Hoge Raad vernietigt veroordeling medeverdachte moordzaak Amersfoort
Den Haag, 23 november 2010 - Op 25 maart 2006 heeft in Amersfoort een
schietpartij met dodelijke afloop plaatsgevonden.
Een 16-jarige jongen wordt dodelijk getroffen door een kogel afkomstig
uit het pistool van Sidney B., de toenmalige vriend van verdachte.
Procedure bij Rechtbank en Hof
De rechtbank te Utrecht heeft op 23 oktober 2007 de verdachte
vrijgesproken van betrokkenheid bij de moord. Zij is wel veroordeeld
voor het bezit van het pistool waarmee het slachtoffer is
doodgeschoten. De rechtbank heeft namelijk bewezen geacht dat verdachte
dat pistool (en de daarbij behorende munitie) in de periode
voorafgaande aan de schietpartij tezamen en in vereniging met Sidney B.
voorhanden heeft gehad. De verdachte is voor dat feit en voor een
aantal andere feiten (drie bedreigingen, een mishandeling en een
diefstal met geweld) door de rechtbank veroordeeld tot een
gevangenisstraf van acht maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
Dat beroep was enkel gericht tegen de beslissingen van de rechtbank met
betrekking tot de moord en het bezit van het pistool en de munitie.
Het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende in Arnhem, heeft op 21
november 2008 verdachte ook in hoger beroep vrijgesproken van
betrokkenheid bij de moord en haar voor het bezit van het pistool met
de munitie veroordeeld. Daarvoor kreeg zij een voorwaardelijke
gevangenisstraf van één maand. De overige feiten waren in hoger
beroep niet meer aan de orde, omdat de veroordeling door de rechtbank
wat die feiten betreft onherroepelijk was geworden. Het hof heeft
alleen nog bepaald dat voor die feiten een gevangenisstraf van zeven
maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, geldt.
Procedure bij de Hoge Raad
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in
cassatie ingesteld.
Namens de verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, één
middel van cassatie voorgesteld. Het middel houdt in dat uit de door
het hof gebruikte bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte het
voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie heeft medegepleegd.
Op 14 september 2010 heeft advocaat-generaal Vellinga in zijn advies
aan de Hoge Raad geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden
arrest, maar alleen wat betreft de beslissingen over het medeplegen van
het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie en de
strafoplegging.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat uit de bewijsvoering van het hof niet blijkt
dat is voldaan aan de vereisten die gelden voor medeplegen. Uit de
omstandigheid dat verdachte toen zij met Sidney B. in de auto zat, het
vuurwapen korte tijd heeft vastgehouden toen Sidney B. haar dat wapen
en de munitie heeft laten zien, kan niet zonder meer volgen dat de
verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging
met Sidney B. voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie. De
Hoge Raad heeft daarom de beslissingen van het hof ten aanzien van het
bezit van het vuurwapen en de munitie (en ook de voor dat feit
opgelegde straf) vernietigd.
Gevolgen van deze uitspraak
Het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende in Arnhem, zal de zaak
wat betreft het bezit van het vuurwapen en de munitie opnieuw moeten
behandelen. De vrijspraak van de betrokkenheid bij de moord blijft in
stand, evenals de veroordeling voor de overige feiten tot een
gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden
voorwaardelijk.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 23
november 2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige
uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Op dinsdag 23 november is persraadsheer mr. B.C. de Savornin Lohman van
12.00 tot 13.00 uur via onderstaand telefoonnummer bereikbaar voor het
geven van toelichting.
Den Haag, 23 november 2010
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
Tel. 070-3611262
LJ Nummer
BN7725
Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 23 november 2010 Naar boven
Gerechtelijke organisatie