Kamerbrief inzake raketverdediging
Kamerbrief | 10 november 2010
Geachte Voorzitter,
Met de notitie over raketverdediging van 25 maart 2008 (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2008-2009, 28676, nr.52) bent u, in de aanloop naar de
NAVO-top van Boekarest, ingelicht over de visie van de Nederlandse
regering op raketverdediging.
Met deze brief wordt gevolg gegeven aan de toezegging van de regering
om u een actualisering van deze notitie over raketverdediging te doen
toekomen, mede in het licht van de mogelijke besluitvorming over
raketverdediging tijdens de NAVO-top van Lissabon in november van dit
jaar. (Over de andere onderwerpen op de NAVO-top gaat u, zoals
gebruikelijk, eveneens een brief toe). Tegen de achtergrond van de
maatregelen in het Regeerakkoord geldt voor alle defensiecapaciteiten,
dus ook de in deze brief genoemde, dat daarover in het voorjaar van
2011 nog nadere besluitvorming volgt.
Dreigingsontwikkelingen
In de notitie van 2008 bent u op de hoogte gebracht van de potentiële
dreiging die uitgaat van de ontwikkeling en verspreiding van
ballistische raketten onder een aantal risicolanden. Hierna is de
verspreiding van ballistische raketten wereldwijd niet substantieel
toe- of afgenomen. Daar staat tegenover dat de ontwikkelingen in
risicolanden zoals Noord-Korea, Syrië en Iran onverminderd doorgaan.
Tijdens de NAVO-top van Boekarest (2008) hebben de
NAVO-regeringsleiders bevestigd dat zij een groeiende dreiging van
ballistische raketten tegen NAVO-troepen, het NAVO-grondgebied en de
bevolking van de lidstaten onderkennen. Tijdens de NAVO-top van
Straatsburg/Kehl (2009) is deze groeiende dreiging opnieuw bevestigd.
De opbouw van ballistische raketcapaciteit in Iran en Noord-Korea wordt
in Nederland ook door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en
de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst onderkend. In het
Eindrapport van het Interdepartementale Project Verkenningen, wordt de
verspreiding van technologieën voor ontwikkeling en fabricage van
kernwapens en van raketten met een groot bereik aangemerkt als een
veiligheidsrisico dat leidt tot een groeiende kwetsbaarheid van
Nederland.
Hoewel de potentiële raketdreiging uit risicolanden zoals Noord-Korea
en Syrië niet mag worden veronachtzaamd, is vanwege de geografische
ligging en de voortgang in de technologische ontwikkelingsprogramma's,
de dreiging die uitgaat van Iran voor West-Europa de meest relevante.
Iran heeft in september 2009 in de oefening Great Prophet IV diverse
korte en middenlange afstandsraketten getest. Niet alleen is de dracht
van de raketten toegenomen, Iran is ook de nauwkeurigheid van zijn
raketten aan het verbeteren. De techniek die Iran ontwikkelt in zijn
ruimtevaartprogramma kan ook militair worden toegepast in de
ontwikkeling van lange afstandsraketten.
Naast ontwikkelingsprogramma's voor ballistische raketten werkt Iran
aan een naar eigen zeggen civiel nucleair programma. Het Internationaal
Atoom Energie Agentschap (IAEA) is op basis van zijn inspecties niet in
staat om vast te stellen dat het nucleaire programma van Iran alleen
vreedzame doelen heeft. Iran leeft zijn internationale verplichtingen
met betrekking tot zijn nucleaire programma's niet na. Daarnaast geeft
Iran geen gehoor aan de resoluties van de Veiligheidsraad van de
Verenigde Naties die gebieden dat Iran zijn aan verrijking gerelateerde
activiteiten en de bouw van de zwaarwaterreactor in Arak opschort. Dit
leidt ertoe dat er nog steeds vragen zijn over de aard van het Iraanse
nucleaire programma.
Een raketdreiging tegengaan
Om raketdreiging tegen te gaan, beschikken westerse landen over een
aantal complementaire middelen. Deze zijn zowel diplomatiek als
militair van aard. Non-proliferatie, het tegengaan en het terugdringen
van de verspreiding van rakettechnologie en nucleaire
ontwikkelingsprogramma's door middel van diplomatieke, economische en
juridische maatregelen, is de eerste stap. Het sluiten van verdragen,
het toezien op de naleving van ontwapeningsafspraken en het afkondigen
van embargo's maken hiervan deel uit. Op het militaire vlak vullen
nucleaire en conventionele afschrikking, defensieve instrumenten
(raketverdediging) en, in het uiterste geval, offensieve operaties
elkaar aan.
