Gerechtshof Arnhem
Het hof wijst verzoek tot strafvervolging in âeigen vuurâ-incident
Afghanistan af
Arnhem, 14 oktober 2010 - De militaire beklagkamer van het gerechtshof
Arnhem heeft vandaag uitspraak gedaan in een zogeheten artikel 12
Sv-procedure. In die procedure is door de ouders van twee in
Afghanistan door eigen vuur omgekomen militairen (korporaal P. en
soldaat S.) verzocht de strafvervolging te bevelen van twee andere
militairen die bij dat fatale incident betrokken zijn geweest.
Het gaat om korporaal K., die een melding heeft gedaan van vier
personen op 800 meter afstand en om luitenant-kolonel H., die
uiteindelijk het bevel tot vuren heeft gegeven. Achteraf is gebleken
dat het bevel tot vuren is gegeven op basis van een verkeerde
plaatsbepaling en dat de schoten zijn afgevuurd op eigen militairen.
Volgens de ouders van de omgekomen militairen dient korporaal K.
strafrechtelijk te worden vervolgd omdat het aan zijn schuld te wijten
is dat het bevel tot vuren gebaseerd is op een foutieve plaatsbepaling.
Hij zou de melding vergezeld hebben laten gaan van een verkeerde
plaatsbepaling. Luitenant-kolonel H. dient volgens de ouders
strafrechtelijk te worden vervolgd omdat hij in de gegeven
omstandigheden geen bevel tot vuren had mogen afgeven.
De advocaat-generaal heeft in deze procedure het hof geadviseerd een
gerechtelijk vooronderzoek te bevelen. In haar ogen is er onvoldoende
duidelijkheid over de toedracht. Om uiteindelijk te kunnen bepalen of
een strafrechtelijke vervolging haalbaar is en om lessen te trekken
voor de toekomst, acht zij nader onderzoek naar de toedracht
noodzakelijk.
Het hof heeft het beklag afgewezen. Daarbij is voorop gesteld dat in
deze procedure slechts de vraag voorligt of er voldoende duidelijkheid
bestaat over de toedracht en of er een voldoende verdenking bestaat om
de strafrechtelijke vervolging te kunnen bevelen. Een analyse van
eventuele collectieve fouten op operationeel niveau, waaruit lessen
voor de toekomst kunnen worden getrokken, valt daar buiten.
Het hof is van oordeel dat er voldoende duidelijkheid bestaat over de
toedracht. Nader onderzoek zou een herhaling van zetten zijn en is
daarom niet zinvol. De bekende feiten en omstandigheden rechtvaardigen
echter geen strafvervolging, omdat het hof het onwaarschijnlijk acht
dat op basis daarvan een veroordeling zal volgen voor een aanmerkelijke
mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Het hof heeft ter beoordeling
daarvan gelet op de bijzondere context: een gespannen onrustige
situatie ter plaatse met manoeuvres van vijandelijke troepen, waarin
levens op het spel stonden en onder grote druk moest worden
gepresteerd.
Voorzover korporaal K. zijn melding vergezeld heeft laten gaan van een
foutieve plaatsbepaling kan dat, in de gegeven omstandigheden, niet
worden aangemerkt als het in aanmerkelijke mate verwijtbaar
onvoorzichtig handelen.
Luitenant-kolonel H. heeft met voldoende voorzorg het bevel tot vuren
gegeven. Hij heeft vastgesteld dat de plaatsbepaling niet kon worden
gekoppeld aan Nederlandse eenheden en heeft op basis van zijn ervaring
de kans als reëel in geschat dat sprake was van oppositionele troepen.
Dat de plaatsbepaling foutief bleek te zijn en dat er geen zekerheid
bestond over de aanwezigheid van wapens bij de gesignaleerde personen
kan hem, in de gegeven omstandigheden, niet worden tegengeworpen.
LJ Nummer
BO0388
Zie het origineel
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 14 oktober 2010 Naar boven