Rijksoverheid
Datum 8 oktober 2010
Onderzoek strooischade
Ons kenmerk
ETM/MC / 10147593
Bijlage(n)
1. Inleiding
Hierbij zend ik u de resultaten van het onderzoek "Strooischade: Een verkennend
(rechtsvergelijkend) onderzoek naar de mogelijkheden tot optreden tegen
strooischade" (hierna: onderzoek strooischade), zoals aan u is toegezegd in de
begeleidende brief van 17 april 2009 bij de kabinetsreactie op het Groenboek over
collectief verhaal voor consumenten (kamerstukken II, 22112, nr. 849) en tijdens
het AO Consumentenbeleid met de Tweede Kamer op 8 april jl.
Mijn ministerie heeft opdracht gegeven voor het onderzoek strooischade in het
licht van de aandacht die het onderwerp collectief verhaal heeft op nationaal en
Europees niveau. Het onderzoek is uitgevoerd door de landsadvocaat Pels Rijcken
en Drooglever Fortuijn N.V., in samenwerking met de Erasmus Universiteit
Rotterdam.
Collectief verhaal houdt in dat gedupeerden bij massaschade (een groot aantal
gelijksoortige schadegevallen) gezamenlijk hun schade kunnen verhalen op de
schadeveroorzaker. Een bijzonder vorm van massaschade is strooischade. Het
gaat bij strooischade om schade die voor elk van de benadeelden zo gering is, dat
het met het oog op de kosten niet loont die schade individueel te verhalen. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan schade als gevolg van ongeoorloofde
mededingingsbeperkende maatregelen.
In deze brief geef ik de resultaten van het onderzoek weer en formuleer ik mijn
conclusies en mogelijke vervolgacties op basis van het onderzoek.
2. Onderzoek
Aan de onderzoekers is een tweetal onderzoeksvragen meegegeven:
* Wat is de omvang van strooischade op dit moment, welke voorbeelden zijn er in
de praktijk, en hoe is geprobeerd eventuele schade te verhalen?
* Op welke wijze kunnen gedupeerden tegenover de schadeveroorzakers op een
effectieve en efficiëntie manier hun recht doen gelden?
De onderzoekers hebben de bij dit onderwerp betrokken organisaties, autoriteiten
en personen geïnterviewd in een veldonderzoek. Tevens heeft een
literatuuronderzoek plaatsgevonden en is strooischade in Europees perspectief
bezien. In het onderzoek staat strooischade ontstaan door schending van
consumenten en/ of mededingingsrechtelijke regels centraal.
Pagina 2 van 4
Directoraat
generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 10147593
Omvang van strooischade
Ter beantwoording van de eerste vraag beoogt het onderzoek inzicht te geven in
de omvang van het probleem, en meer in het bijzonder in de vraag of het bestaan
van strooischade door betrokken organisaties, autoriteiten en personen als een
probleem wordt ervaren.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorbeelden van strooischade, die tijdens het
veldonderzoek zijn genoemd, doen vermoeden dat het aantal gevallen van
strooischade talrijk is en de totale omvang ervan aanzienlijk. Tegelijkertijd blijkt
het onmogelijk de totale omvang van strooischade op een objectieve manier te
kwantificeren. Tevens blijkt dat partijen van mening verschillen over in hoeverre
strooischade een probleem is dat aangepakt dient te worden.
Bestaande mogelijkheden om strooischade te verhalen
De huidige mogelijkheden om strooischade te verhalen zijn:
Privaatrechtelijke buitengerechtelijke mogelijkheden (bijvoorbeeld: schikking,
arbitrage en geschillencommissie);
Privaatrechtelijke gerechtelijke mogelijkheden (bijvoorbeeld: individuele
vordering, collectieve actie op basis van artikel 3:305a en 3:305b BW,
verbindendverklaring van een collectieve schikking op grond van de Wcam);
publiekrechtelijke mogelijkheden (bijvoorbeeld: handhaving door de
toezichthouder).
Uit het onderzoek blijkt dat, ondanks de bestaande mogelijkheden, strooischade
nauwelijks verhaald wordt door consumenten. Het grootste probleem bij
(individueel en collectief) verhaal van strooischade is dat de schade zo gering is
dat het, op grond van een individuele en/ of collectieve kostenbatenanalyse, niet
loont deze schade te verhalen. Als belangrijkste knelpunten bij de aanpak van
strooischade kunnen worden genoemd de kosten en financiering van verhaalacties
in of buiten rechte, het ontbreken van prikkels voor de strooischadeveroorzakers
om met gedupeerden tot een schadeafwikkeling te komen, de duur van een
procedure, het kwantificeren van de schade, het bewijs en de vaststelling van de
identiteit van benadeelden.
