Rijksoverheid
1
Datum 1 november 2010
Betreft Faculteit Bouwkunde
Naar aanleiding van uw brief van 30 september 2010 met kenmerk 2010D37796
met het verzoek om mijn reactie op de brief van de Technische Universiteit Delft
over de faculteit Bouwkunde van 28 september 2010, kenmerk CvB#uit#14 bericht
ik u het volgende.
Op 13 mei 2008 is de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft
getroffen door brand als gevolg van kortsluiting. Het gebouw was een ontwerp
van het Rotterdamse architectenbureau Van den Broek en Bakema en werd
gezien als een bijzonder gebouw. Het vorige kabinet heeft met de brief van 26
november 2008, kenmerk HO&S/CBV/83580 een bedrag van 25 miljoen euro aan
de universiteit beschikbaar gesteld. Deze (extra) bijdrage was expliciet bedoeld
om de universiteit in staat te stellen het verloren gegane gebouw te vervangen
door een nieuw faculteitsgebouw voor Bouwkunde, dat evenals het
oorspronkelijke gebouw een architectonisch icoon zou vormen. Het nieuwe
gebouw zou ook in stedenbouwkundig opzicht een bijzondere positie moeten
innemen.
Met de brief van 25 januari 2010 doet het College van Bestuur verslag van de
beslissingen die hij sedert 13 mei 2008 heeft genomen, waaronder de beslissing
geen nieuwbouw te realiseren, maar de locatie aan de Julianalaan te verbouwen.
Deze beslissing, die vanzelfsprekend van groot belang is voor de verleende
subsidie, is in de periode voorafgaand aan de brief van het college op geen enkele
wijze met OCW gecommuniceerd.
Door geen nieuwbouw te realiseren, maar in plaats daarvan een bestaand gebouw
te verbouwen heeft de Technische Universiteit Delft zich niet gehouden aan de
subsidievoorwaarden. De plannen voor en investeringen in het gebouw aan de
Julianalaan behelzen aanpassingen en uitbreidingen van een bestaand gebouw en
daarvoor was de bijdrage uitdrukkelijk niet bedoeld.
Ik kan dan ook niet anders dan concluderen dat Technische Universiteit Delft niet
heeft voldaan aan de verplichtingen die door het vorige kabinet aan de subsidie
verbonden zijn (het realiseren van nieuwbouw van een bepaalde statuur). Om die
reden heb ik het beschikbaar gestelde bedrag van 25 miljoen euro op grond van
artikel 4.49, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht
teruggevorderd. Deze middelen wend ik aan om de begroting 2011 van OCW
dekkend te maken. Tot slot het volgende.
U vraagt in uw brief naar mijn zienswijze ten aanzien van het verschil in
berekening van OCW en van de universiteit. Ik kan u hierover het volgende
meedelen.
Aan de destijds door OCW beschikbaar gestelde 25 miljoen euro ligt geen
calculatie ten grondslag. Er is dan ook geen sprake van een verschil in de
berekening van de universiteit en van OCW. De bijdrage van 25 miljoen euro was
uitdrukkelijk bedoeld als bijdrage in de kosten voor de bouw van een nieuw
architectonisch icoon. OCW heeft hierbij steeds nieuwbouw voor ogen gehad.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra