Rijksoverheid
1
a
Datum 22 november 2010
Ouderbijdrage voorschoolse educatie op de peuterspeelzaal
Met ingang van 1 augustus 2010 is de Wet tot wijziging van de Wet
kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs
en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het
onderwijsachterstandenbeleid (Wet OKE) van kracht.
In het Besluit van 7 juli 2010 (Stb. 2010, 297), waarbij de inwerkingtreding van
de Wet OKE is geregeld, is vastgelegd dat artikel 166, tweede lid, van de Wet op
het primair onderwijs (WPO), in werking treedt met ingang van 1 januari 2011.
Dit artikellid luidt als volgt: "Indien een kind deelneemt aan voorschoolse educatie
stellen burgemeester en wethouders de bijdrage voor die ouders voor
peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen, vast op een niveau dat overeenkomt met of
lager is dan de eigen bijdrage die ouders betalen voor de opvang van kinderen in
de zin van hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen op het moment dat een maximale kinderopvangtoeslag op grond
van een algemene maatregel van bestuur in kosten kinderopvang wordt
ontvangen."
Bij dezen kondig ik u aan dat ik voornemens ben dit artikellid niet in werking te
laten treden per 1 januari 2011 en het genoemde Besluit hiertoe te doen wijzigen.
Het regelen van een lage ouderbijdrage heeft tot doel de financiële drempel voor
deelname aan voorschoolse educatie weg te nemen. De bijbehorende financiering
loopt via de specifieke uitkering en is gebaseerd op het aantal doelgroepkinderen.
Een deel van de specifieke uitkering moet door gemeenten ingezet worden voor
het laag houden van de ouderbijdrage.
Bij het opstellen van de Wet OKE heeft de VNG een verzoek ingediend om de
ouderbijdrage voor alle ouders van kinderen die voorschoolse educatie volgen op
de peuterspeelzaal even laag te stellen. Tot 1 januari 2011 is dit alleen het geval
voor ouders van doelgroepkinderen. De VNG motiveerde dit verzoek met de
stelling dat door de ouderbijdrage voor alle ouders even laag te houden,
segregatie werd voorkomen en de rechtsongelijkheid voor ouders die was
ontstaan door het verschil in ouderbijdrage weg werd genomen.
Het kabinet heeft destijds geen extra budget beschikbaar gesteld voor de
verruiming van de ouderbijdrageneis naar alle kinderen die voorschoolse educatie
volgen op de peuterspeelzaal; de VNG heeft daarmee ingestemd.
Het verplicht laag stellen van de ouderbijdrage voor alle ouders van kinderen die
voorschoolse educatie volgen heeft een aantal nadelen.
Gemeenten hebben een wettelijke zorgplicht om te zorgen voor voldoende
voorzieningen voor voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen (artikel 166,
eerste lid, WPO). Zij mogen zelf de reikwijdte van de definitie 'doelgroepkinderen'
bepalen. Daarbij is het minimum aantal kinderen dat gemeenten moeten bereiken
wel gerelateerd aan de gewichtenregeling. Veel gemeenten gebruiken echter een
ruimere definitie van doelgroepkinderen, waardoor er soms 30% meer kinderen in
de doelgroep zitten dan minimaal verplicht is. Indien de ouderbijdrage voor alle
ouders van kinderen die deelnemen aan voorschoolse educatie laag wordt
gesteld, kost dit voor de gemeenten behoorlijk wat extra geld. Gemeenten zouden
er dan voor kunnen kiezen hun peuterspeelzalen voornamelijk te reserveren voor
doelgroepkinderen, waarbij zij de definitie 'doelgroepkinderen' minimaal kunnen
hanteren. Op deze manier worden concentraties van achterstandsleerlingen
(doelgroepkinderen) gecreëerd, terwijl uit wetenschappelijk onderzoek1 blijkt dat
gemengde groepen (combinatie doelgroep met nietDdoelgroepkinderen) beter zijn
voor de taalontwikkeling van kinderen.
Een ander argument is bovendien, dat door het regelen van de ouderbijdrage
voor nietDdoelgroepkinderen, de rijksoverheid zich bemoeit met zaken waar zij
zich niet mee hoeft te bemoeien. Tot slot heeft het kabinet nadrukkelijk gewezen
op de financiële verantwoordelijkheid van ouders bij de taalontwikkeling van hun
kind.
Gelet op het bovenstaande, zal ik een wetsvoorstel voorbereiden om de
ouderbijdrage alleen voor doelgroepkinderen te regelen, conform de huidige
situatie. Ik ben voornemens bestuurlijke afspraken met de VNG te maken over
het laag houden van de ouderbijdrage tot die tijd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van BijsterveldtDVliegenthart
1 Schechter, C. & B. Bye (2007). Preliminary evidence for the impact of mixedincome
preschools on lowincome children's language growth. Early CHildhood Research Quarterly,
vol. 22, p. 137D146.
Mayo, A.Y. & P.M. Leseman (2007). Off to a good start? Vocabulary Development and
Differences in Characteristics of Early Family and Classroom Experiences of Children from
NativeDutch Speaking and Ethnic Minority Families in the Netherlands. Utrecht: Langeveld
Institute.
Ledoux, G., I. van der Veen & A. Veen (2005). Incidentele doelgroepleerlingen in
Zoetermeer: de tussengroepen. Analyse en advies voor VVEbeleid. Amsterdam: SCOD
Kohnstamm Instituut.