Consumentenorganisaties stellen dat het benadeelden ontbreekt aan effectieve
mogelijkheden om tegen strooischade op te treden. Zij ervaren dit als een
maatschappelijk probleem waarvoor een oplossing moet worden gezocht. VNO
NCW en MKB Nederland zijn van mening dat de bestaande mogelijkheden om
tegen strooischade op te treden toereikend zijn, als benadeelden het belangrijk
genoeg vinden voor hun schade verhaal te zoeken.
Effectieve en efficiënte genoegdoening
De tweede onderzoeksvraag is toegespitst op alle mogelijkheden om strooischade
aan te pakken. De onderzoekers hebben gekeken naar zowel bestaande als
mogelijk nieuwe buitengerechtelijke mogelijkheden (bijvoorbeeld alternatieve
Pagina 3 van 4
Directoraat
generaal voor
Energie, Telecom en Markten
Directie Mededinging en
Consumenten
Ons kenmerk
ETM/MC / 10147593
geschillenbeslechting), privaatrechtelijke acties bij de rechter (bijvoorbeeld het
uitbreiden van de mogelijkheden van collectieve acties) en publiekrechtelijke
mogelijkheden (bijvoorbeeld het uitbreiden van de rol van toezichthouders). Bij de
verschillende mogelijkheden geven de onderzoekers aan wat de voor en nadelen
lijken te zijn indien toegepast bij strooischade. Daarnaast zijn oplossingsrichtingen
geïnventariseerd om knelpunten bij de aanpak van strooischade zoveel mogelijk te
verkleinen.
Het onderzoek geeft geen beleidsmatig oordeel over welke van de beschreven
mogelijkheden om strooischade adequaat aan te pakken de voorkeur heeft. In het
onderzoek wordt wel een voorzet gegeven voor een beoordelingskader met
criteria aan de hand waarvan de beleidsalternatieven getoetst zouden kunnen
worden. Daarbij is primair van belang welk doel men met de aanpak van
strooischade wenst te bereiken. Doelen die zijn te onderscheiden zijn:
adequate compensatie van gedupeerden;
ontnemen van onrechtmatig verkregen voordeel bij de schadeveroorzaker;
generale preventie.
Voor een overzicht van de geïnventariseerde mogelijkheden en het
beoordelingskader verwijs ik naar de samenvatting van het onderzoek (zie
bijlage).
3. Conclusies en beleidmaatregelen
Uit het onderzoek blijkt dat de huidige privaatrechtelijke mogelijkheden voor het
optreden tegen strooischade maar beperkt effectief zijn. Meestal is de schade per
individu te klein ten opzichte van de baten om een procedure lonend te maken.
Met betrekking tot compensatie van individuele gedupeerden geldt daarbij dat het
vaak ook niet mogelijk is om het individuele schadebedrag te bepalen. Ook biedt
het onderzoek naar mijn mening geen effectieve oplossingen voor deze
knelpunten via de privaatrechtelijke weg. In het verlengde daarvan zijn er wat mij
betreft onvoldoende aanknopingspunten om deze route nader te verkennen.
Het bovenstaande neemt niet weg dat strooischade in voorkomende gevallen
opgeteld tot een aanzienlijk collectief nadeel kan leiden. Het rapport schetst in
verband hiermee ook publiekrechtelijke mogelijkheden om tegen strooischade op
te treden. In tegenstelling tot de privaatrechtelijke mogelijkheden, die zich richten
op compensatie van benadeelden, richten de publiekrechtelijke mogelijkheden
zich op het wegnemen van onrechtmatig gekregen voordeel bij
schadeveroorzakers en generale preventie. Publiekrechtelijke bevoegdheden
kunnen gericht zijn op het beëindigen van de strooischade veroorzakende
overtreding, het bestraffen van een dergelijke overtreding, of een combinatie
daarvan. Ook het wegnemen van onrechtmatig verkregen winst dan wel het
afromen van verkregen winst behoort tot de mogelijkheden, onder het motto dat
een overtreding niet mag lonen. Het consumentenvertrouwen zal hierdoor
toenemen. Deze overwegingen in acht genomen, acht ik het zinvol nader te
onderzoeken of de bestaande toezichthouders, binnen hun publiekrechtelijke
verantwoordelijkheid, een rol zouden kunnen spelen bij het aanpakken van
strooischade, en zo ja, welke rol.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken