Meppelen Scheppink (CU) en Jacobi (PvdA) 32500
XIII nr. 118
Verzoekt de regerin,g de Regeling Draagvlak Natuur of een vergelijkbare regeling
(in doel, doelgroep en budget) structureel voort te zetten en openstelling van deze
regeling in 2011 te garanderen
De op de begroting 2011 opgenomen middelen dienen ter financiering van
verplichtingen die met de openstelling van de Regeling Draagvlak Natuur in 2010
zijn aangegaan. Er zijn geen middelen beschikbaar ter financiering van een
openstelling in 2011.
Pagina 19 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Ik ontraad deze motie.
Motie Wiegman - van Meppelen Scheppink (CU) c.s. 32500 XIII nr. 119
verzoekt de regering, de risicolijst in overleg met bedrijven, maatschappelijke
organisaties en sociale partners uit te breiden naar risicolanden en risicoproducten
op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en milieurechten
De lijst waarnaar in de motie wordt verwezen, is beschikbaar gemaakt voor het
Nederlandse bedrijfsleven, via de websites van de Rijksoverheid, van de EVD en
van MVO Nederland. Het is een lijst van de Amerikaanse overheid voor
internationaal opererend bedrijfsleven, die een niet uitputtend overzicht geeft voor
risicolanden en risicosectoren. De lijst is een weergave van jarenlang onderzoek.
De lijst is potentieel net zo nuttig voor een Amerikaanse als een Nederlandse
ondernemer.
Hiernaast zetten we ons ervoor in dat de Europese Commissie de lijst beschikbaar
maakt voor het Europese bedrijfsleven. In de conclusies van de Europese Raad
van 14 juli 2010 is hierover een eerste aanzet opgenomen. We dringen er op aan
dat de Europese Commissie hierin goed samenwerkt met de Amerikaanse
overheid.
Ik verwijs u verder naar de antwoorden op schriftelijke vragen over
arbeidsomstandigheden in de textielsector in India, waarin op de toepassing van
het rapport wordt ingegaan.
Aan het gebruik van lijsten zitten overigens ook haken en ogen, waar de
Amerikaanse overheid ook op wijst; het zijn immers maar momentopnames en
benaderingen van de werkelijkheid.
Een nog verdere uitbreiding van de lijst met de door u genoemde categorieën vind
ik niet nodig en zal naar mijn oordeel ook weinig toegevoegde waarde hebben ten
opzichte van de informatie die al beschikbaar is aan de hand van bijvoorbeeld
de zogenoemde mvo navigator (www.oesorichtlijnen.nl/navigator ) of via de site
van het business and human rights resource centre (http://www.business!
humanrights.org/).
Motie Wiegmanvan Meppelen Scheppink (CU) c.s. 32500 XIII nr. 120 en
nr. 121
120: verzoekt de regerin,g om beursgenoteerde ondernemingen en andere
ondernemingen waarin de overheid investeert en/of die overheidssubsidie krijgen,
kredieten ontvangen, meegaan op handelsmissies of anderzijds door de overheid
gesteund of gefaciliteerd worden, te verplichten tot openbare maatschappelijke
rapportage volgens de inhoudelijke bepalingen van Richtlijn 400 en daarmee
transparantie te bevorderen met betrekking tot de impact in de gehele
toeleveringsketen op arbeidsrechten, mensenrechten en milieu
121: verzoekt de regering, de Raad voor de Jaarverslaggeving te vragen om haar
Richtlijn 400 zodanig aan te passen dat verslaggeving over de maatschappelijke
aspecten van ondernemen, ook waar deze niet direct gevolgen hebben voor de
Pagina 20 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
financiële en economische positie van de onderneming, integraal deel uit gaat
maken van het directieverslag en eventueel een aanvullend maatschappelijk
jaarverslag
In art 2:391 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek staat dat in het jaarverslag moet
worden gerapporteerd over niet financiële prestatie!indicatoren, met inbegrip van
milieu! en personeelsaangelegenheden, als dit noodzakelijk is voor een goed
begrip van de resultaten of positie van de onderneming. De Richtlijn 400 is
bedoeld om aan te geven hoe een bedrijf aan de bepaling in het BW dient te
voldoen. In feite vraagt motie 120 dus om een wetswijziging.
Zoals ik in mijn schriftelijke antwoorden (CU8) reeds heb toegelicht, loopt
Nederland binnen Europa voorop op het gebied van transparantie. Voor
beursvennootschappen (circa 150) en grote bedrijven (circa 2500) geldt al een
verplichtende bepaling vanwege de opname van MVO in de Code Tabaksblat en
art 2: 391 lid 1 BW. Daarnaast houden we de vinger aan de pols met de
transparantiebenchmark, die dit jaar verbreed is van 180 naar 500 bedrijven. Met
deze drie instrumenten lopen we Europees gezien voorop. Dit geldt zowel voor het
aantal bedrijven dat rapporteert over MVO als voor de manier waarop we het qua
systeem en ondersteuning van bedrijven in Nederland hebben ingericht.
De Europese Commissie komt in de loop van volgend jaar met een mededeling
over maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarin specifiek aandacht zal zijn
voor maatschappelijke verslaglegging en ook de SER zal dan zijn
voortgangsrapportage presenteren. Eventuele verdere stappen moeten mijns
inziens op Europees niveau genomen worden en ik wil dan ook eerst de
mededeling van de EU afwachten voordat ik eventuele aanpassing van het beleid
rond transparantie overweeg.
Voor bedrijven die overheidssteun ontvangen geldt daarnaast nog dat een
verplichting tot bedrijfsbrede maatschappelijke verslaglegging disproportioneel
zou zijn ten opzichte van de specifieke en vaak incidentele vormen van
ondersteuning door de overheid. Bovendien worden reeds voorwaarden op het
gebied van transparantie en MVO gesteld:
* Bedrijven die van het financieel buitenlandinstrumentarium gebruik maken,
moeten verklaren de OESO!richtlijnen toe te passen.
* Bedrijven die meegaan op missies worden voorafgaand aan de missie
geïnformeerd over MVO!aspecten en krijgen een MVO!handleiding mee.
* Met duurzaam inkopen zullen opdrachtnemers moeten verklaren dat zij zich
inspannen voor het voorkómen en zo nodig aanpakken van nadelige invloeden
van de opdracht op arbeids! en mensenrechten. De informatie die bedrijven
hierover verklaren, is openbaar.
* Daarnaast bezie ik, zoals ik in mijn schriftelijke beantwoording in antwoord op
een vraag van de ChristenUnie heb aangegeven, de mogelijkheid om een
duurzaamheidscriterium op te nemen in het subsidiekader van het Ministerie
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Ook op deze punten lopen we binnen Europa voorop.
Daarom ontraad ik beide moties.
Pagina 21 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Motie Wiegmanvan Meppelen Scheppink (CU) c.s. 32500 XIII nr. 122
verzoekt de regering, plantenwetenschappers een uitspraak te laten doen in
hoeverre de risico's op allergie en toxiciteit bij cisgenese groter zijn dan bij
klassieke veredeling, en het RIKILTrapport als voorlopig rapport te beschouwen
en de opstellers ervan of andere wetenschappers te vragen om ook de vergelijking
met klassieke plantenveredeling te maken, zodat recht wordt gedaan aan de
onderzoeksvragen
De motie verzoekt de regering, plantenwetenschappers een uitspraak te laten
doen in hoeverre de risico's op allergie en toxiciteit bij cisgenese groter zijn dan
bij klassieke veredeling, en het RIKILT!rapport als voorlopig rapport te
beschouwen, en de opstellers ervan of andere wetenschappers te vragen om ook
de vergelijking met klassieke plantenveredeling te maken, zodat recht wordt
gedaan aan de onderzoeksvragen.
Cisgenese is een effectieve veredelingstechniek, die werkt met soorteigen genen.
In het licht van de wereldopgaven op het gebied van voedselzekerheid en klimaat
zou cisgenese een belangrijke rol kunnen spelen bij de veredeling van een groot
aantal gewassen.
Het RIKILT!rapport gaat overigens al uit van een vergelijking van cisgenese met
zowel de klassieke veredeling als transgenese. Aan de andere kant heeft het
kabinet naar aanleiding van het AO GGO's geconstateerd dat een groot aantal
fracties behoefte heeft aan een aanvullend onderzoek naar de veiligheid van
cisgenese in vergelijking met klassieke veredeling.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zal u daarom binnen vier weken
schriftelijk laten weten hoe dit vormgegeven wordt.
Ik zeg u daarom toe de motie uit te voeren.
Motie Dijkgraaf (SGP) en Koopmans (CDA) 32500 XIII nr. 123
verzoekt de regering, de investeringsregeling jonge boeren in ieder geval tot 2015
te handhaven;
verzoekt de regering, ten aanzien van de investeringsregeling jonge boeren als
uitgangspunt te nemen dat jaarlijks alle goedgekeurde aanvragen gehonoreerd
worden en dat hier bij de jaarlijkse najaarsnota, binnen de begroting EL&I,
rekening mee gehouden wordt
Ik vind het van groot belang jonge boeren toekomst te bieden, hen te stimuleren
kansen te grijpen en hen daarbij te ondersteunen. In 2010 zullen alle aanvragen
voor de investeringsregeling jonge boeren worden gehonoreerd. Momenteel
evalueer ik deze regeling, in goed overleg met het Nederlands Agrarisch Jongeren
Kontakt (NAJK). Mijn inzet is om in 2011 deze aanvragen te honoreren, en in
2011 zal ik een besluit nemen over de voortgang van deze regeling en de
bijbehorende middelen. Ik wil niet verder vooruitlopen op deze evaluatie en zeker
niet tot 2015.
Ik ontraad daarom de motie.
Pagina 22 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Motie Dijkgraaf (SGP) c.s. 32500 XIII nr. 124
verzoekt de regering, een verplicht aandeel duurzame energie voor
energieproducenten of energieleveranciers in overweging te nemen, waar mogelijk
in samenwerking met naburige landen, en eind 2011 met voorstellen daartoe te
komen
In de overwegingen bij de motie inzake voorstellen voor een verplicht aandeel
duurzaam lopen de indieners vooruit op de kabinetsplannen voor duurzame
energie. De motie stelt namelijk dat de SDE+ een suboptimaal instrument is. Het
debat met uw Kamer zal echter nog moeten plaatsvinden.
Inhoudelijk bezien, beoordeel ik de motie als volgt. Aan de transitie naar een
duurzame energievoorziening hangt een prijskaartje. Dat zal linksom of rechtsom
moeten worden betaald, ook in het geval van een verplicht aandeel duurzaam. In
zijn algemeenheid geldt dat een volwassen markt met voldoende vraag en aanbod
nodig is voor de succesvolle introductie van een verplicht aandeel duurzaam, dit
om te voorkomen dat bedrijven strategisch gedrag kunnen vertonen en overmatig
profiteren van het systeem. Een internationale aanpak lijkt dan logisch.
Voorts dienen voor een succesvol systeem enkele cruciale aspecten eerst nog te
worden uitgewerkt. Onverlet de exacte vormgeving, is de wens van uw Kamer
bekend. Reeds in 2007 nam uw Kamer een motie aan waarin de regering werd
verzocht om voorstellen te doen voor een verplicht aandeel duurzame energie, te
leveren door energiebedrijven (kamerstukken 31 070, nr. 15). De nu ingediende
motie is in zekere zin dus overbodig.
Daarenboven heeft het kabinet ook al aangekondigd om bij de evaluatie van de
SDE+ in 2014 de mogelijkheden voor een verplicht aandeel duurzaam te bezien.
Daarmee wacht het kabinet natuurlijk niet tot 2014. Wij gaan bovengenoemde
aspecten al snel uitwerken.
