Religie en feminisme in de negentiende eeuw: het unitarisme als
inspiratiebron
Datum: 16 november 2010
Oratie: mw. prof.dr. M.P.A. de Baar, 16.15 uur, Academiegebouw,
Broerstraat 5, Groningen
Titel: Religie en feminisme in de negentiende eeuw: het unitarisme als
inspiratiebron
Leeropdracht: De geschiedenis en beginselen van het unitarisme
Faculteit: Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap
Mirjam de Baar gaat in haar oratie in op het unitarisme als
inspiratiebron voor de vrouwenbeweging. Met haar rede aanvaardt De Baar
het ambt van bijzonder hoogleraar vanwege de Zwinglibond, in de
geschiedenis en de beginselen van het unitarisme aan de Faculteit
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit
Groningen.
Het unitarisme ontstond als christelijk-humanistische stroming eind
16e, begin 17e eeuw in Transsylvanië en Polen. Het dankt zijn naam aan
de afwijzing van het leerstuk van de Drieëenheid en de benadrukking van
de eenheid (unitas) Gods. Al rond 1980 betoogden Amerikaanse
feministische historicae dat ook religieuze stromingen als het
evangelicalisme en het unitarisme een belangrijke drijfveer vormden
voor de opkomst van de vrouwenbeweging in de negentiende eeuw. Recent
onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt hoe in Engeland het uit de
Verlichting voortgevloeide (radicale) unitarisme met zijn nadruk op de
rede en zijn gelijkheidsdenken, als voedingsbodem heeft kunnen fungeren
voor het vroege feminisme. Veel bekende Engelse voorvechtsters voor
gelijke rechten van vrouwen hadden een unitarische opvoeding genoten of
waren via geestverwanten met het unitarisme in aanraking gekomen (o.a.
Florence Nightingale). Het was ook in unitarische geloofsgemeenschappen
dat al rond 1900 vrouwen als prediker voorgingen.
Nederland liep als het om vrouwelijke predikers ging, duidelijk achter
bij Amerika en Engeland. In de discussies over de geschiktheid van
meisjes voor de theologiestudie die hier rond 1900 gevoerd werden,
fungeerden de Amerikaanse en Engelse unitarische gemeenten als
lichtende voorbeelden. Het zou in Nederland nooit tot een
georganiseerde unitarische kerk komen, maar sommige
vrijzinnig-protestantse predikanten voelden zich wel aangetrokken tot
het theologische gedachtegoed van de unitariërs. Het duidelijkst is dat
te zien bij de gebroeders Hugenholtz, die in 1877 de (ondogmatische)
Vrije Gemeente in Amsterdam stichtten. Hier ook ging in 1897 voor het
eerst in Nederland een vrouw voor: de godsdienstonderwijzeres Jacoba
Mossel (1859-1935). Ondanks haar activiteiten op tal van
maatschappelijke terreinen, waaronder de strijd voor het
vrouwenkiesrecht, zonk Mossel na haar dood weg in de vergetelheid. Dat
lijkt symptomatisch te zijn voor de wijze waarop in de Nederlandse
geschiedschrijving van de negentiende-eeuwse vrouwenbeweging religie
gepercipieerd is, alsof feminisme en christendom elkaar eenvoudigweg
uitsloten.
Sinds kort is in het Nederlandse historische onderzoek naar de
negentiende eeuw meer aandacht gekomen voor religie als maatschappelijk
en historisch fenomeen. Hierdoor dienen zich nieuwe onderzoeksvragen
aan; in het bijzonder als het gaat om de verhouding tussen godsdienst,
wetenschap en politiek in de negentiende eeuw of om de verschuivende
betekenissen van de religieuze factor in het persoonlijke en in het
maatschappelijke leven. Hoezeer was bijvoorbeeld het handelen in
maatschappelijke kwesties van vrijzinnige protestanten als Mossel niet
juist ook religieus geïnspireerd?
Laatst gewijzigd: 09 november 2010 11:15
Rijksuniversiteit Groningen