Omdat er een raketdreiging is, zijn defensieve maatregelen
noodzakelijk. In aanvulling op non-proliferatie en afschrikking is
raketverdediging van belang als complementaire veiligheidsring. De
bescherming die raketverdediging biedt, geeft regeringen, anders dan
wanneer slechts over (offensieve) vergeldingscapaciteit wordt beschikt,
meer mogelijkheden snelle escalatie van een conflict te voorkomen,
omdat tijd kan worden gewonnen om een diplomatieke oplossing te zoeken.
NAVO-ontwikkelingen
De NAVO werkt al sinds 1997, toen het eerste Military Operational
Requirement voor raketverdedigingscapaciteit het licht zag, aan de
ontwikkeling van raketverdedigingscapaciteit. De NAVO maakt daarbij een
onderscheid tussen Theatre Missile Defence (Nederland spreekt hier over
expeditionaire raketverdediging) en Missile Defence (in Nederlandse
termen: territoriale raketverdediging). Expeditionaire raketverdediging
is primair de bescherming van ontplooide troepen tegen de dreiging van
korte en middellange afstandsraketten. Territoriale raketverdediging is
de bescherming van het NAVO-grondgebied tegen de dreiging van korte tot
en met lange afstandsraketten.
De NAVO en Expeditionaire Raketverdediging
Met de ontwikkeling van expeditionaire raketverdedigingscapaciteit is
de NAVO volop aan de slag. Voor het Theatre Missile Defence systeem
leveren de NAVO-lidstaten de sensoren en de wapensystemen (via het NATO
Defence Planning Process ). De NAVO draagt zorg voor het
commandovoeringssysteem en de bijbehorende integratie van het geheel.
Het commandovoeringssysteem wordt momenteel in het zogenoemde Active
Layered Theatre Ballistic Missile Defence(ALTBMD)-programme ontwikkeld.
Het ALTBMD-systeem moet in staat zijn ontplooiing van
raketverdedigingssystemen te plannen en tijdens de taakuitvoering aan
te sturen.
Expeditionaire raketverdediging vindt in een gelaagd systeem plaats met
een zogeheten lower layer en upper layer. Het
ALTBMD-commandovoeringssysteem bestaat daarom uit twee delen. Het
eerste deel (capability 1) bestuurt de lower layer-systemen (waaronder
Patriot). Dit deel van het commandovoeringssysteem wordt momenteel door
de NAVO ontwikkeld en nadert het stadium van initiële operationele
gereedstelling. De lower layer systemen hebben een relatief klein
bereik en vormen de binnenring van de verdediging. Het tweede deel
(capability 2) bestuurt de upper layer-systemen (waaronder de
Amerikaanse Terminal High Altitude Area Defense System (THAAD) ^^1 en
de Standard Missile 3 (SM3) ^^2 ). Deze systemen hebben een groter
bereik en vormen de buitenring. In de NAVO is afgesproken dat het
tweede deel van het commandovoeringssysteem pas wordt ontwikkeld als de
upper layer systemen daadwerkelijk beschikbaar komen. Sinds 2009 zijn
THAAD en SM-3 in de Verenigde Staten operationeel inzetbaar. Als gevolg
daarvan zijn in 2009 zijn voor het eerst upper layer systemen via het
Defence Planning Process aan de NAVO aangeboden. De NAVO kan binnen
afzienbare tijd een besluit nemen over de toewijzing van de fondsen die
voor capability 2 benodigd zijn. Met capability 2 van de expeditionaire
raketverdediging is, volgens NAVO opgave ^^3 , een bedrag van ongeveer
400 miljoen euro gemoeid.
In de NAVO beschikken de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland over
expeditionaire raketverdedigingssystemen. Landen als Denemarken,
Frankrijk, Italië, Spanje en Turkije overwegen de aankoop van dit soort
systemen of hebben zelf ontwikkelingsprogramma's voor raketverdediging.