Eind 2011 is mogelijk te vroeg voor een uitgewerkt plan. Wel staat vast dat het
kabinet een verplicht aandeel nadrukkelijk in het vizier heeft.
Ik laat daarom het oordeel aan uw Kamer.
Motie Thieme (PvdD) en Braakhuis (GL) 32500 XIII nr. 125
verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen om binnen afzienbare
termijn te komen tot een afschaffing van de veemarkten
Veemarkten bestaan feitelijk niet meer. Zij vallen onder het begrip
verzamelcentrum, waartoe ook de exportverzamelcentra behoren. Juist om
insleep en verspreiding van dierziekten te voorkomen, dienen verzamelcentra te
voldoen aan de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke
dierziekten en zoönosen en TSE's. Daarnaast dient te allen tijde voldaan te
worden aan overige welzijnsregelgeving, waaronder de transportverordening en
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Verzamelcentra worden erkend door
de overheid. Indien een verzamelcentrum een bron van dierenleed of dierziekten
vormt, en daardoor in strijd met de geldende veterinaire en welzijnsregelgeving
Pagina 23 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
wordt gehandeld, kan een erkenning worden geschorst of ingetrokken. Virtuele
veemarkten kunnen mogelijk het aantal verzamelslagen beperken, maar zeker
niet alle.
Gelet op het feit dat thans de mogelijkheid al bestaat om erkenningen te schorsen
of in te trekken en er geen afdoende alternatieven voorhanden zijn om het
verzamelen van dieren overbodig te maken, ontraad ik de motie.
Motie van de leden Thieme (PvdD) en Braakhuis (GroenLinks) 32500 XIII
nr. 126
verzoekt de regering, het foerageerbeleid op te heffen en landsdekkend
ganzenschade te vergoeden
Het aantal ganzen dat in Nederland voorkomt, overschrijdt het doel ruimschoots,
en de kosten voor vergoeding van door ganzen toegebrachte schade nemen toe.
Als ik de motie zo mag duiden dat de indieners de schade door ganzen (financieel)
binnen de perken willen houden en daarvoor effectiever beheer willen voeren,
zoals beheer via afschot, dan zie ik de motie als ondersteuning van beleid. Als de
motie betekent dat het ganzenbeleid moet worden vrijgegeven in de zin dat geen
afschot meer mag plaatsvinden, ontraad ik de motie.
Motie van het lid Thieme (PvdD) c.s. 32500 XII nr. 127
verzoekt de regering, binnen een half jaar een onafhankelijk onderzoek te laten
uitvoeren naar effectieve maatregelen voor het huidige afschotbeleid, en dit als
handreiking aan de provincies mee te geven
De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het Faunabeheer.
Recent is, met inzet van rijksmiddelen, een ex ante evaluatie uitgevoerd ter
ondersteuning van provinciale beleidsbeslissingen ten aanzien van het voeren van
extensiever beheer. De provincies monitoren de effecten in de uitvoeringsfase.
Ik ontraad deze motie.
Motie van het lid Thieme (PvdD) c.s. 32500 XIII, nr. 128
verzoekt de regering, er bij de Koninklijke houtvester en het Koninklijk
jachtdepartement op aan te dringen het Kroondomein aan te wijzen als
proefgebied waarin wilde zwijnen niet geschoten worden voor een periode van 5
jaar, welke proef gemonitord wordt door onafhankelijke deskundigen
Op het Kroondomein vindt faunabeheer plaats, dat gericht is op het realiseren en
behouden van natuurdoelen waarvoor het gebied is aangewezen. Afspraken
daarover worden vastgelegd in een faunabeheerplan. Het directief opleggen van
bepaalde beheersvormen heeft consequenties voor het karakter van het gebied en
voor de mogelijkheden om bepaalde doelen (bijvoorbeeld voor Natura 2000) te
realiseren.
