Rijksoverheid
Datum 3 november 2010
Vragen van het lid Voordewind over salarissen boven de
balkenendenorm bij de publieke omroep
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Voordewind van de
Tweede Kamer der Staten#Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over salarissen boven de balkenendenorm bij de publieke
omroep (ingezonden 24 september 2010, kenmerk 2010Z13545)
1.
Kunt u verklaren waarom na de motie Voordewind1 er nog steeds salarissen bij de
publieke omroepen worden uitgekeerd ver boven de balkenendenorm, zelfs van
450 000 euro per jaar?
Antwoord:
De motie Voordewind/Atsma hangt samen met een uitgebreid overleg in en met
de Tweede Kamer over het al dan niet toestaan van een aantal uitzonderingen op
het door de NPO vastgestelde maximale beloningsplafond van ¤ 181.000. De
uitkomst van dat overleg was dat de Tweede Kamer er mee in kon stemmen dat
er in totaliteit voor 8 presentatoren/programmamakers (5 voor televisie en 3 voor
radio) een uitzondering op grond van het BPPO kon worden toegestaan. Tijdens
het overleg is ook duidelijk door de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap gesteld dat het daarbij alleen om nieuwe overeenkomsten kon
gaan.
De verklaring dat er over de jaren 2009 en 2010 meer uitzonderingen zijn, is
gelegen in het feit dat er sprake is van lopende overeenkomsten die (nog) niet
opengebroken zijn. Het schema in de rapportage van de NPO laat zien dat er voor
de jaren 2011 en 2012 nog vijf lopende overeenkomsten zijn die boven het
beloningsplafond uitkomen. De raad van bestuur van de NPO bevordert dat nog
lopende overeenkomsten zo snel als mogelijk worden aangepast aan de
systematiek van het BPPO.
Ook over de hoogte van de beloning van de uitzonderingen is gesproken. In het
overleg met de Tweede Kamer heeft de toenmalige minister opgemerkt: 'Ik heb
zojuist aangegeven dat ik denk dat het op de hele breedte een dempende werking
moet hebben op de salarissen en dat de publieke omroep er verstandig aan doet
om ook voor die enkele uitzondering die men wellicht maakt - nogmaals: het zijn
er niet meer dan vijf voor alle omroepen bij elkaar - te bezien dat het bedrag niet
hoger is dan redelijk. Ik vind alleen niet wij dat nu weer hier moeten gaan
bepalen, ...' (Handelingen II, 1 juli 2009, TK 102, p. 8120). In zijn brief van 16
september 2009 merkt de toenmalige minister op dat het uiteindelijk aan de raad
van bestuur van de NPO is om (de hoogte van de beloning van) de uitzondering te
bepalen. 'Het feit dat omroepverenigingen het meerdere uit verenigingsgelden
dienen te betalen, betekent dus niet dat ledenverenigingen zelfstandig over (de
hoogte van) de uitzondering kunnen beslissen.' (Kamerstukken II, 2009/10,
31804, nr. 80).
2.
Hoe bent u van plan samen met de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) de
omzeiling van het Beloningskader presentatoren publieke omroep (BPPO) via de
1 Kamerstuk 31804, nr. 78.
Pagina 3 van 3
Onze referentie
241953
management#bv's tegen te gaan? Welke maatregelen wil het NPO hiervoor
nemen?2
Antwoord:
De raad van bestuur van de NPO geeft aan dat men voornemens is ook de
zogenoemde management#BV's onder het BPPO te gaan brengen. Men wil daartoe
een regeling opnemen die vergelijkbaar is met het voorstel zoals dat wordt
opgenomen in het wetsvoorstel Normering topinkomens.
3.
Welke verklaring geeft het NPO voor het niet uit verenigingsmiddelen betalen van
het bedrag dat boven de balkenendenorm uitgaat?
Antwoord:
De NPO geeft drie verklaringen:
# het vereiste geldt alleen voor overeenkomsten gesloten na 1 september 2009;
# in bepaalde gevallen mag, conform het BPPO, een opslag worden gehanteerd;
# de taakomroepen beschikken niet over verenigingsmiddelen.
4.
Vindt u dit een plausibele verklaring? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid,
indien de omroepen conform de motie Voordewind, het meerdere boven de
balkenendenorm niet uit de verenigingsgelden betalen, dit bedrag in mindering te
brengen op de jaarlijkse omroepbijdrage van de overheid aan de desbetreffende
omroep, in het verlengde van de maatregel die onlangs de minister van
Buitenlandse Zaken toepaste bij een hulporganisatie?
Antwoord:
Zoals ik in mijn brief van 21 september jl. aangaf vind ik dit een punt voor
verbetering. De NPO geeft in de verklaring ook aan dat sommige omroepen op
vrijwillige basis de splitsing reeds hebben aangebracht. Ik ben van mening dat in
alle gevallen waar het ledenverenigingen betreft alleen het normbedrag van ¤
181.000 uit omroepmiddelen mag worden betaald. In lijn met de motie dient al
het meerdere uit verenigingsmiddelen te worden opgebracht. Ik zal er bij de raad
van bestuur van de NPO op aandringen dit eenduidig in het BPPO op te nemen en
daarop toezicht te houden. Overigens is het aan de raad van bestuur toe te zien
op de naleving van het beloningskader en daar eventueel (financiële)
consequenties aan te verbinden.
2 Metro 22 september 2010 en rapportage beloningskader Presentatoren Publieke Omroep,
21 september 2010.