De Nederlandse bijdrage aan expeditionaire raketverdediging wordt tot
op heden gevormd door Patriot PAC-3 eenheden. Dankzij de PAC
3-modificatie uitgevoerd in 2008 blijven de Nederlandse Patriots nog
vele jaren inzetbaar.
Hoewel diverse landen binnen de NAVO beschikken over expeditionaire
raketverdedigingssystemen, bevinden deze systemen zich in een zogeheten
critical shortfall category. Hiermee wordt aangeduid dat er binnen de
NAVO nog onvoldoende van dit soort systemen beschikbaar zijn. Onder
meer is er behoefte aan sensoren met een groot bereik. Hiervoor kan ook
voor de Nederlandse fregatten dankzij hun mobiliteit een rol zijn
weggelegd. De radar van de vier Nederlandse Luchtverdediging en
Commando (LC-) fregatten is geschikt te maken voor de
raketverdedigingstaak. Besluitvorming ter zake moet nog plaats vinden.
Na modificatie zou Nederland naast Patriot ook door de
langeafstandsradarcapaciteit aan boord van de LC-fregatten een bijdrage
aan expeditionaire raketverdediging kunnen leveren.
De NAVO en Territoriale Raketverdediging
Sinds 2005 verricht de NAVO studie naar de noodzaak en consequenties
van de eventuele invoering van een territoriaal
raketverdedigingssysteem. De afgelopen jaren zijn op NAVO-toppen
diverse studies aan de regeringsleiders aangeboden. Nederland heeft
actief deelgenomen aan de totstandkoming van deze studies. De
dreigingsontwikkeling heeft ertoe geleid dat tijdens de NAVO-top van
Boekarest in 2008 is vastgesteld dat, naast non-proliferatie en
afschrikking, territoriale raketverdediging een deel van het antwoord
vormt op de zich ontwikkelende raketdreiging. De regeringsleiders gaven
daarom de opdracht om concrete opties te onderzoeken die bescherming
van het gehele NAVO-grondgebied kunnen bewerkstelligen. Hierbij
hanteert de NAVO de principes van ondeelbaarheid van veiligheid en
solidariteit binnen de alliantie.
De dreigingsanalyse van de NAVO-top in Boekarest is in 2009 tijdens de
NAVO-top in Straatsburg/Kehl bevestigd. Hierbij zijn ook de technische
opties voor een NAVO-raketverdedigingssysteem besproken. De conclusie
was dat additioneel onderzoek noodzakelijk was voordat een besluit over
een NAVO-raketverdedigingssysteem zou kunnen worden genomen. Daarom is
in Straatsburg/Kehl besloten aanvullend onderzoek uit te voeren voor de
NAVO-top van 19 t/m 21 november 2010 in Lissabon. Dit onderzoek en de
aanbevelingen en overwegingen daaruit moeten in Lissabon besluitvorming
mogelijk maken over de wijze waarop de NAVO kan voorzien in
territoriale raketverdediging.
De Amerikaanse Raketverdedigingsinitiatieven
De Verenigde Staten bouwen op eigen grondgebied een
raketverdedigingssysteem tegen de dreiging uit landen als Noord-Korea
en Iran. Dit systeem is inmiddels (beperkt) operationeel. In 2008, nog
voor de NAVO-top in Boekarest, heeft de Amerikaanse regering besloten
het Amerikaanse territoriale raketverdedigingssysteem uit te breiden
met een in Europa geplaatste capaciteit. Het betrof een radar in
Tsjechië en tien onderscheppingsraketten in Polen. Behalve dat hiermee
een vroegtijdige onderscheppingscapaciteit voor raketten onderweg van
Iran naar de Verenigde Staten werd nagestreefd, kan dit systeem ook
delen van Europa beschermen. Kort voor de top van Boekarest werd door
de Amerikaanse regering kenbaar gemaakt dat zij bereid was de in
ontwikkeling zijnde `Europese' delen van het Amerikaanse
raketverdedigingssysteem aan te bieden aan de NAVO als onderdeel van
een eventuele toekomstige territoriale
NAVO-raketverdedigingscapaciteit. De Amerikaanse
raketverdedigingscapaciteit die destijds werd voorgesteld was niet
onomstreden. Rusland gaf aan hierin een bedreiging van het strategische
evenwicht te zien. Daarnaast werden, door critici in zowel Europa als
de Verenigde Staten, vraagtekens geplaatst bij de technische
haalbaarheid en effectiviteit van het ambitieuze plan.