Pagina 24 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Motie van het lid Thieme (PvdD) c.s. 32500 XIII, nr. 129
verzoekt de regering, om met ingang van 2011 het (eigenlijke) Kroondomein Het
Loo gedurende het hele jaar open te stellen voor publiek
Op het Kroondomein vindt faunabeheer plaats, dat gericht is op het realiseren en
behouden van natuurdoelen waarvoor het gebied is aangewezen. In dat kader
vindt planmatig afschot plaats. Het is niet verantwoord om recreanten in het
gebied toe te laten wanneer afschot plaatsvindt. Ik ontraad de motie.
Motie Thieme (PvdD) 32500 XIII nr. 130
verzoekt de regering, mogelijkheden te onderzoeken om retailers een bewijslast
op te leggen waarin aangetoond wordt dat de primaire producent voor de
overeengekomen prijs kan produceren binnen de wettelijk gestelde of
bovenwettelijk gestelde normen
Vergroting van de transparantie in de keten vind ik van groot belang. Dat was ook
een van de aanbevelingen van de Europese High Level Group over de zuivelketen.
Het gaat mij echter te ver om in de prijsvorming in de keten in te grijpen. Nog
daargelaten dat dit vanwege de interne markt alleen in Europees verband kan
worden geregeld.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Thieme (PvdD) c.s. 32500 XIII nr. 131
verzoekt de regering, ten minste 5% van de Nederlandse onderzoeksbudgetten
ten behoeve van de agrarische sector te oormerken voor onderzoek ten behoeve
van de biologische sector
Zoals ik in de schriftelijke beantwoording heb aangegeven, zal ik in de loop van
komend jaar - samen met de meest betrokken partijen ! bezien hoe de
biologische keten verder kan worden gepositioneerd in mijn beleid van
verduurzaming voor de gehele landbouw. Daarbij wordt ook bezien welke
instrumenten daarvoor moeten worden ingezet. Ik wil mij niet nu al vastleggen op
een bepaald instrument of omvang van budgetten.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Thieme (PvdD) c.s. 32500 XIII nr. 132
verzoekt de regering, gemeenten en provincies een dringend verzoek te sturen
om, hangende de Brede Maatschappelijke Discussie, geen vergunningen meer af
te geven voor de vestiging van megastallen
Pagina 25 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
Op alle terreinen in de maatschappij is schaalvergroting aan de orde. Dat heeft
geleid tot efficiencyverbeteringen en andere vormen van werkgelegenheid op het
platteland.
Het is van belang om bij schaalvergroting maatschappelijke randvoorwaarden op
het gebied van milieu, dierenwelzijn, diergezondheid, volksgezondheid en
ruimtelijke kwaliteit in het oog te houden. Ik wil daarom een maatschappelijke
discussie over schaalvergroting en megastallen in het bijzonder. Provincies spelen
hierbij een belangrijke rol. Regionale ontwikkelingen wil ik echter niet stil zetten.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Thieme (PvdD) en Braakhuis (GL) 32500 XIII nr. 133
verzoekt de regering, te komen tot een zodanige hervorming van de veehouderij,
dat er een einde komt aan de bioindustrie
Dit kabinet zet in op een versterking van de concurrentiekracht en marktoriëntatie
van de veehouderij en de gehele agrarische sector, alsmede een verdere
verduurzaming met onder andere oog voor dierenwelzijn en milieu. Een einde aan
de bio!industrie gaat veel te ver en past niet in het kabinetsbeleid.
Ik ontraad daarom de motie.
Motie Ouwehand 32500 XIII nr. 134
spreekt uit dat opslag van aardgas ook alleen kan plaatsvinden met inachtneming
van strenge veiligheidsnormen en lokaal draagvlak
Veiligheid is voor gasopslag en CO2!opslag een essentiële voorwaarde. Er wordt in
deze motie echter een verband gelegd dat er niet is. Opslag van aardgas is niet
het zelfde als opslag van CO2. CO2!opslag is - ondanks dat het een bewezen
veilige technologie is ! voor bewoners in Nederland onbekender en een relatief
nieuwere technologie. Gasopslag vindt al lange tijd plaats in Nederland. Daarnaast
geldt dat draagvlak één van de wezenlijke elementen is die worden meegewogen
bij CO2!opslag, maar niet de enige.