Twee jaar later, kort na de NAVO-top in Straatsburg/Kehl, heeft de
nieuwe Amerikaanse regering de plannen voor de plaatsing van
Amerikaanse raketverdedigingssystemen in Europa gewijzigd. Op 17
september 2009 presenteerde president Obama de zogeheten Phased
Adaptive Approach for Missile Defense in Europe (PAA). Deze
beleidswijziging baseerde de VS op een bijgestelde dreigingsanalyse,
die stelt dat de ontwikkeling van korte en middellange afstandsraketten
in Iran sneller gaat dan eerder voorzien. De ontwikkeling van raketten
voor de lange afstand vordert daarentegen minder snel. Dit betekent dat
de dreiging ten opzichte van het Amerikaanse vasteland zich later
manifesteert, terwijl de dreiging voor Europese bondgenoten volgens de
VS juist sneller toeneemt. De gefaseerde aanpak in de PAA beoogt een
geleidelijke invoering van een territoriaal raketverdedigingssysteem in
de periode van 2011 tot 2020. De geleidelijkheid is gekoppeld aan de
ontwikkeling van de dreiging en is flexibel genoeg om zich aan
veranderingen in de dreigingsontwikkeling aan te passen. De PAA maakt
gebruik van bestaande technologieën en systemen. In vergelijking met de
plannen van de regering-Bush uit 2008 zijn de risico's van de PAA
minder groot en zijn de investeringskosten lager. Rusland is nog steeds
sceptisch, maar tot nu toe terughoudend in zijn reacties. De meeste
NAVO-landen, waaronder Nederland, hechten grote waarde aan maximale
openheid tegenover Rusland en zo mogelijk daadwerkelijke samenwerking
met Rusland op het gebied van territoriale raketverdediging. Nederland
zal deze openheid en de noodzaak om met Rusland samen te werken in de
NAVO blijven benadrukken.
De NAVO en Amerikaanse Raketverdedigingsinitiatieven
De Amerikaanse regering heeft verklaard dat de sensoren en
wapensystemen van de PAA een bijdrage kunnen vormen aan een
territoriale NAVO-raketverdedigingscapaciteit. Indien de NAVO in
Lissabon het besluit neemt dat zij, in aanvulling op de expeditionaire
capaciteit, een territoriale raketverdedigingscapaciteit gaat
ontwikkelen, kan vervolgens worden bezien hoe de Amerikaanse plannen
daar precies deel van uit gaan maken. Vooruitlopend daarop wordt al
onderzoek gedaan naar de technische, operationele en politieke
consequenties van een NAVO-raketverdedigingscapaciteit en een koppeling
met de PAA-plannen.
Als de NAVO, net zoals bij expeditionaire raketverdediging, besluit dat
de NAVO-landen de sensoren en wapensystemen leveren en de NAVO voorziet
in het commandovoeringssysteem voor de territoriale
raketverdedigingscapaciteit, kan nuttig gebruik worden gemaakt van het
Amerikaanse aanbod van sensoren en wapensystemen. Dit betekent dat de
NAVO niet zelf een compleet raketverdedigingssysteem hoeft te
ontwikkelen en te bouwen, maar zich net als bij de expeditionaire
raketverdediging kan beperken tot een overkoepelend
commandovoeringssysteem.
Door het commandovoeringssysteem voor territoriale raketverdediging te
baseren op het ALTBMD-commandovoeringssysteem worden de additionele
kosten voor een commandovoeringssysteem voor territoriale
raketverdediging beperkt tot een bedrag onder de EUR200 miljoen (in de
meest recente technische studie wordt nu gesproken van tussen EUR83 en
EUR147 miljoen). Deze kosten zijn nodig om het commandovoeringssysteem
voor expeditionaire raketverdediging uit te breiden tot een
commandovoeringssysteem voor territoriale raketverdediging.
Uitgangspunt voor de uitbreiding is dat het hiervoor beschreven upper
layer-deel (capability 2) van het ALTBMD-systeem in gebruik moet zijn
genomen. Het commandovoeringssysteem komt in aanmerking voor
gezamenlijke NAVO-financiering. Dit dossier zal daarbij uiteraard met
andere moeten concurreren, aangezien aan de financieringsruimte van de
NAVO duidelijke grenzen zijn gesteld. Nederland dringt daarom aan op
verdere precisering van de kosten en de financieringsopties hiervoor.
De Amerikaanse systemen van de PAA dekken nagenoeg het hele Europese
NAVO-gebied af. Indien nodig kan mede gebruik worden gemaakt van de
binnen de NAVO beschikbare expeditionaire raketverdedigingssystemen die
extra kosten beperkt houden. Mochten in de toekomst nog aanvullende
systemen noodzakelijk zijn dan zouden deze door middel van NAVO in
common funding, nationaal door een bijdrage van een enkel land of
multinationaal door een aantal NAVO-partners gefinancierd kunnen
worden. Nederland dringt er ook hier op aan dat de kosten en
financieringsopties voor deze aanvullende systemen zoveel mogelijk
inzichtelijk moeten worden gemaakt, voordat definitieve
materieelverwervingskeuzes worden gemaakt.
De Nederlandse Positie
Door gebruik te maken van het Amerikaanse PAA-aanbod en dit systeem,
samen met sensoren en wapensystemen van andere landen, te combineren
met een nog te ontwikkelen NAVO-commandovoeringssysteem zou een
raketverdedigingscapaciteit ontstaan die antwoord biedt op de
toenemende dreiging van ballistische raketten gericht tegen het
NAVO-grondgebied. De regering is van mening dat het voorkomen van
agressie en inbreuken op vreedzame internationale verhoudingen,
waaronder de toenemende dreiging van ballistische raketten, de komende
tien jaar niet alleen dient te berusten op diplomatie en afschrikking
gebaseerd op een combinatie van conventionele en nucleaire middelen.
Ook is een belangrijke rol weggelegd voor defensieve middelen als
raketverdediging.
De regering heeft zich in 2008 op het standpunt gesteld dat
raketverdediging relevant (effectief en proportioneel ten opzichte van
de dreiging), haalbaar en betaalbaar moet zijn. Gezien de zich
ontwikkelende dreiging in het bijzonder Iran neemt de relevantie van
raketverdediging alleen maar toe. Door Amerikaanse systemen te
combineren met reeds bestaande systemen van NAVO-bondgenoten kan een
NAVO-raketverdedigingscapaciteit ontstaan die in technisch en
operationeel opzicht haalbaar is, tegen redelijke, hoewel niet te
verwaarlozen, kosten. Ook Nederland valt onder de bescherming die dat
systeem levert. De Nederlandse beleidslijn blijft dat raketverdediging
een wezenlijke bijdrage levert aan de veiligheid van NAVO-landen, mits
de verschillende programma's en systemen goed op elkaar worden
afgestemd. De ondeelbaarheid van veiligheid van het Bondgenootschap
moet daarbij voorop blijven staan.
De Nederlandse positie is gebaseerd op de grote kennis en expertise die
in 20 jaar is opgebouwd op het gebied van raketverdediging, binnen de
overheid en krijgsmacht, bij TNO en bij de Nederlandse industrie.
Daarnaast heeft Nederland zich altijd actief opgesteld in
raketverdedigingsoefeningen (Nederland is de initiatiefnemer van de
tweejaarlijks terugkerende Europese oefening op dit gebied: `Joint
Project Optic Windmill').
Het debat over raketverdediging in de NAVO loopt al enige tijd en heeft
met de herziene raketverdedigingsplannen van de Verenigde Staten een
nieuwe dynamiek gekregen. Nederland heeft het besluit van de
Amerikaanse regering vanaf het begin verwelkomd. Een positief effect
ervan is dat de Verenigde Staten de NAVO en de Europese bondgenoten
nadrukkelijk wil betrekken bij het zoeken naar een antwoord op de
dreigingen waaraan het Bondgenootschap wordt blootgesteld. In de
benadering die Nederland tot nu toe altijd heeft uitgedragen past dit
ook: voortbouwen op reeds bestaande middelen en structuren om zo op
kostenefficiënte wijze een adequate raketverdedigingscapaciteit te
ontwikkelen.