Zowel CO2!opslag als gasopslag vinden alleen plaats onder strenge condities en,
net als bij CO2!opslag, wordt ook bij gasopslag gestreefd naar draagvlak. Zo
worden voor de gasoplag Bergermeer de voorwaarden van opslag vastgelegd in
de (ontwerp)besluiten die onlangs zijn genomen. Over de inhoud van de besluiten
heeft, onder meer met het oog op het verkrijgen van zoveel mogelijk draagvlak en
zorgvuldige, effectieve besluitvorming, intensief overleg plaatsgevonden met alle
betrokken gemeenten (inclusief Bergen) en de provincie Noord!Holland. Alkmaar,
Heiloo, Schermer en de provincie Noord!Holland hebben op basis daarvan de
ontwerpbesluiten waarvoor ze primair verantwoordelijk zijn afgegeven. Alleen
Bergen heeft een aantal malen expliciet aangegeven niet mee te zullen werken,
waarop mijn voorgangster, samen met de voormalige minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, heeft besloten zelf de
ontwerpbesluiten te nemen. Dit betreft besluiten die zorgvuldig zijn genomen en
waarin rekenschap is gegeven van de zorg van de gemeente Bergen. Gasopslag is
Pagina 26 van 31
Bureau Bestuursraad
Ons kenmerk
167844
een project van nationaal belang dat onder de rijkscoördinatieregeling valt. Deze
rijkscoördinatieregeling is bedoeld om de realisatie van projecten van nationaal
belang mogelijk te maken, ook als bepaalde partijen hier geen voorstander van
zijn.
Ik ontraad daarom deze motie.
Motie Ouwehand (PvdD) en Van Gerven (SP) 32500 XIII nr. 135
verzoekt de regering, zich in te spannen om het patenteren van (eigenschappen
van) levende organismen onmogelijk te maken
Technologische ontwikkelingen, waaronder uitvindingen die betrekking hebben op
planten, kunnen bijdragen aan oplossingen voor wereldopgaven van
voedselzekerheid en klimaat. Dit kabinet heeft hierbij een genuanceerde
benadering en streeft naar een balans tussen het stimuleren van nieuwe
technologische ontwikkelingen enerzijds en vrije beschikbaarheid van genetisch
materiaal voor veredelingsdoeleinden anderzijds. Het kabinet is daarom tegen een
volledig verbod op patent voor eigenschappen van levende organismen.
Bij de lopende discussie over de problematiek rond kwekersrecht en octrooirecht
wordt een oplossing voor het herstel van de balans tussen genoemde rechten
eerder gezocht in een wijziging van de beschermingsomvang, dus de reikwijdte
van het verkregen octrooirecht, en niet zo zeer in de octrooieerbaarheid van
biotechnologische uitvindingen.
Het kabinet komt hierop nog terug in de al aangekondigde juridische analyse van
de (on)mogelijkheden van een beperkte en uitgebreide kwekersvrijstelling in het
octrooirecht.
Ik ontraad de motie.
Motie Ouwehand (PvdD) 32500 XIII nr. 136
spreekt uit dat innovatiesubsidies op het terrein van de levensmiddelentechnologie
niet gebruikt mogen worden voor onderzoek met proefdieren
Bij al het onderzoek dat plaatsvindt binnen de door EL&I!middelen gefinancierde
projecten wordt gehandeld in overeenstemming met de wet! en regelgeving op dit
gebied. Zo wordt uitgegaan van de Gezondheids! en Welzijnswet voor Dieren en
de Wet op de Dierproeven. Daarnaast volgen we in Nederland het voorbeeld dat
reeds langere tijd binnen de Europese Commissie wordt gehanteerd: in de
voorwaarden verbonden aan de besteding zal worden verwezen naar de 3 V's:
Vervanging, Vermindering en Verfijning. Wanneer een alternatieve methode
voorhanden is, zal deze methode moeten worden gevolgd in plaats van een
dierproef.