Deze positief-kritische opstelling hanteert Nederland ook als het gaat
om het NAVO-besluitvormingsproces over raketverdediging. Het is daarbij
van belang te beseffen dat de Verenigde Staten de uitvoering van hun
plannen, ongeacht de uitkomst van NAVO-besluitvorming, zullen
doorzetten. Indien de NAVO op afzienbare termijn geen consensus kan
bereiken over raketverdediging, wordt het later lastiger om de
Amerikaanse raketverdedigingsplannen op efficiënte wijze te integreren
in het programma van de NAVO. Hierdoor kunnen op een later tijdstip
interoperabiliteitsproblemen ontstaan, die hogere kosten met zich
meebrengen. Dit wil Nederland trachten te voorkomen en daarom hecht ons
land aan besluitvorming over raketverdediging als toekomstige taak voor
de NAVO, tijdens de NAVO-top in Lissabon in het najaar van 2010. In de
aanloop naar die NAVO-top heeft de Nederlandse regering voortdurend
aandacht gevraagd voor een goede uitwerking van de technische
randvoorwaarden (interoperabiliteit van Europese en Amerikaanse
systemen).
Nederland is van mening dat een positief raketverdedigingsbesluit de
cohesie van het Bondgenootschap versterkt. Artikel 5 van het Noord
Atlantisch Verdrag en de collectieve verdediging van het
NAVO-grondgebied blijven hierbij leidend. Voor Nederland is het
belangrijk dat het debat in de NAVO blijft voortgaan en dat dit ook in
het kader van de herziening van het Strategisch Concept een belangrijke
rol speelt. De regering realiseert zich dat voor de top in Lissabon
geen volledig inzicht in de kostenstructuur van NAVO-raketverdediging
zal bestaan. Wel blijft de regering er op aandringen dat er zo veel
mogelijk duidelijkheid komt over de kosten en financieringsopties van
benodigde aanvullende sensoren, wapensystemen en het
NAVO-commandovoeringssysteem. Indien de NAVO in Lissabon besluit dat
raketverdediging een gezamenlijke taak is, kunnen voor Nederland
slechts vervolgstappen worden gezet als de financiële consequenties
daarvan duidelijk zijn.
Nederland kan met de systemen voor expeditionaire raketverdediging-
Patriot en, indien tot modificatie van de radar zou worden besloten, de
LC-fregatten - een waardevolle bijdrage leveren aan de behoefte aan
wapensystemen voor de territoriale raketverdedigingstaak van de NAVO.
Tijdens de NAVO-bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken in
Tallinn, in april 2010, is door alle bondgenoten geconstateerd dat de
NAVO op het gebied van raketverdediging nauwe samenwerking met Rusland
moet blijven nastreven. De Nederlandse regering steunt deze inzet en
neemt dan ook actief deel aan de werkgroep van de NAVO Rusland Raad
over dit onderwerp.
Raketverdediging zal onderdeel uitmaken van de bredere discussie in de
NAVO over het Strategisch Concept. Het blijft van belang om in het oog
te houden dat de eerste verdedigingslinie tegen de dreiging van
ballistische raketten het tegengaan van proliferatie ervan dient te
zijn in alle daarvoor geëigende fora, waaronder het Missile Technology
Control Regime (MTCR) en de Hague Code of Conduct against Ballistic
Missile Proliferation (HCOC) evenals door efficiënte exportcontroles.
Voorkomen is immers beter dan genezen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. U. Rosenthal
De Minister van Defensie,
Drs. J.S.J. Hillen
1 De tweede THAAD-eenheid is op 16 oktober 2009 geactiveerd. De THAAD
heeft in de gelaagde luchtverdediging een groter hoogte- en
afstandbereik dan Patriot.
2 De SM3 heeft een groter bereik dan THAAD en is van binnen naar buiten
gezien de volgende schil in de gelaagde verdediging. Van de SM-3 is op
dit moment Block 1A operationeel inzetbaar. Deze versie biedt een
adequate verdediging tegen de huidige dreiging en de
dreigingsontwikkelingen van de nabije toekomst. Omdat verwacht wordt
dat op de langere termijn ballistische raketten met een groter bereik
beschikbaar komen, wordt een Block 2 versie van de SM-3 ontwikkeld.
3 Door de Conference of National Armaments Directors, het technische
comité dat zich bezig houdt met raketverdediging in de NAVO.